Een gordel werd om het middel gedragen om zo de kleren een beetje bij elkaar te houden.
In Mattheüs 3:4 wordt beschreven dat Johannes de Doper kleding aan had van kameelhaar en er een leren gordel omheen had.
De uitdrukking ‘de lendenen omgord’ is wel bekend vanuit de Bijbel. Gordels waren wel van leer, zoals bij Elia (2 Kon. 1:8), wellicht van zijde in de duurdere kringen, en hadden ook de functie om er spullen van waarde in de bewaren. In de goedkoopste uitvoering werd het geld er zo ingerold en dan om het middel vastgeknoopt.
In Mattheüs 10 krijgen de twaalf discipelen hun eerste opdracht met de opmerking erbij: “Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels” (vs. 9).
De duurdere leren exemplaren hadden aan de binnenzijde afsluitbare vakjes en vandaag de dag zijn ze nog steeds te koop, riemen met (geheime) opberg mogelijkheden voor niet te grote waardevolle dingen, zoals bankpasjes, geld, waardepapieren, e.d.
Er wordt reclame voor gemaakt met de kreet: Een kluis om uw middel. En ze zijn nog steeds te koop bij vooral Outdoorwinkels en Runnershops. Er zitten kleine ritsen in om sleutels en geld in te bewaren en je kunt er drinkflesjes aan vast maken. Je kunt er ook een houdertje aan doen om je mobieltje in de doen, een onmisbare attribuut deze dagen.
Vroeger hechtte men in voorkomende gevallen wel een zwaard aan de gordel, volgens
2 Samuël 20:8. Het lijkt er op, dat er een bepaalde minimum leeftijd was om een gordel te dragen volgens 2 Koningen 3:21. Dat klopt inderdaad met wat we lezen in Numeri 1, vers 45: “Allen van de Israëlieten die geteld waren, allen die met het leger uittrokken in Israël, naar hun familie, van twintig jaar oud en daarboven …”, enz.
De lendenen omgorden
De kleren die men in Azië droeg (en nog wel draagt) zijn veelal lang, om het lichaam te beschermen tegen de felle zon. Zo’n lang kleed tot op de voeten had ook nadelen. Moest je een keertje hardlopen en je haasten dan kon je er last van krijgen en dus trok men de kleding iets op en omgordde zich dan met een gordel. Dat komt o.a. ter sprake als het volk Israël zich op moet maken om uit Egypte te vertrekken.
Exodus 12, vers 11: “En zo moet u het eten: uw middel omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in de hand.” Klaar om te vertrekken dus, het middel omgord met de gordel. Een gordel is dus ook een heel persoonlijk ding. Je draagt hem om jouw lichaam met je eigen spullen erin en om je kleding vast te houden.
Jeremia moet een linnen gordel kopen
Dan lezen we dat de profeet Jeremia van God een linnen gordel moet kopen en om zijn middel dragen en erom denken dat de gordel niet nat wordt. Hij gehoorzaamt en koopt een gordel en doet hem om en loopt er kennelijk mee rond. Van zijn volksgenoten zal op dit moment niemand zien dat er iets bijzonders met Jeremia aan de hand is. Hij heeft gewoon een nieuwe gordel en draagt die. Maar dan komt God met de opdracht dat hij die gordel moet gaan verstoppen bij de Eufraat in de kloof van een rots.
Dat is een opmerkelijke opdracht en een fiks eind lopen. Met een moderne afstandentabel over de autoweg ruim 1000 km en vliegen in een rechte lijn 800 km. Het lijkt me dat Jeremia daar wel even mee bezig was. Als je 40 km per dag zou kunnen lopen, ben je er nog altijd met de sabbatdagen tussendoor een week of vijf mee bezig. Vervolgens een geschikte plaats zoeken, de gordel verstoppen en de terugreis aanvaarden.
Al met al een paar maanden onderweg en hij weet niet waartoe. Hij hoort alleen de opdracht van God en hij gaat (vs. 5).
Tussen twee haakjes: Er zijn uitleggers die menen dat met het Hebreeuwse woord Perath hier niet de rivier Eufraat bedoeld wordt, maar een andere plek. Voornamelijk om twee redenen:
- Er wordt gesproken over veel dagen tussen het wegbrengen en het ophalen, maar over de lange reis naar de Eufraat wordt geen woord gerept.
- De omgeving waar de gordel werd verborgen, moest veel rotsspleten hebben, maar langs de Eufraat is een open vlakte.
Hoe dan ook, na vele dagen gebeurt het dat God opnieuw het woord tot Jeremia richt (vs. 6). Hij krijgt de opdracht om de lange tocht opnieuw te ondernemen en de gordel weer op te halen. Hij gaat weer op weg en vindt de plaats waar hij destijds de gordel had verstopt. Ondank dat het linnen niet nat geworden was, is er weinig meer van over.
Vers 7: “En zie, de gordel was vergaan, hij deugde nergens meer voor.” Als Jeremia dat heeft geconstateerd, komt God met de reden waarom dit alles moest gebeuren.
De overdrachtelijke betekenis
Jeremia 13, vers 9: “Zo zegt de HEERE, zo zal Ik de trots van Juda en de grote trots van Jeruzalem doen vergaan.”
Dit is dus de betekenis. De Joden waren trots op zichzelf en Jeruzalem nog een graadje erger.
Vers 10: “Dit boosaardige volk, dat weigert naar Mijn woorden te luisteren, dat hun verharde hart volgt, andere goden achterna gaat om hen te dienen en zich voor hen neer te buigen – dat zal worden als deze gordel, die nergens meer voor deugt.”
En de Heere God had zulke prachtige bedoelingen met Zijn volk. Al die woorden van God waren juist bedoeld om Juda tot aardse welvaart te brengen en het hoofd van alle andere volken te laten zijn (Deut. 28:13). Het is de moeite waard om over deze zaken te lezen in het boek Deuteronomium. Mozes spreekt er uitvoerig over in Deuteronomium 4 en legt uit wat het doel van Gods verordeningen is: “Want welk groot volk is er waar de goden zo dicht bij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen? En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die Ik u heden voorhoudt?” (vs. 7-8). En zo gaat Mozes verder en waarschuwt dat ze vooral Gods spoor moeten vasthouden.
De belofte van aardse zegeningen
Dan komen er in Deuteronomium 8 voorbeelden van Gods plannen en beloften aan het volk.
Vers 7: “Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land: een land, een land met waterbeken, bronnen en diepe wateren, die ontspringen in het dal en op het gebergte; een land met tarwe en gerst, wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land met olierijke olijfbomen en honing; een land waarin u zonder schaarste brood zult eten, waarin het u aan niets ontbreken zal; een land waarvan de steden ijzer zijn en waarin u uit zijn bergen koper kunt hakken.” Indrukwekkende woorden en allemaal waar, maar voorwaardelijk.
Detail uit Deuteronomium 15, vers 4: “Overigens hoeft er onder u geen arme te zijn, want de Heere zal u overvloedig zegenen in het land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen.”
De zegen tegenover de vloek in Deuteronomium 30
Ontroerend mooi om te lezen hoe ver Gods liefde en zegeningen gaan. Deuteronomium 7:14 zegt: “Gezegend zult u zijn boven al de volken; onder u zal geen man of vrouw onvruchtbaar zijn, onder uw dieren evenmin. De HEERE zal alle ziekte van u weren en geen van de verschrikkelijke kwalen van Egypte, die u hebt leren kennen, zal Hij u opleggen, maar Hij zal ze geven aan allen die u haten.”
En gedurende al die veertig jaren in die woestijn met zijn verzengende zon bleken hun kleren niet te slijten volgens hoofdstuk 8:4 en hun voet raakte niet opgezwollen, ondanks die tientallen jaren lopen in gloeiend heet zand en over scherpe rotsen.
Maar… daar staat een andere belofte tegenover in Deuteronomium 28:15 en verder: “Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die Ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen.”
En dan volgen er een lange reeks niet mis te verstane vervloekingen die lijnrecht tegenover de beloofde zegeningen staan. God beloofde gezondheid, maar bij ontrouw van het volk belooft God ziekten, waarvan ze niet genezen zouden kunnen worden volgens hs. 28:27 en 35.
Dan worden in hoofdstuk 30 de zegen en de vloek van God tegenover elkaar gezet en het volk mag kiezen.
Vers 15: “Zie, Ik heb u heden het leven en het goede voorgehouden, maar ook de dood en het kwade.”
Vers 19: “Ik roep heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u: het leven en de dood heb Ik u voorgehouden, de zegen en de vloek! Kies dan het leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht.”
Jeremia constateert dat de linnen gordel totaal is vergaan en nergens meer voor deugt. Het volk (en speciaal haar leiders) hadden de verkeerde keuze(s) gemaakt.
De tweede betekenis
Als we de tekst uit vers 10 goed begrijpen, wordt het volk Juda in zijn geheel vergeleken met een gordel die vergaan is en nergens meer voor deugt. Ze volgen hun verharde hart en gaan andere goden achterna om die te dienen. Hoererij noemt de Bijbel dat, want ze hadden een huwelijksrelatie met de HEERE God.
Dienen is je beschikbaar stellen voor iemand anders. Ze hadden simpelweg de HEERE God kunnen dienen en als gevolg daarvan de aardse zegeningen rijkelijk kunnen ontvangen, maar ze kozen een andere weg. “Dit boosaardige volk (…) zal worden als deze gordel, die nergens meer voor deugt.”
Zo kon God niets met dit volk dat eigenlijk Zijn grote daden aan de heidenvolken bekend had moeten maken.
Derde betekenis: De gordel van de HEERE
Daarover lezen we in Jeremia 13, vers 11: “Want zoals een gordel gehecht zit aan het middel van een man, zo heb Ik heel het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht.”
De gordel is vergaan en hecht dus de beide volken niet meer aan de HEERE God en dit is dus de derde (overdrachtelijke) betekenis van deze geschiedenis.
God had Zich bekleed met het volk Israël rondom Hem heen en de gordel hield alles vast. Als God dus van Zich zou willen spreken dan zou Hij dat via Israël doen en dat was natuurlijk ook al eeuwen daarvoor Gods opdracht aan Israël. Als God Zich zou willen laten zien dan zou Hij dat kunnen doen door Zijn volk, want dat was één van de grote opdrachten voor Israël.
Bijvoorbeeld in Psalm 105, vers 1: “Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken.”
De daden van de HEERE God zouden moeten worden geproclameerd aan de resterende volken op aarde. Ook Jesaja 12:4 gaat over deze opdracht en Jesaja 43:21 meldt: “Dit volk heb Ik Mij geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen.”
Dit laatste vers zegt dus glashelder dat Israël daadwerkelijk in de toekomst de grote daden van God bekend zal maken aan alle overige volken. Tot op heden zijn ze daar nog niet aan toe gekomen, maar geen enkele profetie uit de Bijbel blijft onvervuld. Sommige profetieën zijn tot op heden gedeeltelijk vervuld, en de eindvervulling gaat zeker plaats vinden. Als God Zijn daden, Zijn lof en luister bekend wil maken, doet Hij dat door middel van Zijn volk Israël. Daarom staat er in Jeremia 13:11 dat de HEERE God “…heel het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht heeft.”
Maar vers 11 eindigt met de woorden “… maar ze hebben niet geluisterd.”
Romeinen 10:17 zegt: “Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.” Je kunt iets horen, maar er moet ook naar geluisterd worden, en dat hadden Israël en Juda tot dan toe (en tot nu toe) niet gedaan. In de toekomst gaat dat echter zeker gebeuren. Gods plannen vinden altijd en immer doorgang, dat bewijst het verleden.
Dat grote volk met al dat vee heeft God iedere dag van die veertig jaren weer voorzien van eten en drinken. Als je alleen al denkt aan de hoeveelheid drinkwater dat nodig was, is dat onvoorstelbaar. Ieder mens heeft een minimum van twee liter water per dag nodig. Vermenigvuldig dat met al die mensen die de woestijn introkken, dan geeft dat een idee wat God iedere dag weer presteerde om in alles te voorzien. Dit is een absolute garantie dat God altijd Zijn doel bereikt met alles waar Hij een plan mee heeft.
Heerlijk om zo’n God te mogen dienen en in Hem te mogen geloven, ook in 2018, want er is geen verandering of schaduw van omkeer bij Hem (Jak.1:17).