Als God iets wil, gebeurt het… of niet?
Sommige gelovigen stellen dat als God iets wil, dit altijd gebeurt. Als dit namelijk niet het geval zou zijn, dan zou dit afbreuk doen aan Zijn almacht.
Derhalve stellen zij o.a. op grond van deze tekst dat alle mensen gered worden, want ‘God wil dat’. Anderen zeggen dat God dit wel wil, maar of het gebeurt is afhankelijk van de keuze die mensen maken. Verschillende meningen dus.
Nu is het nogal wat dat wij als kleine mensen met onze beperkte geest menen te mogen en te kunnen beoordelen hoe de almachtige God en HEERE in elkaar steekt en hoe Hij tot een rechtvaardig oordeel komt. Daarbij is het ook nog eens de vraag hoe wij ‘almacht’ kunnen definiëren, als wij dit al kunnen vatten en omschrijven als zwak en sterfelijk mens. Het is in deze zaken misschien verstandig om de aanbeveling van Prediker te volgen die stelt dat het wijs is om tegenover God goed op je woorden te letten, omdat God in de hemel is en wij op de aarde (Pred. 5:2).
In dit artikel gaan we verder niet in op de vraag óf alle mensen uiteindelijk wel of niet daadwerkelijk zalig zullen worden. Dat vergt een veel uitgebreidere behandeling. Nu willen wij slechts proberen wat meer zicht te krijgen op de wijze waarop Gods wil werkt. De wijsheid van Prediker in acht nemend, willen wij dit met voorzichtigheid en nauwkeurigheid doen. Daarom staan wij hoofdzakelijk bij slechts één gedeelte stil en dat is het al eerder genoemde 1 Timothëus 2:3b-4: “God, onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” Daarbij hebben wij natuurlijk ook oog voor de context (vers 1 t/m 7) waarbinnen deze tekst staat.
De context van 1 Timothëus 2
In 1 Timotheüs 2:1 roept Paulus bij het begin van een serie praktische vermaningen de gelovigen ertoe op om allereerst in gebed te gaan. Paulus noemt daarbij verschillende soorten gebed die gedaan dienen te worden ten behoeve van alle mensen. Met ‘alle mensen’ kan hier ook ‘allerlei soorten mensen’ bedoeld worden, want het Griekse woord voor ‘alle’ (pas) wordt zonder lidwoord gebruikt en dan kan het ook allerlei betekenen. In het volgende vers noemt Paulus zo’n soort van mensen, namelijk koningen en allen die hooggeplaatst zijn. Paulus noemt hier de overheden in het bijzonder, omdat zij een grote invloed hebben op de vrijheid van godsdienst en het welzijn van de gelovigen. Dit past ook bij de uitwerking en het doel van het bidden waartoe hij oproept. De uitwerking van dit bidden is in vers 2 terug te lezen waar Paulus het heeft over gelovigen die een rustig en stil bestaan leiden waarin zij op goede wijze vanuit geloof kunnen leven. Het doel van het bidden vinden wij in vers 3 en 4 terug, waarin o.a. staat dat het Gods wil is dat “alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” Niet minder belangrijk zijn de verzen die er op volgen. In vers 5 en 6 vinden wij de weg tot behoud beschreven, namelijk Christus Jezus Die Zich als een losprijs voor allen heeft gegeven. In vers 7 vinden wij tot slot het middel terug waarop dit evangelie tot alle volken komt. Paulus is namelijk als prediker en apostel aangesteld ter verkondiging van Christus onder de volken.
Het is bijzonder maar tegelijkertijd ook logisch dat de strekking van deze verzen heel duidelijk terug te zien is in Paulus’ bediening. Het was Paulus die inderdaad naar alle volken (van de toenmalige bewoonde wereld) ging en hen het Evangelie verkondigde en die ook naar de wereldleiders ging om hen het Evangelie te verkondigen. Wij zien Paulus achtereenvolgens als “gevangene van de Heere” voor de Joodse Raad (Hand. 23), stadhouder Felix (Hand. 24), Stadhouder Festus (Hand. 25), koning Agrippa (Hand. 25-26) en uiteindelijk de keizer. Wat zijn doel met zijn gevangenschap was, wordt onder andere duidelijk als Paulus in Handelingen 26:29 op Agrippa reageert als deze stelt dat Paulus hem bijna overtuigt om christen te worden: “Ik zou van God wel wensen dat, én bijna én geheel, niet alleen u maar ook allen die vandaag naar mij luisteren, zouden worden zoals ik ben, uitgezonderd deze boeien.”
Samengevat kunnen wij stellen dat Paulus in 1 Timotheüs 2 zegt dat hij wil dat de gelovigen bidden voor het tot geloof komen van alle mensen, in het bijzonder de overheden. De grondslag van dit voorschrift is dat dit goed is in Gods ogen, omdat Hij wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen. Paulus is daartoe als middel aangesteld als een leraar van de volken. Dit gedeelte en ook vers 3b-4 hebben dus betrekking op de evangelieverkondiging onder de volken zoals die onder Paulus begonnen is.
Uitwerking in de praktijk
De vraag is nu of datgene wat Paulus in 1 Timotheüs 2 beschrijft ook daadwerkelijk gebeurde. Kwamen bijvoorbeeld de overheden aan wie het evangelie verkondigd werd tot geloof? Soms gebeurde dit inderdaad. Denk in een eerdere periode aan de hoofdman die Jezus vraagt zijn knecht te genezen (Mat. 8), de hoofdman bij het kruis (Mat. 27) en Cornelius (Hand. 10). Maar denk ook bijna drie eeuwen later aan, hoe dubieus dit misschien ook was, keizer Constantijn onder wie er in 315 na Christus vrijheid van godsdienst kwam. Maar soms kwamen overheden ook niet tot geloof. In Handelingen 24 zien wij dat stadhouder Felix Paulus regelmatig bij zich ontbiedt en met hem spreekt. Maar Felix doet dit vooral omdat hij hoopt dat Paulus hem losgeld betaalt om vrij te komen. Uiteindelijk laat Felix als zijn termijn erop zit, Paulus in gevangenschap achter om de Joden een gunst te bewijzen. Veel later komt Paulus bij keizer Nero terecht. Daar loopt het nog slechter af. In 2 Timotheüs 4 voorspelt Paulus vanuit gevangenschap zijn dood. Volgens overlevering is Paulus rond 67 in Ostia even ten oosten van Rome door onthoofding om het leven gebracht. Wij weten dat dit niet de enige daad van Nero tegen gelovigen was. Hij vervolgde hen ernstig en liet hen in de arena ombrengen, onder andere hangend aan brandende kruisen. Ondanks de ongetwijfeld vele gebeden van gelovigen kwam Nero niet tot geloof en was er zeker geen sprake van een stil en rustig leven voor de gelovigen te Rome.
Na Nero zijn er nog heel wat keizers geweest die de christenen vervolgd hebben. Maar ook andere overheden hebben zich schuldig gemaakt aan christenvervolgingen. Zelfs christelijke overheden pleegden wandaden tegenover geloofsgenoten. Zo vervolgde de toentertijd door de paus genoemde ‘allerchristelijkste koning’ Lodewijk XIV de Hugenoten op gruwelijke wijze. Maar ook Protestanten lieten zich later niet onbetuigd in het vervolgen en ombrengen van Katholieken. Verder valt te denken aan het kolonialisme en de daaraan gekoppelde slavernij die dood en verderf brachten, ook door gelovigen ten koste van gelovigen. In deze tijd zien wij nog christenvervolgingen in onder andere het Midden Oosten, Noord Korea en Afrikaanse landen. Ondanks het getuigenis dat van martelaren uitgaat, verwerpen tal van overheden het evangelie van Jezus Christus en vervolgen zij zelfs juist hen die deze boodschap van verlossing, liefde en vrede verkondigen.
Ondanks dat God wil dat alle mensen behouden worden en dat de weg hiertoe vanuit gebed door vele gelovigen bewandeld is en wordt, komen overheden toch niet altijd tot geloof en vervolgen zij zelfs de gelovigen. Wat God in dit opzicht wil, gebeurt dus niet altijd.
Hoe zit het dan met Gods wil?
Als God dan wil dat alle mensen zalig worden, waarom gebeurt dit dan niet? Om hier iets van een antwoord op te krijgen, is het van belang om naar de betekenis van het woord ‘wil’ in 1 Timotheüs 2:4 te kijken. In het Grieks wordt hier het woord ‘thelo’ gebruikt, wat duidt op willen in de zin van wensen. Bij dit wensen, kun je iets willen zonder dat dit gegarandeerd ook gebeurt. Vanuit een aantal andere teksten in de Bijbel waar ‘thelo’ wordt gebruikt zien wij deze betekenis duidelijk naar voren komen:
“Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten” (Matt. 7:12). Wij begrijpen allemaal dat wat wij wensen dat een ander ons doet, niet altijd gebeurt.
“Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars” (Matt. 9:13). De Heere Jezus zei dit juist omdat men wel offers bracht, maar geen barmhartigheid deed.
“Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Een is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden” (Matt. 19:17). De mens kan wensen het eeuwige leven binnen te gaan, maar het is enkel God Die de toegang kan verlenen.
Wanneer het gaat om willen wat zich direct vertaalt in daden, dan wordt in het Grieks ‘boulomai’ gebruikt. Een heel mooi samenspel van de woorden ‘thelo’ en ‘boulema’ (zelfst. naamwoord) is in Romeinen 9:16-19 terug te vinden. Daar staat geschreven dat de mens kan wensen (thelo) dat God hem een bevoorrechte positie geeft, maar dat hij afhankelijk is van Gods ontferming. In vers 18 staat vervolgens dat God Zich ontfermt over wie Hij wenst (thelo) en dat Hij verhardt wie Hij wenst (thelo). Tot slot zien wij in vers 19 dat Gods wensen (thelo) en Zijn handelen (ontfermen/verharden) uit vers 18 samengaan in Zijn willen/raadsbesluit: “Want wie heeft Zijn wil (boulema) weerstaan?”
Ondanks Gods raadsbesluit aangaande Zijn ontferming en verharding – waarbij het in Romeinen 9 toch in de eerste plaats over Israël als volk gaat – blijft echter toch de keuze aan de individuele mens om Gods heil wel of niet aan te nemen. Dit is ook in overeenstemming met wat wij in een eerder artikel concludeerden ten aanzien van de vraag of de mens een vrije wil heeft. Maar ook een gedeelte als Ezechiël 18:21-24 toont dit aan. Daar staat dat wanneer de goddeloze zich van zijn werken bekeert, hij niet zal sterven en vergeving zal ontvangen. Wanneer echter de rechtvaardige zich afkeert van God, dan zal hij sterven. In het midden van die twee waarheden staat het volgende veelzeggende vers: “Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven?” (Ezech 18:23).
Zo kunnen wij in ieder geval concluderen dat het werkelijk Gods wens is dat de mensheid gered wordt en tot kennis van de waarheid komt. En… we zien ook dat God de mens een zekere keuzevrijheid gegeven heeft en de mens vooralsnog niet altijd kiest wat God wenst.
Los daarvan is het wel zo dat God in uitzonderlijke gevallen kan ingrijpen als Hij hiertoe besluit.
Het onmogelijke dilemma
De vraag die nu nog overblijft is of het gegeven dat Gods wens niet altijd gevolg krijgt, afdoet aan Zijn almacht. Naar de menselijke rede lijkt dit wel het geval te zijn. Maar naar diezelfde menselijke rede valt God niet te bevatten. Niemand heeft ooit God gezien, zegt de evangelist Johannes (Joh. 1:18), laat staan dat wij Zijn gedachten kennen méér dan weergegeven wordt in de Bijbel. Vanuit dezelfde beperkte menselijke en ook met zonde behepte rede van de mens zouden wij ook een ander onmogelijk dilemma kunnen noemen ten aanzien van Gods almacht: “Als God almachtig is, kan Hij dan een steen maken die zo zwaar is dat Hij deze zelf niet op kan tillen?” Deze en andere bizarre vragen tonen aan dat de menselijke geest de Goddelijke niet kan bevatten. Het zijn vragen die voortkomen vanuit de menselijke drang tot zelfoverschatting en hoogmoed met de intentie om zichzelf naast of zelfs boven God te plaatsen. God Zelf en Zijn besluitvorming in verleden, heden en toekomst valt voor ons niet te bevatten. Laten wij daarom waken voor het trekken van menselijke conclusies over God.
“O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst iets gegeven en het zal hem vergolden worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.” (Rom. 11:33-36)