Paulus bidt voor de gelovigen, dat zij geworteld mogen worden in de liefde door de kennis van Christus. Dat is nodig, want wij staan aan allerlei gevaren bloot. Er kunnen ‘vreemde goden’ binnensluipen. Gedachten, gevoelens, verleidingen die ons het zicht op God wegnemen. Soms zoeken wij onze liefde ergens anders. Dikwijls komt dat doordat wij ons leven gebouwd hebben op een zwak fundament. Zo’n fundament kan onze ervaring zijn bij onze bekering of de ervaring van de doop, o.i.d. Ze kunnen echter nimmer bepalend zijn voor onze geloofsgroei. Ons fundament moet zijn Christus en Hij alleen. Hij moet Heer van ons levenshuis worden. Hij moet Heer zijn van de gemeente waar wij geestelijke broers en zussen ontmoeten. Samen kunnen wij dan blij zijn om Zijn liefde die ons hart vervult boven alles wat de wereld biedt.
Een prachtige illustratie over het geworteld zijn in de liefde van God vinden we in Jeremia 17. De mens wordt daarin voorgesteld als een kale struik of een boom. Als hij een kale struik is wordt het volgende van hem gezegd: “Vervloekt is de mens die op een mens vertouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land.” (Jer. 17:5,6)
Zien we soms weinig van Gods liefde? Ervaren wij Zijn goedheid niet? Zoeken wij onze liefde in wat mensen of een gemeente ons moeten geven, of zoeken we werkelijk de liefde die God ons in Christus gegeven heeft? Als wij dat niet doen dat zullen we het ook niet merken als er iets goeds komt. Het zal door ons niet worden gezien, noch ervaren. Onze wortels liggen dan niet in Gods liefde.
Aangezien God echter zegt dat wij wel geworteld en gegrond mogen zijn in Gods liefde, zouden wij moeten zijn als een boom waarvan geschreven staat in Jeremia 17, vers 7,8: “Gezegend is de mens die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen.”
Wat een tegenstelling. Of we merken het niet op dat er iets goeds komt of we merken niet op dat er hitte komt. Het hangt er van af waar onze wortels liggen.
Hebben wij vaste grond gevonden in de liefde van God? Betekent Hij meer voor ons dan wie of wat ook ter wereld? Ik vraag mij dat voortdurend af en dikwijls moet ik beschaamd zeggen: “Nee, Here, er waren vandaag weer andere verborgen liefdes in mijn hart…”
Groei
“Maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.” (Efe. 4:15)
Wanneer de wortel in goede aarde is, zullen we groeien. Als wij geworteld zijn in de liefde van Christus zullen we ook groeien in het geloof dat wij samen met elkaar als gemeente mogen bezitten. Wij spreken altijd over individuele groei. Paulus doet dat echter in Efeziërs niet. Hij schrijft over de groei van het lichaam van Christus. Dat zijn alle waarachtige kinderen van God bij elkaar die waar dan ook ter wereld samenkomen in wel heel verschillende kerken. Maar waar men houdt van de Here Jezus en de waarheid van Zijn Woord daar groeit men. We groeien door de hulp van hen die aan de gemeente zijn gegeven als gaven waarbij ik de laatste twee in het bijzonder wil noemen: herders en leraars. Zij zorgen voor het juiste voedsel, met liefde bereid. Opdat wij steeds meer gaan lijken op het hoofd: Christus!
We zijn gekozen uit liefde van God. Ons is gratie verleend uit liefde van God. Wij mogen gegrond zijn in Gods liefde en groeien in Zijn liefde. En dit alles leidt tot een wandel in Zijn liefde.
“En wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk.” (Efe. 5:2)