Licht in de duisternis
“In de volheid van de tijd” (Gal. 1:4) werd het Kind geboren (Jes. 9:5) en verscheen de Messias, het Licht in de duisternis. Weliswaar geboren in Bethlehem (Judea), groeide Hij op in Nazareth, in het stamgebied van Zebulon (Luk. 2:39; Matth. 3:13; 4:12). Na de aankondiging van het Koninkrijk der hemelen door Johannes de Doper en satans bezoek aan Jezus (Matth. 3; 4:1-11; Mark. 1:1-14), keerde Hij terug naar Galilea. Hij ging wonen in Kapernaüm (Matth. 4:13), verbleef tijdens Zijn aardse bediening grotendeels in Galilea en bezocht vaak de plaatsen rondom het meer van Galilea. Het opmerkelijke hiervan wordt onderstreept doordat velen zich afvroegen of iemand met deze Galilese achtergrond dan wel de Christus zou kunnen zijn (Joh. 7:41, 52).
Tegen de achtergrond van het occulte probleem dat er vanouds in deze streek speelde, lijken veel dingen die tijdens Jezus' aardse bediening plaatsvonden een diepere betekenis te hebben.
- Keer op keer lezen we dat Jezus mensen bevrijdde van boze geesten, juist in het gebied rondom het meer van Galilea. Vaak wordt gedacht dat de boze geesten zich in zo'n overweldigende mate manifesteerden omdat Jezus daar aanwezig was, maar zou het juist niet zo kunnen zijn dat Jezus daar was ómdat er zoveel boze geesten waren.
- Men was in dit gebied blijkbaar bekend met duivelsuitdrijving ofwel exorcisme (Matth. 12:27).
- Jezus koos discipelen die afkomstig waren uit Galilea. Zij waren uitstekend op de hoogte van de situatie in dit gebied. Tijdens hun 'stage' dreven ook de discipelen demonen uit (Luk. 10:1-20).
- Toen de discipelen Jezus over de zee van Galilea zagen lopen, hielden ze het voor mogelijk dat ze met een spook of geestverschijning te maken hadden (Mark. 6:49).
- In de Galilese steden waarin Jezus vaak gepreekt had en waar hij vele krachten had getoond, kwam er geen bekering (Matth. 11:20-24). Blijkbaar was er een sterke tegenkracht aanwezig.
- Opvallend is ook dat Jezus de wind op het meer van Tiberias bestrafte, alsof Hij een persoon aansprak (Matth. 8:26; Mark. 4:39; Luk. 8:24). Zo bestrafte Hij ook de boze geesten.
- Mogelijk heeft ook de verheerlijking op de berg (Matth. 17:1-2; Mark. 9:2) zich afgespeeld op de Hermon. De berg Tabor, in het zuiden van Galilea, was nauwelijks een berg te noemen. Sommige uitleggers vermelden ook dat de bovenzijde van de Tabor in Jezus’ tijd bewoond werd; niet bepaald een plek dus waar Jezus met zijn drie discipelen in afzondering kon zijn. In het geval het hier de Hermon zou betreffen, zou het hier (ook) om een proclamatie van Jezus aan satan en zijn 'goden' kunnen gaan.
- In Ceasarea Filippi, onder aan de Hermon, naast de grot van Pan, klonk de belijdenis van Petrus: 'U bent Christus, de Zoon van de levende God.' (Matth. 16:16). Op deze 'belijdenis' zou en zal Jezus Zijn gemeente bouwen en 'de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen' (Matth. 16:18).
- De eerste mens die de opgestane Heere zag, was Maria van Magdala (gelegen aan de westkust van het meer van Tiberias), uit wie de Heere zeven geesten had uitgedreven (Mark. 16:9; Luk. 8:2).
- Na de opstanding vertelde de Heere dat de discipelen naar Galilea toe moesten gaan om Hem daar te ontmoeten (Matth. 28:7, 10, 16; Mark. 14:28; 16:7). Weer verbleven ze bij het meer van Galilea (Joh. 21:1).
Met de komst van Jezus kwam er licht in de duisternis van Galilea, op de plek waar de dreiging van de dood heerste. De Heere trad letterlijk het ‘huis van de sterke’ binnen (Matth. 12:22-29). Deze 'sterke' was en is niemand anders dan Beëlzebul, de overste van de demonen (Matth. 12:24; Mark. 3:22). 'Beëlzebul' betekent: 'heer van het huis'. Vanwege de koppeling die Jezus legt in Mattheüs 12:24-26, kunnen we aannemen dat het hier satan zelf betreft.
Niet alleen bracht Jezus 'licht' door de bevrijding van mensen uit demonische macht, maar ook door het onderwijs dat Hij er gaf vanuit het Woord (Matth. 4:23; Ps. 119:105,130).
Mattheüs 4:16 verwoordt zo de (eerste) vervulling van Jesaja 9:1. In Jesaja 8:23 lezen we: “Zoals Hij in vroeger tijd minachting ('qalal') heeft gebracht... zo zal Hij in later tijd eer ('kabad') bewijzen...” Met deze 'minachting' in vroeger tijd wordt in het algemeen geduid op de kwetsbaarheid van deze twee stammen in het noorden. Ze lagen in de vuurlinie van Syrië en andere machthebbers die (vanuit) het noorden binnenvielen en de vrede en rust waren er sinds de splitsing van het rijk ver te zoeken.
Specifiek zou deze aanduiding ook kunnen verwijzen naar de situatie, zoals beschreven in 1 Koningen 15:16-22 (2 Kron. 16:1-6), waar het Tienstammenrijk, en in het bijzonder dit gebied, door koning Asa van Juda letterlijk 'in het hemd' werd gezet. De toenmalige koning van het Tienstammenrijk, Baësa (1 Kon. 15:27-28), die het oordeel volvoerde over het huis van Jerobeam (1 Kon. 15:29-30), volhardde helaas ook in de zondige praktijken van Jerobeam (1 Kon. 16:1). Baësa vergrootte en versterkte de stad Rama, aan de zuidgrens van het Tienstammenrijk, en wilde hiermee dreiging uitoefenen tegenover Jeruzalem. Ook wilde hij controle hebben over de grens, om hiermee waarschijnlijk te voorkomen dat zijn onderdanen nog contact zouden kunnen houden met de eredienst in Jeruzalem (2Kron.15:9 e.v.). Asa - de godvrezende koning van Jeruzalem (1Kon.15:11, 14) - kocht vervolgens koning Benhadad van Syrië om, zodat die het gebied van Baësa binnenviel. Een aantal steden in het stamgebied van Naftali werden verslagen en kwamen in handen van de Syriërs, waarop Baësa zijn agressie tegenover Juda moest staken. Met de stenen van Rama liet Asa de steden Geba en Mispa bouwen / versterken. Hoe gevoelig de kwestie van de geroofde steden lag, lezen we in 1 Koningen 20:34, waar beschreven wordt dat de zoon van Benhadad deze steden teruggaf aan Achab.
Voorbode van een complete vervulling voor Galilea
Hoe groot de komst van het heil in de duisternis van Galilea ook was, toch leidde Jezus' komst daar niet tot onmiddellijke opheffing van alle duisternis. We kunnen al lezend in Gods Woord vaststellen dat veel mensen Hem destijds niet als de Messias aangenomen hebben (Matth. 11:20; Joh. 1:5,11). Tot op vandaag de dag is 'de slavendrijver' in en rondom dit gebied actief. Voorbeelden hiervan aan Joodse zijde zien we in Safad, het wereldwijde centrum voor kabbalisten, of in Tiberias waar in 2005 het Sanhedrin werd heropgericht, of rondom de graven van overleden rabbijnen waar veel Joden hun gebeden opzenden. Ook aan Islamitische zijde strooit Gods tegenstander mensen 'Galilees zand' in de ogen, door hen te laten geloven dat de Mahdi (de Islamitische messias) zal komen als de zee van Galilea is opgedroogd. Hij zal daar dan de Ark van het verbond vinden en deze naar Jeruzalem brengen. Ook zal hij onontdekte Bijbelhandschriften (Tora-rollen) vinden, die zullen bevestigen dat de Bijbel verminkt is en dat de Islamitische visie juist is ('Antichrist - Islam's awaited Messiah', Joel Richardson, 2006).
Toch staat er in Mattheüs 4:14 “...opdat vervuld zou worden...” Het is goed om te weten dat de Bijbelse 'vervulling' van Schriftwoorden zich in meerdere gevallen niet tot één moment beperkt. We vinden deze zinsnede bijvoorbeeld in Mattheüs 12:17-18 en Lukas 4:24, waar citaten staan uit Jesaja 42 en 61, die verwijzen naar de toekomst van het herstelde Israël en het heil voor alle volken. In Mattheüs 21:4-5 wordt verwezen naar Zacharia 9:9-11, dat eveneens verwijst naar de grote toekomst van Israël onder leiding van de Messias. Ook in dit geval laat de Schrift ons zien dat er een grotere verlossing zal komen, een toekomstige vervulling van deze belofte voor Galilea, maar ook voor het volk Israël als geheel en zelfs voor de volken daar omheen. Met het oog op de toekomstige vervulling van deze belofte voor Galilea, trekken de woorden uit Jesaja 29:17-18 onze aandacht: “Is het niet nog een klein moment totdat de Libanon zal veranderen in een vruchtbaar veld, en het vruchtbare veld als een woud beschouwd zal worden? Op die dag zullen de doven horen de woorden van het Boek, en, verlost van donkerheid en duisternis, zullen de ogen van de blinden zien.” Hier wordt gesproken over dé Libanon. Tegenwoordig wordt hiermee het gebergte in het midden van het land Libanon bedoeld, maar in de Bijbel kan hiermee ook het gebied bedoeld worden (Anti-Libanon) waartoe de Hermon behoort (zie o.a. Joz. 11:17; 12:7; Richt. 3:3). In de tijd dat de HEERE Zijn volk Israël tot herstel zal brengen (Jes. 29:17-24), zal de Libanon veranderen in een vruchtbaar veld (vs. 17) en zullen de blinden (blindheid verwijst naar zonde, Jes. 59:9-10) verlost worden van ‘donkerheid’ en ‘duisternis’ (vs. 18). Beide woorden worden ook gebruikt in Jesaja 8:22 en 9:1. Dit rechtvaardigt de overweging dat deze profetie betrekking zou kunnen hebben op het opheffen van de geestelijke duisternis in het noorden van het stamgebied van Naftali, wat vanwege de Hermon verbonden is met de Libanon.
Ook de woorden uit Psalm 107:10-14 zijn opmerkelijk: “Er waren er die in duisternis en in de schaduw van de dood zaten, gevangen in ellende en ijzer. Want zij waren ongehoorzaam geweest aan de woorden van God en hadden de raad van de Allerhoogste verworpen. Daarom vernederde Hij hun hart door moeite, zij struikelden en er was geen helper. Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen, verloste Hij hen uit hun angsten. Hij leidde hen uit de duisternis en de schaduw van de
dood en verscheurde hun banden.” Psalm 107 biedt ons een vooruitzicht (vs. 1-3) op de tijd dat voor Gods volk de moeitevolle perioden verleden tijd zullen zijn. Ook de hierboven genoemde periode hoort daarbij. Wie er met deze woorden specifiek worden aangeduid, wordt in de Psalm niet duidelijk. Wel komen we hier - net als in Jesaja 9:1 - de identieke woorden 'duisternis' en 'schaduw van de dood' tegen. Wetend dat Psalm 107 de eerste psalm is van het vijfde boek van de Psalmen, waarin (corresponderend met Deuteronomium) het Woord van de HEERE centraal staat, is het een boeiende gedachte dat Jesaja juist bij hen die wandelen in occulte zonden een nadrukkelijk appèl doet op het terugkeren naar de wet het getuigenis (Jes. 8:20): “Als zij niet overeenkomstig dit woord spreken, zal er voor hen geen dageraad zijn.”
Licht voor Israël en de volken
Gods heil zal niet alleen beperkt blijven tot het noorden van Israël. Heel Gods volk zal erin delen. Als we alle verzen uit het boek Jesaja waar over 'duisternis' wordt gesproken nagaan, ontdekken we onder andere dat de HEERE bóven de duisternis staat; hetzij in het bewerken ervan als oordeel over de zonde (Jes. 5:30; 45:7; 47:5; 58:10), hetzij in het opheffen ervan. Dit laatste is duidelijk verbonden met het heil en herstel dat de HEERE voor Israël zal geven na de duisternis van de (eind)tijd daarvoor (Jes. 29:18; 60:2). Over deze grote toekomst lezen we ook in Jesaja 9:2-6.
- Vruchtbaarheid en vreugde zoals bij de oogst zijn verbonden met Gods zegen (Deut. 28:2-4), die weer over het volk zal komen als men in gehoorzaamheid aan de HEERE gaat leven.
- De belofte dat de macht van hun slavendrijver verbroken zal worden, zal in vervulling gaan bij de komst van de Messias op de wolken. We kunnen hierbij denken aan de vernietiging van de wetteloze (2 Thess. 2:8), waarmee Israël zich in de eindtijd mogelijk zal verbinden (Joh. 5:43; Dan. 9:27), maar ook aan het binden van satan voor duizend jaren (Openb. 20:1-3) en zijn vernietiging daarna (Openb. 20:7-10). Alle vijanden zullen onderworpen worden aan Christus (1 Kor. 15:24-26).
- Zoals op Midiansdag door een handjevol soldaten het immense leger van de Midianieten werd verslagen (Richt. 7:25; Jes. 10:26), als bewijs van Gods almacht (Richt. 7:2,7), zo zal de HEERE ook in de eindtijd - als Israël dreigt ten onder te gaan (Matth. 24:21-22) - triomferen over de satan, zijn machten en de volken. Zijn bevrijding zal compleet zijn.
- Er zal geen plaats meer zijn voor oorlog (Jes. 2:4; Micha 4:3).
- Het Kind dat geboren zal worden, zal heersen op de troon van David (Jes. 1:1-10).
Het huis van Jakob zal “wandelen in het licht van de HEERE” (Jes. 2:5). Ook de vorsten van Zebulon en Naftali zullen delen in de vreugde van het herstelde Israël (Ps. 68:28). Prachtig is het vooruitzicht vanuit Jesaja 60:1-3 “Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, maar over u zal de HEERE opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. En heidenvolken zullen naar uw licht gaan en koningen naar de glans van uw dageraad.”
Ook de volken zullen vanuit de duisternis bevrijd worden en delen in het licht dat voor Gods volk Israël zal opgaan. De vele tekstgedeelten hierover spreken voor zich (o.a. Jes. 2:1-5; 42:6-7,16; 49:6).
Centraal in dit alles staat de Messias, dé Knecht des HEEREN (Jes. 42:1-7). Hij is de zaligheid die de HEERE bereid heeft voor de ogen van alle volken: “een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken” (Luk. 2:32). Hij is 'het Licht der wereld' (Joh. 8:12).
Duisternis dichtbij
Zover is het echter nog niet. De duisternis in en rondom Israël zal verder toenemen. Liberale rabbijnen pleiten voor religieuze eenheid en promoten een Israël waarin alle religies in vrede kunnen samenzijn. Dit is de oude roep van het heidendom in de hedendaagse vorm van New Age. De Kabbalah verspreidt zich over vele landen en krijgt steeds meer mensen in haar greep. Ook het Judaïsme blijft velen verblinden. De tegenstander is wereldwijd met een occulte opmars bezig
(2 Thess. 2:7). Het taboe rond occultisme is opgeheven. De geest is uit de fles. Wie weet hoe dichtbij het moment daar is dat de duisternis in alle puurheid op aarde zal neerdalen (Openb. 12:7-12)?
De komst van Gods licht is ook zo noodzakelijk in de theologische duisternis die er is ontstaan. Velen zijn niet bekend met het plan dat de HEERE nog met en rondom Zijn volk gaat voltooien. Velen ontkennen dat de HEERE überhaupt nog nationaal en geestelijk herstel van Zijn volk zal bewerken. Een groot deel van het Woord bleef en blijft zo verborgen, met theologische duisternis tot gevolg. Groot is de noodzaak om het profetische Woord te kennen en te erkennen als Gods waarheid en het licht hiervan in ons denken te laten doordringen: “En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart” (2 Petr. 1:19).
Bevrijding door het licht
De HEERE werkt Zijn plan van licht in de duisternis uit in de tijd. Het licht zal overwinnen, hoe sterk de tegenkrachten ook zijn. Al op de eerste bladzijde van de Bijbel schittert dit getuigenis: “De aarde nu was woest en leeg en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water. En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht” (Gen. 1:2-3). Niet alleen Gods Woord verzekert ons hiervan, maar ook elke keer dat iemand tot geloof komt in Jezus Christus, de Messias, wordt dit bevestigd: “God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Kor. 4:6) De Messiasbelijdende rabbijn Chaim Gurland getuigde hierover: “Ik heb geleefd in twee volslagen verschillende werelden. Eerst als Jood en vervolgens als christen. Eerst in een bekrompen wereld van twijfel en bijgeloof onder de angstaanjagende vloek van de wet; daarna, door Gods genade, werd ik vanuit het duister in het licht, ja vanuit de dood in het leven gebracht” (Bron: Jewishtestimonies.com).
Laat het doel van de opdracht waarmee Paulus zijn bediening uitvoerde ook onze gebeden doortrekken: “Ik zal u verlossen van dit volk en van de heidenen, naar wie Ik u nu zend, om hun ogen te openen en hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van de zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in Mij” (Hand. 28:17-18).