Herinneringen
- Ik herinner mij nog dat ik als klein jongetje op oudjaarsavond in de kerk zat en de dominee een preek hield waarin hij het – zoals men dat zo noemde – over de zuigkracht van de wereld had. Hij veroordeelde de losbandigheid van oudjaarsfeesten en stelde dat iedereen die deze nacht vuurwerk zou afsteken, uiteindelijk gepijnigd zou worden in de eeuwige nacht van het hellevuur.
- Ik herinner mij dat mijn ouders mij vertelden hoe het ging toen mijn oudere broer als baby was gestorven. Opa en een ouderling stonden boven het kistje te delibereren of hij in de hemel zou komen of niet.
- Ik herinner mij dat ik zo’n twintig jaar geleden op een platte kar in het centrum van mijn woonplaats stond tijdens een evangelisatiebijeenkomst. Ik riep de mensen ertoe op Gods genade aan te nemen omdat zij anders verloren zouden gaan.
- Ik herinner mij dat ik een aantal jaren terug een medegelovige sprak die mij vertelde dat God liefde is en dat omdat Hij liefde is en Hij wil dat alle mensen gered worden, uiteindelijk ieder mens, zij het langs kortere of langere weg, in Gods heerlijkheid zal delen.
- Ik herinner mij dat ik onlangs een gesprek met nog weer een andere medegelovige had. Men had haar gezegd dat zij niet direct in de hoogste hemelse heerlijkheid zou delen omdat zij niet over een bepaalde mate van kennis over Gods plan beschikte.
Wie worden er door God gered, wie gaan er verloren, gaan er wel mensen verloren, wie krijgt welke plek in de hemel en meer van dat soort vragen zijn zaken die gelovigen bezig kunnen houden. Het leidt tot discussies, boute uitspraken, pijnlijke momenten en zelfs verwijdering tussen gelovigen. Maar ook leidt het tot uitspraken waarin wij bepalen wie God is en hoe Hij toch zeker zou moeten handelen. Ook ikzelf heb mij hieraan schuldig gemaakt. Maar wat moeten wij nu met dit onderwerp?
In de afgelopen maanden heb ik nagedacht over wat ik over dit onderwerp zou kunnen schrijven. Het is namelijk nogal een gevoelig onderwerp. Ik wil waken voor ongefundeerde uitspraken over God en ook geen oordeel vellen over medemensen en -gelovigen. Het leek mij daarom gewoon het beste om wat gedachten die naar aanleiding van Bijbelgedeelten bij mij opkwamen de revue te laten passeren. Daarbij wil ik gelijk maar opmerken dat dit artikel niet op alle vragen een antwoord geeft!
Een mooie plekje in de hemel
Het eerste gedeelte wat mij te binnen schoot toen ik over dit onderwerp nadacht, was Mattheüs 20 waar de moeder van de discipelen Johannes en Jakobus de Here Jezus komt vragen of haar zonen aan de rechter- en linkerzijde van Hem mogen zitten in Zijn Koninkrijk. De Here Jezus antwoordt hier uiteindelijk op dat het aan de Vader is om dit te bepalen. In Markus 10 lezen wij dezelfde geschiedenis en daar merkt Jezus zelfs op dat het Hem niet gegeven is om hierover te oordelen. Overigens mag de verheerlijkte Christus in Openbaring hier wel een uitspraak over doen als Hij stelt dat wie overwint met Hem op de troon mag zitten (Opb. 3:21).
De les die wij uit dit gedeelte kunnen leren is dat de toewijzing van een plaats in de hemel slechts gegeven is aan God de Vader en aan de verheerlijkte Christus en dat wij als sterfelijke mensen hier allerlei wensen en gedachten over kunnen hebben, maar er geen uitspraak over mogen doen. Het is als mensen op deze aarde niet onze taak en bevoegdheid om op de stoel van de hemelse Rechterkoning te gaan zitten. Het is zoals de Here Jezus in Mattheüs 20 zegt en Paulus later in Filippenzen 2: Wij zijn hier niet om te heersen (dat houdt ook recht spreken in), maar om te dienen.
Recht spreken
Een andere gedachte die in mij opkwam was die van de praktijk van de rechtspraak. In de eerste hoofdstukken van de Romeinenbrief stelt Paulus dat ieder mens ongeacht afkomst schuldig staat voor God. In feite zijn wij dus van nature allemaal beklaagden. En toch menen wij – ondanks deze oorspronkelijke positie – uitspraken te mogen doen over anderen. Wij plaatsen ons als beklaagden op de rechterstoel om anderen te (ver)oordelen. Dit is een plek die ons niet toekomt. Elders in Romeinen stelt Paulus ten aanzien van hoe de gelovigen met elkaar onderling om dienen te gaan het volgende: “U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden. (…) Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.” (Rom. 14:10-12). Ik moet hierbij gelijk denken aan een tatoeage die ik nog wel eens tegenkom bij de jongens die ik begeleid: “Only God can judge me” (Alleen God kan over mij oordelen). In de kern is dit honderd procent waar. Uiteraard wil dit niet zeggen dat wij lak kunnen hebben aan de mensen om ons heen. Maar het leert ons wel dat het niet aan ons is om anderen te oordelen. Of zoals Paulus in ditzelfde gedeelte zegt: “Laten wij dan niet langer elkaar oordelen, maar oordeel liever dit: de broeder geen aanstoot of oorzaak tot struikelen te geven.” (Rom. 14:13).
Wie God is en wat Hij doet
Het is altijd gevaarlijk om uitspraken over God te doen. Vanuit onze beperkte menselijke gedachten doen wij Hem dan heel gauw tekort. Immers, Zijn gedachten en handelswijzen zijn hoger dan die van ons (Jes. 55). Zijn oordelen zijn daarbij ondoorgrondelijk (Rom. 11). Wanneer wij in de Bijbel lezen dat God genadig en rechtvaardig is, dan moeten wij ervoor oppassen om hier geen menselijke betekenis van genade en rechtvaardigheid aan te geven. Gods genade en rechtvaardigheid wordt ons geopenbaard in de Bijbel, maar wij kunnen er slechts een fractie van begrijpen. In Psalm 97:2 wordt Gods wijze van rechtspreken treffend beschreven: “Donkere wolken zijn rondom Hem, gerechtigheid en recht zijn het fundament van Zijn troon.” God wordt omringd door donkere wolken. Wij kunnen Hem niet zien en wij kunnen Zijn besluiten niet doorgronden. Overigens zagen wij dat ook al in de vorige artikelen. Denk aan de kwestie van het probleem van het kwaad. Vanuit deze optiek zullen wij heel voorzichtig moeten zijn met het doen van uitspraken over God als Rechter en over Zijn oordelen.
Wat de Bijbel zegt
Wanneer mensen uitspraken doen over wie naar de hemel gaan en wie niet, worden vaak Bijbelteksten als onderbouwing gebruikt. Het is opmerkelijk dat expliciete uitspraken over, zeg maar, hemel en hel vooral gedaan worden in kringen waar de Bijbel zeer letterlijk genomen wordt. Maar bijzonder is dan dat bij de toepassing van gebruikte teksten er vaak sprake is van inlegkunde en het negeren van de context.
Zo herinner ik mij ooit een preek waarin de gelovigen gewaarschuwd werden voor de hel aan de hand van wat in Lukas 22:31-34 staat. Daar zegt de Here Jezus tegen Simon Petrus dat satan hem en zijn medediscipelen zal ziften als de tarwe. Echter, wie de context van dit gedeelte leest, die ziet dat het hier om de verloochening door Petrus en het uit elkaar vallen van de discipelengroep gaat op het moment dat de Here Jezus gevangen genomen wordt.
Een ander voorbeeld is dat ik nog wel eens gelovigen hoor zeggen dat wij geen goede werken hoeven te doen omdat wij uit genade zijn behouden, maar dat het wel nodig is om bepaalde diepere kennis van de Bijbel te ontdekken om een beter deel van Gods heerlijkheid te verkrijgen. Daarbij onderscheidt men dus duidelijk niet werken tot rechtvaardiging van werken uit rechtvaardiging en tegelijkertijd stelt men dat een betere plek in de hemel in zekere zin te verdienen is door eigen inzet.
Nog een voorbeeld is de interpretatie van 1 Korinthe 15:28 waar staat dat de Zoon Zich aan de Vader zal onderwerpen zodat God alles en in allen zal zijn. Op grond hiervan stellen sommige gelovigen dat uiteindelijk ieder mens en zelfs ook satan zal delen in Gods heerlijkheid. Dit is echter niet de boodschap van deze tekst. De boodschap van deze tekst is dat God Heerser over alles zal zijn. Wat dat alles is, is van ondergeschikt belang en dit wordt ook niet nader toegelicht in de tekst. Het gaat er slechts om dat alles van God vervuld zal zijn, wat dat alles dan ook moge zijn. Daarbij doet een eventuele discussie over wat ‘het alles’ is, af aan het feit dat God alles zal zijn. In feite gaat ditzelfde principe ook op voor wat in Filippenzen 2:11 staat, waar Paulus zegt dat elke tong belijdt dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. De boodschap hier is dat Christus en God door alles en iedereen beleden zal worden. Het gaat er daarbij niet om wie Hen zullen belijden, maar het gaat erom dat Christus en de Vader eens door iedereen beleden zullen worden, niet meer en niet minder.
Deze voorbeelden tonen aan dat een onzorgvuldige benadering van de Bijbel tot verkeerde of niet aantoonbare bevindingen kan leiden. Het is begrijpelijk dat wij als gelovigen op bepaalde vragen antwoord willen hebben. Echter, wij moeten oppassen voor te snelle en onterechte conclusies. Wij doen daarmee namelijk niet alleen de Bijbel te kort, maar ook onze hemelse Vader en Zijn onbegrijpelijke wijze van denken en handelen.
Wie worden er gered?
Geeft de Bijbel dan geen antwoord op de vraag wie naar de hemel gaan? Ik denk zelf dat de Bijbel dit slechts ten dele doet. Er zijn wel degelijk teksten die hier duidelijkheid over geven. In Romeinen 10:9 staat bijvoorbeeld dat wie met zijn mond de Here Jezus belijdt en met zijn hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dat die gered zal worden. Verder zegt Paulus (samengevat) in Titus 3 dat de gelovigen op grond van rechtvaardigende genade erfgenamen zijn geworden overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven. En in Openbaring 21 gaat het over een groep mensen die naar hun werken geoordeeld worden. Tegelijkertijd staat er in Openbaring ook dat het toekomstig Koningschap van Christus er toe zal leiden dat zij die de aarde vernietigden zelf vernietigd zullen worden. Ook zien wij in Openbaring 21 dat zij die niet in het boek van het leven staan in de poel van vuur geworpen zullen worden. En zo zijn er nog heel veel teksten meer.
Het is met al deze gedeelten wel zo, dat wij hier zorgvuldig mee om dienen te gaan en er niet zelf een boodschap in moeten leggen of aan toevoegen om niet verkondigde maar wel door ons gewenste duidelijkheid te verkrijgen. Als wij in de Bijbel lezen over redding, opstanding en eeuwig leven, kunnen wij niet anders dan tot de conclusie komen dat ons geen volledig beeld wordt geschetst. Zonder nu in te gaan op de verschillende theorieën omtrent dit onderwerp, is het daarbij ook zo dat iedere theorie zijn tekortkomingen en onzorgvuldigheden kent.
Besluit
De vraag is nu waar al die verschillende gelovigen met hun verschillende opvattingen hun gemene deler in kunnen vinden. Ik denk dan toch dat wij uitkomen bij het eerder aangehaalde Romeinen 10:9-11: “Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” Daarbij, voor wat betreft het onderwerp van dit artikel, aangevuld met Romeinen 14:12: “Zo zal dan nu ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.” Het zou ons sieren als wij ons allereerst bezig zouden met het uitwerken van de ons geschonken redding, voordat wij bezig gaan met te oordelen over anderen en de wereld om ons heen. Waarbij het de vraag is of dat laatste überhaupt de bedoeling is.