Volgens de Encyclopedie zijn edelstenen: Mineralen die om hun fraaie uiterlijk en zeldzaamheid als sieraden gedragen worden. Terwijl edelstenen tegenwoordig, vooral in de westerse landen voornamelijk door vrouwen worden gedragen, waren in vroeger tijd vooral de statiekleden en wapens der mannen met edelstenen bezet. De grootste edelstenen versieren ook nu nog de kronen en scepters van koningen en vorsten of rusten in kerkelijke schatkamers.
Helderheid, hoge glans, fraaie kleur en kleurenspel zijn de eigenschappen, die een mineraal als edelsteen bruikbaar maken. De hoge glans is een gevolg van de hoge brekingsindex; het kleurenspel kan ontstaan door een groot verschil in brekingsindex binnen één en hetzelfde mineraal voor licht van verschillende kleuren, of door onregelmatige breking ten gevolge van verontreinigingen. De glans en het kleurenspel komen pas ten volle tot uitdrukking, nadat een steen in een bepaald patroon geslepen en gepolijst is. Het is een immens karwei om van een ruwe klomp steen een glinsterende edelsteen te maken. In de vorm waarin de steen in de natuur gevonden wordt, komen de prachtige eigenschappen meestal nog niet tot uiting.
De steen moet een hele serie bewerkingen ondergaan, zoals: kloven, slijpen, faceteren en polijsten. Stenen moeten ook een bepaalde minimale hardheid bezitten, anders komen er te snel krassen op en verliezen ze hun waarde. In de praktijk wordt het hardheidsgetal zeven als minimum aangehouden. Er is veel vakmanschap en jarenlange ervaring voor nodig om edelstenen in hun ruwe vorm vroegtijdig te herkennen.
Het ontstaan van edelgesteente
We zullen in een simpel voorbeeld proberen duidelijk te maken hoe edelstenen kunnen ontstaan. Veen ontstaat doordat niet verteerde plantenresten door de afsluiting van zuurstof veranderen in een humuslaag. De oorzaak hiervan is dat de plantenaanwas sneller gaat dan het verteren van de dode planten. Boven het veen gaat de begroeing gewoon door; hierdoor ontstaat een steeds dikker wordende laag. Deze laag kan groeien tot meer dan honderden meters dik.
De druk kan in de loop der eeuwen enorm toenemen. Hierdoor ontstaat door inkoling eerst bruinkool en later steenkool.
Neemt de druk nog verder toe dan ontstaat antraciet en uiteindelijk zelfs diamant! In het zuiden van Nederland zal men dit onmiddellijk herkennen, omdat in Limburg tot voor kort vele steenkolenmijnen in bedrijf waren.
Op grote diepten zijn prachtige, versteende afdrukken gevonden van planten, zoals varens, e.d.
Typologie van de edelsteen
Eigenlijk kan een mens ook worden gezien als een nog ruwe steen; van nature als zondaar ruw en zonder glans. Gezien door de bril van God is er niets schitterends aan hem of haar te ontdekken.
Stelt de mens zich echter beschikbaar aan de Grote Diamantslijper dan kan daar een mooie en schirtterende edelsteen uit groeien. Daar is geloof en vertrouwen in God voor nodig. De Here Jezus zelf nam de kastijding van zijn eigen Vader vrijwillig op zich en daardoor kregen degenen die in Hem gelovigen vergeving van zonden. ( Joh.3 : 16)
Zo ook mogen gelovigen zich beschikbaar stellen om door genade bruikbaar te worden voor het werk des Heren.(zie bijv. Hebr. 12 : 5, 6)
Alleen op deze manier kunnen van oorsprong waardeloze, sterfelijke mensen kinderen van God worden; edelstenen in Zijn hand, schitterend voor Zijn oog.
De grote Meester in de hemel is zo’n vakman.
Hij, de Diamantslijper bij uitstek, is als geen ander in staat om de nodige bewerkingen uit te voeren zodat de steen tot zijn volle recht komt en ook kan functioneren als edelsteen.
Edelstenen in de Bijbel
In de Bijbel worden de edelste der stenen natuurlijk ook genoemd.
De grote Schepper van hemelen en aarde bedacht de unieke manier waarop edelstenen in de natuur ontstaan en niet zonder bijbedoeling natuurlijk! Door grote druk en hoge temperatuur ontstaan deze unieke mineralen.
Wij mogen van de schittering genieten en Gods onmetelijke grootheid en veelkleurige wijsheid erin zien.
De in het jaar 1649 geboren dichter Johannes Luyken doorgrondde de schoonheid en diepere betekenis der edelstenen al en schreef er een mooi gedichtje over:
De mens wil gaaren cierlijck sijn,
Door Diamantsteen, of Robijn,
Op dat zijn Rijkdom zij gepreesen:
’t Was beeter dat hij ’ t recht begon
Om eens te blincken als de Son,
Dat sal een and’re Schoonheid weesen.
De Rots
Als het om stenen gaat in de Bijbel is onze eerste gedachte natuurlijk die aan DE Rotssteen (zie 1 Kor.10 : 4) die de Christus Zelf is.
Deze ‘Rots der eeuwen’ had naar menselijke maatstaven absoluut geen waarde; door bouwlieden versmaad, maar nochtans geworden tot een hoeksteen en de behoudenis is in niemand anders. (zie Hand. 4:11,12)
Deze Rots werd voor naar levend water dorstende zielen een oorzaak van eeuwig heil. Met een simpele houten herdersstaf sloeg Mozes in geloof op dit blok graniet en zie, het wonder gebeurde: de rots barstte open en er kwam fris en vooral levendmakend water uit; ruim voldoende voor een naar water smachtend volk in een verzengende woestijn( zie Ex.17:6).
Het was meer dan genoeg voor een volk van ruim zeshonderdduizend zielen inclusief duizenden stuks vee en de nodige meelopers uit Egypte.
Het is ook ruim voldoende voor de dorstige kelen van nu.
Is Gods hand ooit te kort geweest om iets te geven?
Zou er ooit een situatie in ons leven kunnen ontstaan waarin God niet geraadpleegd kan worden? Waarin God niet de helpende hand kan bieden? Nee toch?
Deze Rotssteen is hét belangrijkste onderwerp van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Christus is het centrale onderwerp. Christus en Zijn verlossingswerk mag ook het Middelpunt zijn in ons leven en het centrale thema in onze samenkomsten.
Deze edelsteen was en is waardevoller dan alle diamanten en robijnen op aarde samen. Dit rotsblok kan het rustpunt in ieders leven worden, maar dan moeten we wel de moeite nemen om er van te drinken en wel met volle teugen, want er is ruim voldoende voor iedereen.
Gods Woord leert ons in Johannes 4:14 dat we nooit meer dorst zullen krijgen IN EEUWIGHEID als we drinken van het levende water, door God beschikbaar gesteld in Zijn Zoon Jezus Christus.
De hogepriester
In de handboeken over edelstenen van deze tijd worden tientallen soorten edelstenen genoemd met honderden kleuren en kleurscharkeringen.
In dit artikel gaan we in op de edelstenen die in Gods Woord worden genoemd. Ook in Bijbelse tijden hadden edelstenen grote waarde; ze worden in één adem genoemd met de kostbaarheden die de knechten van Salomo uit Ofir meenamen (zie 2 Kron. 9:10).
De verschillende Bijbelvertalingen zijn niet erg eenduidig met de vertalingen van de Hebreeuwse en Griekse namen van edelstenen naar het Nederlands. We houden nu de N.B.G.-vertaling aan.
Alle edelstenen op aarde wijzen in hun stille, kleurrijke schittering naar de aller edelste der stenen, namelijk Christus Jezus, de opgestane Heer. Hij bracht door Zijn opstanding nieuw en eeuwig leven tot stand.
In Exodus 28 staat het belangwekkende verhaal van de hogepriester Aäron en zijn kleding.
God geeft hoogstpersoonlijk de gedetailleerde opdracht hoe de kleding eruit moest zien. In vers 9 lezen we, dat men twee Chrysopraas-stenen moest nemen en daar de twaalf namen der stammen van Israël in moest graveren, in de volgorde van geboorte.
Chrysopraas is een silicium-dioxide (SiO2) en behoort tot de familienaam Chalcedoon. De kleur is groenachtig. De hogepriester kreeg deze twee edelstenen met ingegraveerde namen in gouden vattingen op zijn schouders te torsen; zes op de rechter- en zes op de linkerschouder. Een prachtig beeld hoe Aäron als beeld en voorafschaduwing van de grote hogepriester, Jezus Christus, die Zijn volk op de schouders neemt en draagt.
Het borstschild van de hogepriester
In Exodus 28:15-30 staat beschreven dat God zeer gedetailleerd opdracht geeft hoe het borstschild moest worden gemaakt. Alles wordt nauwkeurig en uitvoerig beschreven.
God beschrijft de kleuren en de grootte en de materialen die gebruikt moesten worden; de ringetjes en de kettinkjes voor de bevestiging van het borstschild.
Beschreven wordt hoe er een schild moest worden gemaakt met daarop in gouden vattingen vier rijen van drie edelstenen, twaalf in getal, naar het aantal stammen van Israël.
De eerste rij: |
Rode Jaspis |
Chrysoliet |
Malachiet |
De tweede rij: | Hematiet | Lazuursteen | Prasem |
De derde rij: | Barnsteen | Agaat | Amethist |
De vierde rij: | Turkoois | Chrysopraas | Nefriet |
Het moet een schitterend gezicht zijn geweest om de hogepriester te zien met de fonkelende stenen op zijn borst en de twee grote Chrysopraas stenen op zijn schouders.
Hoe groot was het contrast met de simpele witte kleding van de rest van het volk. Het is natuurlijk ook een beeld van Gods onmetelijke en veelkleurige wijsheid.
De priester droeg deze twaalf stenen op zijn borst of, beter gezegd, op zijn hart. Ook dit is een beeld om even stil van te worden: de hogepriester, als beeld van de grote Koning die nog komen moest, draagt de namen van de twaalf stammen op zijn hart als hij in het Heiligdom komt (Ex. 28:29). Zo zal de Here God voortdurend aan deze twaalf stammen worden herinnerd. Nu valt het op dat God niet opgeeft welke steen bij welke stam hoort. Hiervoor is wellicht een simpele verklaring te bedenken.
Bij God is geen aanzien des persoons (zie Hand.10:34), dus God maakt geen onderscheid tussen de ene stam en de andere; ook niet tussen de ene gelovige en de andere en dus ook niet tussen U en mij en er kan dus nooit een discussie ontstaan of de ene edelsteen nou meer waarde zou hebben dan de andere. Over Gods wijsheid en liefde gesproken…
De grote tegenstander
In Ezechiël 28:12-15 wordt de grote tegenstander van God beschreven in zijn hoedanigheid van vóór zijn ongehoorzaamheid. Er wordt een indrukwekkende opsomming gegeven van de schitterende edelstenen waarmee satan door God bekleed was.
De functie van de edelstenen is hier duidelijk. Hier wordt iemand beschreven die volmaakt van gestalte is, vol van wijsheid, volkomen schoon. Alle edelstenen waren in goud gevat en aan satan vastgehecht.
God schiep deze schoonheid Hoogstpersoonlijk en dat deed Hij zo, dat deze beschuttende Cherub ook God zou dienen.
Maar God had satan ook geschapen met een vrije wil, net als de mens en hij verkoos om zichzelf boven zijn Schepper te verheffen.
Ezechiël 28:17 zegt dat het hart van satan trots werd op al zijn schoonheid en dat hij zijn wijsheid misbruikte ter wille van zijn machtspositie. Een heel menselijk en herkenbaar trekje! Het resultaat is bekend. Deze oorspronkelijk overdekkende Cherub werd een mensenmoorder en de vader der leugen (zie Joh. 8:44).
Zo kan het gaan als schepselen van God aardse rijkdom en macht boven Gods liefde stellen en meer belang hebben bij veel vergankelijke rijkdom dan bij het dienen van God. Dit laatste maakt het leven hier op aarde overigens pas echt zinvol!
Wij mensen zijn tenslotte maar met één doel geschapen en dat is om de levende God te dienen (zie Hebr. 9:14 en Rom. 7:6).
Dat alleen geeft het leven perspectief. God heeft ons eeuwig leven gegeven, en dit leven is in Zijn Zoon (1 Joh. 5:11). Nergens anders!
Nieuw Jeruzalem
Tenslotte nog even naar de toekomst. Als het nieuwe Jeruzalem nederdaalt uit de hemel, staat er: “…en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant.” (Openb. 21:11
) De twaalf fundamenten zijn versierd met allerlei edelgesteente, voor elk fundament één: Diamant, lazuursteen, robijn, smaragd, sardonyx, sardius, topaas, beril, chrysoliet, chrysopraas, saffier en ametist. Daarnaast zijn de poorten van parels gemaakt en is de straat der stad van zuiver goud… Wat een ongelofelijke weelde en rijkdom. Het is nog helemaal niet te bevatten wat God in de toekomst zal openbaren. Maar… het zal gebeuren. Zijn beloften zullen worden vervuld. Niets kan Hem weerhouden Zijn meesterlijke plannen te volvoeren. En het allerheerlijkste wat daar gezien zal worden is: de Here Jezus in al Zijn glorie en heerlijkheid. Want hoe mooi edelstenen ook kunnen zijn, het is dood materiaal. Er is maar één die de Levende Steen genoemd wordt: de Here Jezus Christus. Daarom besluiten we met die eerste regel uit dat mooie lied 568 (J. de H.):
‘k Zal eens mijn Heiland in heerlijkheid zien,
schitt’rend in schoonheid en pracht!