Het Griekse woord basilikos is een bijvoegelijk naamwoord van basileus = koning, en betekent: koninklijk, of: van de koning.
Lang geleden was er in Athene reeds een zuilenhal (een stoa), waarin koninklijke ambtenaren zitting hadden voor de rechtspraak. Het woord stoa is terug te vinden in Handelingen 17, waar gesproeken wordt over de Stoicijnse wijsgeren. Dit zijn aanhangers van Zeno van Citium (332-262 v. Chr.) die in de stoa te Athene zijn school stichtte.
Het was een langwerpig, doosvormig gebouw met zalen erin. Die hal noemde men ‘stoa basilikè’, d.w.z. koninklijke zuilenhal, later afgekort tot basilikè. Het koningschap was weliswaar toen al afgeschaft, maar in de ambtstitel van die rechters en in die hal bleef nog de herinnering aan de koning of het koningschap bewaard.
De Romeinen namen het woord over en noemden ieder openbaar langwerpig gebouw met zalen een basilica. Er waren diverse bouwtypen, maar het gemeenschappelijk kenmerk was de grote zaal.
Aan het eind van die grote zaal bevond zich meestal een halfronde uitbouw (apsis) afgedekt door een halfrond koepeldak. Deze apsis vormde in feite een soort podium. De basilica werd voor verschillende doeleinden gebruikt, zoals rechtzittingen, markten, beurzen, en uiteraard was het ook de gewone ontmoetings- en converseer- plaats van het volk. De rechters en/of de markt-meesters zaten dan natuurlijk in de apsis.
Later gingen de christenen kerken bouwen in de trant van de basilica’s en zo is het woord basiliek ook in gebruik gekomen voor de kerken met een apsis. En u kunt het wel raden: in die apsis kwam het spreekgestoelte te staan voor de bisschop. In die tijd sprak de kerkleider niet zoals nu staande, maar zittende op/in een zetel/stoel. Die stoel heette kathedra (ook een Gr. woord).
Naarmate de kerken zich uitbreidden, kwamen er meer kerkgebouwen. Maar niet alle gemeenten hadden voldoende geld voor zulke basilieken en ook kwam er een hiërarchische kerkregering, dus niet iedere kerk kreeg een eigen bisschop met zetel. Een bisschopszetel stond slechts in de hoofdkerk van het ambtsgebied. Die kerk heette daarom de kathedrale kerk, kortweg de kathedraal.
Basileia
Het woord ‘basileia’ is eveneens afkomstig van basileus en betekent allereerst koningschap, verder koninkrijk, en ook nog koninklijke waardigheid, koninklijke macht.
In Mattheüs 24:13-14 zegt de Here Jezus:
“Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.”
‘Evangelie’ is afkomstig van een bekend Grieks woord ‘eu-aggelia’.
“Eu’ (spreek uit: ui) = goed (We kwamen dat al tegen in ‘eudokia’, zie Amen nr 36, pag. 11). ‘Aggelia’ (spreek uit: angelia, ng = zachte nk, zoals in de Engelse woorden anger en angry) = boodschap (vgl. aggelos = bode, engel).
Het gaat dus om de goede boodschap van het Koninkrijk (basileia), waarin alles “goed zal gaan”, een onwankelbaar koninkrijk (Hebr. 12:28), waar gerechtigheid woont (2 Petr. 3:13), waar de vruchten van de Geest zijn: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing (Gal. 5:22). Wat een groot verschil met de wereld van nu!
In Handelingen 1:6 vertaalt de NBG het woord ‘basileia’ met koningschap:
“Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?”
Het koningschap valt Israël toe als het Koninkrijk wordt opgericht. Israël zal dan wereldheerschappij hebben onder supervisie van de koning der Joden, de Here Jezus Christus, en de wereld met (geestelijke) vruchten vervullen (vgl. Jes. 27:6).
Dan zullen die prachtige beloften werkelijkheid worden, zoals uitgesproken door Jesaja en Habakuk:
De aarde zal vol worden van de kennis van des HEREN heerlijkheid, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken…
Gegevens over basiliek ontleend aan Prof. Dr. A. Sizoo, ‘Ook U spreekt Grieks en Latijn’, Boeketreeks nr. 27, Uitg. Kok Kampen