De navel der aarde
In Israël, de navel der aarde, heeft God Zijn niet aflatende liefde aan Zijn volk betoond. Daar is Gods Zoon door de Heilige Geest uit een vrouw geboren. Daar heeft Hij smaad en hoon verdragen. Daar heeft het kruis gestaan. Daar vond de verlossing plaats. Daar is Hij opgestaan. Daar is Hij ten hemel gevaren, en daar zullen Zijn voeten ‘te dien dage’ staan op de Olijfberg, die ten oosten van Jeruzalem ligt! Daar zal de strijd tussen de Heere Jezus en de tegenstander beslecht worden. In Jeruzalem zal de ‘gruwel der verwoesting’ worden opgericht. Daar zal de wereldgeschiedenis tot zijn voleinding komen. En daartoe dienen de zeven zegels, tot de voleinding van deze boze eeuw. Daar zal het oordeel beginnen. Petrus schrijft dat het oordeel begint bij het huis van God (1 Petr. 4:17). In de context van de Petrusbrief is dat het volk Israël. En dat is helemaal in overeenstemming met het Oude Testament. Jeremia 25 zegt dat het bij Jeruzalem begint. Aan Jeruzalem wordt eerst de beker (van de gramschap) overhandigd. Vervolgens komen de landen rondom Israël in aanraking met Gods gerechtigheid. Ten laatste zal de ‘koning van Babel’, de grote machthebber van de eindtijd, de beker van Gods gramschap krijgen uitgereikt (Jer. 25:26; Sesak is een soort geheimtaal, want Sesak is in het Hebreeuwse alfabet het spiegelbeeld van het woord Babel).
Chronologie
We moeten de opeenvolgende hoofdstukken van het boek Openbaring niet louter chronologisch lezen, want dat kan verwarring geven. Johannes ziet het ene gezicht na het andere. Die opeenvolgende gezichten, dát is de chronologie in het boek Openbaring. Openbaring is niet een beschrijving van opeenvolgende gebeurtenissen op aarde. Vandaar dat bijvoorbeeld in het ene gezicht gesproken wordt over verzegelden, terwijl verderop in een ander hoofdstuk en in een ander gezicht, diezelfde verzegelden weer voorkomen. Het gaat dan over dezelfde mensen. Zo wordt er in het ene gezicht gesproken over het gebied van de Eufraat en in een ander gezicht ook weer. De chronologie zit 'm dus niet zozeer in het tijdstip van de gebeurtenissen zelf, als wel in de opeenvolging van de gezichten, die Johannes ontvangt.
De Heere Jezus spreekt in Zijn eindtijdredes ook over gebeurtenissen die Johannes later in de Geest in de dag des HEEREN ziet. Openbaring is een aanvulling en afronding van het profetisch Woord. De Heere Jezus spreekt in Mattheüs 24 over het begin van de weeën en dat dit allemaal moet geschieden 'en nog is het einde niet'. Openbaring spreekt over de laatste weeën. We zien door de zeven zegels, de zeven bazuinen en tot slot door de zeven schalen van gramschap, Gods oordelen over een goddeloze, afvallige wereld steeds zwaarder worden. Dat is niet omdat de Heere God graag wil oordelen, maar (met alle eerbied gesproken) Hij móet wel! Het is slechts door de loutering van de oordelen, dat de inwoners der wereld gerechtigheid leren, zegt Jesaja.
Gods liefde en Gods oordelen
Iemand heeft eens gezegd dat Gods liefde ook blijkt uit Zijn oordelen! Dat is misschien moeilijk te vatten, maar we moeten bedenken dat God in Zijn Wezen liefde is (1 Joh. 4:8 en 16). Klaarblijkelijk zijn oordelen nodig om Zijn doel te bereiken en alles te herstellen. Hij zal in Christus het koningschap der wereld op Zich nemen. En er moet een zuivering plaatsvinden, opdat Zijn liefde tot volle ontplooiing kan komen op een herstelde en uiteindelijk ook vernieuwde aarde.
In die oordeelstijd wordt ook het heil verkondigd op de aarde. Voor hen die gelovig ingaan op die boodschap staat de deur van genade ook in die tijd open. Zo lezen we in Openbaring 11: "En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderd zestig dagen lang profeteren" (vs. 3). Deze twee getuigen zullen hun getuigenis met de dood moeten bekopen (vs. 7-9).
Ook anderen, die in die 'ure der verzoeking' beproefd worden en gedurende die tijd trouw zijn in het geloof, zullen om het getuigenis van Jezus worden gedood en aan het zwaard ten prooi vallen (Openb. 13:10). Maar zij zullen op een speciale plaats (onder het altaar) door de Heere bewaard worden en opstaan vóórdat de duizend jaren aanvangen, om dan met Christus als koningen te heersen en zo te delen in Zijn heerlijkheid (Openb. 20:4).
Ook zullen zij, die geloven en het teken van het beest niet willen aanvaarden, niet kunnen kopen of verkopen, en zo zichzelf buiten de samenleving plaatsen. Zij lopen logischerwijs gevaar te verhongeren.
Gods gerechtigheid
"Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! (de NBG-’51 vertaling heeft hier in plaats van heiligen: volkeren). Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden" (Openb. 15:3 en 4). Jesaja zegt in dit verband: "Ook in de weg van Uw oordelen, HEERE, hebben wij U verwacht; naar Uw Naam en naar Uw gedachtenis gaat het verlangen van onze ziel uit. Met heel mijn ziel verlang ik naar U in de nacht, ja, met mijn geest diep in mij zoek ik U ernstig. Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is" (Jes. 26:8 en 9).
Verderop in het boek Jesaja lezen we: “Zie, een Koning zal regeren in gerechtigheid, en vorsten zullen heersen overeenkomstig het recht (…) Het recht zal wonen in de woestijn en de gerechtigheid zal verblijven op het vruchtbare veld. De vrucht van de gerechtigheid zal vrede zijn, en de uitwerking van de gerechtigheid: rust en veiligheid tot in eeuwigheid” (Jes. 32:1, 16 en 17).
Gerechtigheid is, kort gezegd, dat wat in overeenstemming is met Gods wil. Als de volkeren door de oordelen heen onderworpen worden aan de Allerhoogste, zullen zij voor Hem buigen en Hem dienen.
De Heere God laat de wereld niet over aan de machten van het kwade en de verdorvenheid van zondaars.
Uiteindelijk komt alles goed. Hij zal rechtvaardig regeren. Hij zal de structuren veranderen. Hij zal gerechtigheid laten zien en laten zegevieren. Daarvoor zijn Zijn oordelen nodig. De weeën zijn pijnlijk, een pijn van grote benauwdheid. Er zal een tijd van grote verdrukking zijn. Maar God brengt door een nieuwe ‘geboorte’ een nieuwe wereld voort, een nieuwe samenleving, waar Gods gerechtigheid heerst en Zijn liefde ervaren zal worden. In de gebeurtenissen van Openbaring zit een doel waarom al deze dingen moeten geschieden. De uitkomst van alle gebeurtenissen is positief, want God komt ermee tot Zijn doel. Van alles wat er staat te gebeuren, van alle plagen die de mensen dan te verduren zullen hebben, zal God de schuld krijgen. De Spreukendichter heeft al eens gezegd: De dwaasheid van de mens verderft zijn eigen weg, en dan is zijn hart boos op de HEERE! (Spr. 19:3). Bovendien moeten we niet vergeten dat satan (= tegenstander) nog altijd de ‘god van deze eeuw’ is (2 Kor. 4:4). Hij is de verleider en de Heere Jezus noemde hem ‘een mensenmoordenaar van het begin af’ en ‘een leugenaar en de vader der leugen’ (Joh. 8:44). Deze kwalificaties vinden we terug in ‘zijn’ wereld: moord en doodslag, terwijl de leugen regeert.
De weeën van de eindtijd
Bij al de plagen en rampen die er in de toekomst zullen plaatsvinden, valt het op dat er sprake is van een drievoudig wee: "En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen" (Openb. 8:13).
Dit drievoudig wee heeft betrekking op de drie laatste bazuinen. Weeën hebben altijd een doel. Zij zijn de voorboden van iets dat in wording en zeer aanstaande is. Weeën gaan vooraf aan een geboorte en zijn pijnlijk. Ze moeten geschieden, zijn absoluut nodig om tot nieuw leven te komen. En hoe dichter de geboorte nabij komt, des te pijnlijker de weeën, en des te groter de verdrukking. Maar ze zijn absoluut nodig. God laat uit de oude, goddeloze wereld een nieuwe samenleving laten ontstaan. De onrechtvaardigheid moet derhalve worden omgebogen tot rechtvaardigheid. Dat kan alleen maar door een Goddelijke zuivering, die met pijnlijke weeën gepaard gaat. Het zal een openbaring van Gods gerechtigheid zijn.
Het eerste wee
- “En de vijfde engel blies op de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen. En hem werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven. En hij opende de put van de afgrond, en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven. En de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben. En tegen hen werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden. En hun werd macht gegeven, niet om hen te doden, maar om hen te pijnigen, vijf maanden lang. Hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken maar die niet vinden. En zij zullen ernaar verlangen te sterven, maar de dood zal van hen wegvluchten.
En de sprinkhanen zagen eruit als paarden die voor de oorlog gereedgemaakt zijn. En op hun koppen droegen zij kransen als van goud, en hun gezichten leken op gezichten van mensen. En zij hadden haar als haar van vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen. En zij hadden borstharnassen van ijzer, en het geluid van hun vleugels was als het geluid van wagens met veel paarden die ten strijde snellen.
En zij hadden staarten die leken op schorpioenen, en er zaten angels aan hun staarten. En zij hadden de macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.
En zij hadden een koning over zich, de engel van de afgrond. Zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon. Het ene wee is voorbijgegaan. Zie, nog twee weeën komen hierna" (Openb. 9:1-12).
Vers 1 spreekt over een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, die de sleutel van de put van de afgrond gegeven werd. Die ster is een engel; 'haar' is vrouwelijk, omdat het woord 'ster' vrouwelijk is. Deze engel wordt koning en engel van de afgrond genoemd. Ook de naam van de engel wordt genoemd: Abaddon en Apollyon. Beide namen betekenen: verwoester, vernietiger. We zien hierin de machten der duisternis, die zich voordoen als engelen (des lichts), als verleiders, maar tegelijk in hun verleiding als verwoesters. Het gevolg van de opening van de afgrond is, dat er een enorme verwoesting plaatsvindt. Tevens zien we hier in dit bijbelgedeelte, dat de machten der duisternis nu zichtbaar hun verderf brengen. Tot die tijd waren deze wezens verborgen in de afgrond. Maar wanneer satan tot zijn hoogtepunt van verderf komt, wordt alles, ook de afgrond en de machten der duisternis, zichtbaar.
Het tweede wee
- "En de zesde engel blies op de bazuin, en ik hoorde uit de vier horens van het gouden altaar dat vóór God stond, één stem komen. Die zei tegen de zesde engel die de bazuin had: Maak de vier engelen los die gebonden zijn bij de grote rivier, de Eufraat. En de vier engelen werden losgemaakt. Zij waren in gereedheid gehouden tegen het uur en de dag en de maand en het jaar dat zij het derde deel van de mensen zouden doden. En het aantal bereden troepen bedroeg tweemaal tienduizend maal tienduizend, en ik hoorde hun aantal. En in dit visioen zag ik de paarden en hen die erop zaten aldus: ze hadden vuurrode en rookkleurige en zwavelkleurige borstharnassen. En de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel. Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwam. Want hun macht ligt in hun mond en in hun staart, want hun staarten zijn als slangen, met koppen eraan, en daarmee brengen zij schade toe. En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen.
Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal" (Openb. 9:13-21).
De beschrijving in verband met het tweede wee gaat door tot Openbaring 11:14.
De Eufraat (Openb. 9:14) stroomt onder meer door het huidige Irak. In Irak ligt de plaats Babylon, waarvandaan de legers van de koningen van de opgang der zon (= uit het oosten) zullen optrekken. We lezen over een groot leger, dat vanuit die regio zal optrekken naar Jeruzalem: "En de zesde engel goot zijn schaal uit over de grote rivier, de Eufraat. En haar water droogde op, zodat de weg gereedgemaakt werd voor de koningen uit de richting waar de zon opgaat" (Openb. 16:12). Vanuit Jeruzalem gezien ligt Babel precies ten oosten van deze stad. Daar vandaan, waar de koning van Babel, de grote machthebber van de eindtijd, woont, zullen de legers optrekken.
Het derde wee
- "En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid" (Openb. 11:15).
"Wij danken U, Heere, God de Almachtige, Die is en Die was en Die komt, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning geworden bent" (Openb. 11:17).
"En de tempel van God in de hemel werd geopend en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel. En er kwamen bliksemstralen, stemmen, donderslagen, een aardbeving en grote hagel" (Openb. 11:19).
Tot die tijd was het koningschap in handen van satan geweest. Maar op het moment dat de luide stemmen klonken in de hemel, die het koningschap van de Christus aankondigden, kwam er oorlog in de hemel: "Toen brak er oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, ook de draak en zijn engelen voerden oorlog.
Maar zij waren niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.
En de grote draak werd neergeworpen, namelijk de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen.
En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen" (Openb. 12:7-10). Dit is de finale uitwerking van datgene wat de Heere Jezus gezegd heeft: "Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen" (Luk. 10:18).
- "En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.
Daarom, verblijd u, hemelen, en u die daarin woont! Wee (d.i. het derde wee) hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.
En zodra de draak zag dat hij op de aarde was neergeworpen, ging hij de vrouw vervolgen die het mannelijke Kind gebaard had.
En aan de vrouw werden twee vleugels van een grote arend gegeven, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij gevoed wordt, een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang" (Openb. 12:11-14).
“De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat” (Ps. 24:1). Toen Christus aan het kruis van Golgotha zegevierde, heeft Hij de overheden en machten overwonnen en ontwapend, en hen openlijk tentoongesteld. Deze overwinning werd zichtbaar in Zijn opstanding uit de dood.
Satan, de oude slang, kan alleen maar zijn activiteiten ontplooien, voor zover het de oude schepping betreft. Wat de nieuwe schepping betreft, daar heeft de duivel daar geen enkele invloed meer op. Het terrein van de nieuwe schepping is niet zijn terrein. Eigenlijk is dat terrein afgebakend door het bloed van Christus. Wie in Christus is, is een nieuwe schepping, het oude is voorbijgegaan, en het nieuwe is gekomen (2 Kor. 5:17). Toch leven wij op aarde met een 'oud' lichaam, dat bij de oude schepping hoort; bovendien worden we geconfronteerd met de aanvallen van de tegenstander. Daarom zegt Paulus: "Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden (...) in de dag van het kwaad" (Efe. 6:10 en 13). Zo zorgt God voor ons, die het nieuwe leven door Gods Geest hebben ontvangen, maar nog tijdelijk in hun oude lichaam rondlopen. Daartoe heeft God een wapenrusting gegeven met een schild erbij zelfs, tegen de aanvallen van de boze. Die wapenrusting is om te kunnen standhouden in die boze wereld. Ja, met die machtige wapenrusting kunnen wij zelfs de vurige pijlen van de boze doven. Dus wij hebben van God een beschermende voorziening gekregen in een wereld waarin satan regeert. Een wapenrusting om als overwinnaars in deze boze dag te kunnen standhouden. Het ergste wat satan ons nu, in deze boze dag, kan aandoen, is dat hij deze oude mens het leven beneemt. Zoals satan de gelovigen in de Openbaring-tijd vanwege hun getuigenis van Christus door het zwaard zal doen omkomen. Desalniettemin bezitten de Zijnen eeuwig leven, dat dwars door de dood heen, bestemd is tot heerlijkheid!