Na de afsluiting van de Handelingen-periode en de terzijdestelling van Israël als heilsvolk (Hand. 28:28) ontving de apostel Paulus een speciale opdracht om de gemeente te dienen: “Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening1, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het Woord van God tot z’n volle recht te doen komen, het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan Zijn heiligen.” (Kol. 1:25, 26). Hij mocht Gods verborgen plan met de heidenen openbaren. Dit plan was eerder niet bekendgemaakt in voorgaande eeuwen en generaties. Paulus was in Rome als een gevangene in de Here (Efe. 4:1) en mocht de onnaspeurlijke rijkdom van Christus verkondigen.
Lichaam van Christus
Het geheimenis, dat Paulus bekend mocht maken is, dat de gelovigen één lichaam vormen met Christus (Efe. 3:6 ‘medeleden’ = Lett. ‘samen-lichaam’), en met Hem delen in alles wat Hij is en bezit (zie Efe. 1:22, 23). We zijn niet alleen met Hem ‘mede levend gemaakt’, maar ook met Hem ‘mede opgewekt’ en ons is ‘mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten’ (Efe. 2:5, 6).
Onze zegeningen zijn in het (boven)hemelse en daar moet onze aandacht op zijn gericht (Kol. 3:1-2).
De hoop van Abraham
De beloften die wij hebben ontvangen zijn niet dezelfde als die Abraham ontving. Tijdens de periode, beschreven in de Evangeliën was Gods roep gericht tot Israël (Luk. 1:68-79). De Here Jezus was een ‘dienaar der besnedenen’ (Rom. 15:8). Het boek Handelingen sluit hierop aan met de vraag van de discipelen: “Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap (of: koninkrijk) voor Israël?” (Hand. 1:6)
Dit Koninkrijk was en is de hoop van Israël en behoort tot de erfenis van het volk. God beloofde dit Koninkrijk aan Abraham, Izak, Jakob en de twaalf stammen (Hand. 26:6-7). Als Israël het koningschap ontvangt zullen alle (heidense) volkeren tot discipelschap gebracht worden. Israël zal het ‘hoofd der volken’ zijn (Jer. 31:7). De heidenen zullen delen in het Koninkrijk en zijn daarin ondergeschikt aan Israël.
Het Nieuwe Verbond
Het Oude Verbond werd destijds gesloten met Israël (Exod. 19) na de bevrijding uit Egypte. Jeremia zegt, dat er in de toekomst een nieuw Verbond zal komen met ‘het huis van Israël en het huis van Juda’ (Jer. 31:31). Dit wordt bevestigd in Hebreeën 8:8 e.v. Deze beloften zijn van toepassing op Israël volgens Romeinen 9:3-4.
Het Lichaam van Christus staat hier buiten. De relatie met de opgestane en verheerlijkte Heer is niet gebaseerd op een Verbond, maar vormt een wezenseenheid (één Lichaam) met Hem.
Nieuw
God, die ons heeft uitverkoren in Christus vóór de grondlegging der wereld en ons de ‘zoonplaats’ heeft gegeven (Efe. 1), begon dus duidelijk iets nieuws na Handelingen 28. Een nieuw werk onder alle volkeren (= Joden en heidenen). Hij openbaarde via Paulus het geheimenis van het ene Lichaam, bestaande uit gelovige Joden en heidenen. Onze positie is in de hemel, met Christus gezeten in Zijn macht ‘ter rechterhand Gods’. De vervulling van onze hoop ligt in de hemel. We delen met Christus in de erfenis van alle dingen. De verschijning met Christus in heerlijkheid is onze verwachting…! (Kol. 3:4)
Voetnoot
- Hier wordt het Griekse woord ‘oikonomia’ gebruikt. Dit is een samentrekking van twee woorden: oikos = huis, en nomos = wet of regel. Letterlijk vertaald betekent het: huishouding (ons woord ‘economie’ is ervan afkomstig). De Statenvertaling gebruikt hiervoor het woord ‘bedeling'.
Paulus verklaart in deze verzen dus, dat de huishouding van het geheimenis aan hem gegeven is. Dat wil zeggen: hij is de huishouder of rentmeester. Als we dus willen weten wat belangrijk is in deze bedeling dan moeten we in de leer gaan bij Paulus, met name voor zover hij daarover spreekt in zijn latere brieven, die hij geschreven heeft tijdens zijn gevangenschap.