De Bijbelse geschiedschrijving houdt in 2 Koningen 25 op met de verwoesting van Jeruzalem en gaat pas een kleine eeuw later weer verder in Ezra en Nehemia. Over hoe het de ballingen in de tussentijd verging vertelt de Bijbel vrijwel niets. Slaagden ze erin in Babylonië een nieuw bestaan op te bouwen, zoals Jeremia aanraadde (Jeremia 29:4-7)? En mocht dat wel van de Babylonische overheid? Recent archeologisch onderzoek werpt daar eindelijk licht op.
Wie daar alles van weet, is Caroline Waerzeggers, hoogleraar Assyriologie aan de Universiteit Leiden. Recent heeft zij een groot onderzoeksproject afgerond met de naam ‘By the Rivers of Babylon’. Die naam is een citaat uit Psalm 137, een lied over de Babylonische ballingschap. Voor de website debijbel.nl vertelt ze wat we tegenwoordig weten over het lot van de Judese ballingen die aan het eind van de zesde eeuw voor Christus door Nebukadnessar uit Jeruzalem werden weggevoerd.
Een paar citaten uit het interview:
- Toevallig is de 6e eeuw juist de best gedocumenteerde periode in de geschiedenis van Mesopotamië. Uit die tijd hebben we wel 100.000 kleitabletten!
- Een mooi en bekend voorbeeld is de vermelding van koning Jojachin in ratsoenlijsten van Nebukadnessar. Jojachin werd in 598 weggevoerd naar Babel en verbleef daar in of in de buurt van het paleis, in relatieve luxe, samen met andere verbannen koningen (2 Koningen 24:8-16; 25:27-30).
- De laatste jaren zijn boeiende vondsten aan het licht gekomen over de periode tussen koning Jojachin en die late afstammelingen van de ballingen.
- De teksten tonen aan dat de Judeeërs in groepsverband mochten leven. Dat maakte het voor hen gemakkelijker om iets van hun cultuur en godsdienst vast te houden. Ook daarvan zien we aanwijzingen op de kleitabletten, bijvoorbeeld aan de namen. Een eeuw na het begin van de ballingschap geven de Judeeërs hun kinderen nog steeds namen die verwijzen naar de God van Israël. Bron: debijbel.nl