De Herder van Israël
In de eerste plaats moeten we bij de herder en zijn schapen denken aan de HERE en Zijn volk Israël. Meestal wordt deze vergelijking niet getrokken, maar je komt er gewoon niet onderuit als je de betreffende bijbelgedeelten naast elkaar zet en interpreteert zoals ze ons zijn overgeleverd. Al in de boeken van Mozes vinden we hiervoor het bewijs.
Als het volk op het punt staat het beloofde land binnen te trekken en Mozes zijn bediening beëindigt, lezen we:
“De HERE, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man, die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat, en die hen doet uittrekken en hen weer terugbrengt, opdat de vergadering des Heren niet zij als schapen die geen herder hebben. Toen zeide de Here tot Mozes: Neem u Jozua, de zoon van Nun, een man, van geest vervuld, en leg hem uw hand op.” (Num. 27:16,17,18)
Wat een prachtig beeld ontvouwt zich hier. Mozes die, als beeld van de wet, het volk als een herder door de woestijn heeft geleid, mag Zijn bediening overdragen op Jeshua, een prachtig type van de Here Jezus, de grote Jozua. In Christus wordt het doel bereikt, de wet is vervuld in Hem. De Geest des HEREN, waarover hier gesproken wordt, is op Hem (Luk. 4:18a). Hij is de grote Jeshua, de Goede Herder, die het volk Israël eens het beloofde land binnen zal brengen. Christus is gekomen om voor het aangezicht van de vergadering in en uit te gaan, een uitdrukking voor ‘leven’. Inderdaad Hij is gekomen om Leven te geven en overvloed. Zonder Hem is dat Leven met een hoofdletter, het leven met het kwaliteitsstempel ‘eeuwigheidswaarde’, onmogelijk. Israël zal dat in de toekomst gaan ervaren. Om dat Leven aan Israël te kunnen geven, moest de Herder echter eerst geslagen, gedood worden. Het onvermijdelijke gevolg was dat de schapen verstrooid werden, een toestand die tot op de dag van vandaag voortduurt.
“Zwaard, waak op tegen mijn herder, tegen de man die mijn metgezel is, luidt het woord van de Here der heerscharen; sla die herder, zodat de schapen verstrooid worden; en Ik zal mijn hand keren tegen de kleinen.” (Zacharia 13:7)
De afwijzing van de Goede Herder van Israël door Zijn eigen kudde, is zonder twijfel de grootste tragedie van de menselijke geschiedenis geweest. Tegelijkertijd echter werd Zijn dood en opstanding tot een deur der hoop, waardoor de schapen die Zijn stem kennen, Hem mogen volgen, het Leven, de vrijheid in. We weten dat de afwijzing van Israëls Herder opnieuw een dieptepunt zal bereiken als zij de verkeerde herder, een incarnatie van de mensenmoorder van den beginne, zullen nalopen.
“Want zie, Ik stel een herder in het land: naar wat verdelgd dreigt te worden, zal hij niet omzien; het verstrooide zal hij niet opzoeken, het gewonde zal hij niet trachten te helen, het uitgeputte zal hij niet verzorgen; maar het vlees van de vette beesten zal hij eten, en hun hoeven zal hij afrukken.” (Zacharia 11:16)
Gelukkig weten we dat Israëls Herder daarop persoonlijk zal ingrijpen.
“Want zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal zelf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien;……Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeenvergaderen en ze naar hun eigen land brengen; Ik zal ze weiden op de bergen van Israel, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land.” (Ezechiel 34:11, 13)
Wat een tijd zal het zijn als het herstelde Israël de Goede Herder als Zijn kudde zal volgen, de schaapskooi uit, de gevallen wereld in, om Gods rijk op aarde te vestigen.
Die Jakob als een herder geleid heeft
Als we de Schrift onderzoeken, ontdekken we dat het beeld van de herder niet alleen op Israël van toepassing is. Het kan ook een beeld zijn van de persoonlijke relatie van de Here met de individuele gelovige. Ook hiervoor vinden we al bewijs in de Thora.
“En hij zegende Jozef en zeide: God, voor wiens aangezicht mijn vaderen Abraham en Isaak gewandeld hebben; God, die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag; de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.” (Genesis 48:15,16)
We zien hier hoe Jakob - hij wordt hier overigens met zijn nieuwe naam ‘Israël’ aangeduid en is dan ook een prachtig type van het volk - niet lang voor zijn dood, zijn zoon Jozef en zijn kleinkinderen Efraim en Manasse zegent. Het is prachtig te zien dat deze aartsvader na een bewogen leven tot de conclusie komt dat de Here hem als een goede herder heeft geleid. Machtig, als je dat als oudere broeder of zuster, terugkijkend op je leven, van harte kunt beamen. We kennen allemaal de geschiedenis van Jakobs worsteling met God, waarin hij oog in oog kwam te staan met Hem. Ondanks dat bleef zijn leven gespaard. Na die gebeurtenis wist Jakob dus wat genade betekent. Hij drukt zich in bovenstaand gedeelte zo kernachtig uit. De Engel heeft hem uit alle nood verlost. Maar, Jakob, deze Engel bracht je toch juist in nood, in strijd, in verdrukking? Het is opmerkelijk dat Israël hier het feit van die worsteling op leven en dood niet noemt. Hij kenschetst hier de Engel die met hem worstelde juist als zijn verlosser. Het betrof dan ook De Engel des HEREN Zelf, Christus, de Verlosser en enige genadebron. Met de strijd die Hij met Jakob aanging, Jakobs dal van diepe duisternis, had de HERE dus niets anders op het oog dan de grazige weiden, de rustige wateren, verkwikking, vertroosting, de helende olie van Gods Geest, een overvloeiende beker met het water des Levens, heil en goedertierenheid, het verblijven in het huis des HEREN, om maar eens met de woorden van Psalm 23 te spreken. Jakob ondervond dat de herder die hem zijn hele leven had geleid inderdaad een goede Herder was, niet omdat Hij hem voor strijd in zijn leven had behoed. Integendeel, juist in de strijd werd de HERE zijn Verlosser, mocht hij Hem letterlijk van aangezicht tot aangezicht leren kennen, zoals Hij is.
“Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.” (Gen. 32:30b)
Ook onze Herder
Deze zegen werd zijn deel omdat hij de stem van de Herder volgde, immers de HERE had Hem zelf op weg gestuurd naar het land van zijn maagschap (Gen. 31:13). Daar zou hij echter onvermijdelijk met de erfenis van zijn verleden geconfronteerd zou worden, die akelige gevoelige plek, die hem uiteindelijk dwong tot zijn worsteling en tegelijkertijd zijn kostbare persoonlijke ontmoeting met de HERE.
Het is zo gemakkelijk om het beeld van de herder en zijn schapen alleen van toepassing te brengen op Israël, of op die grote geloofsgetuigen uit het Oude Testament. Op die manier blijven we zelf lekker buiten schot. Maar wat missen we dan ook veel van de zegen die in dit beeld schuilgaat. Nee, de Heiland wil ook onze Goede Herder zijn, voor een ieder persoonlijk in onze eigen specifieke situaties. Zijn oog is niet alleen op de kudde van het huis Israël, Hij heeft juist ook oog voor dat ene schaapje dat in nood is, voor u, voor jou, voor mij persoonlijk.
“Wie van u, die honderd schapen heeft en er een van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?” (Lukas 15:4)
Hij heeft daarbij oog voor zowel de jonggelovige, die het nog van de redelijke, onvervalste melk moet hebben, als degene die al wat langer op de weg is. Wat een tedere en zorgzame liefde!
“Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in Zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.” (Jes. 40:11)
Al heeft Jesaja 40 in de eerste plaats betrekking op Israël, ook wij mogen ons verheugen in deze bijzondere zorg van de liefdevolle Goede Herder. De tekst uit Lukas 15 over het verloren schaapje, waarvoor de Herder de negenennegentig andere schapen achterlaat, is overigens een prachtige vervulling van Ezechiel 34:16. Dit hoofdstuk schildert de waarachtige Herder van Israël op zo’n indrukwekkende wijze. Het vormt een studie apart.
“De verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken, maar de vette en krachtige zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden zoals het behoort.”
In deze tekst zien we dat de Goede Herder niet alleen het afgedwaalde zoekt en terughaalt, maar dat Hij ook de gewonde verbindt en de zieke versterkt. Hij wil in alle opzichten de grote Verlosser zijn, ook met betrekking tot de wonden die in ons leven geslagen zijn, die akelige gevoelige plekken, waardoor we niet ten volle van het heil dat Hij ons heeft bereid kunnen genieten. Er is vaak een worsteling met de HERE voor nodig, een eenzame strijd, voordat we Hem toelaten tot de meest gevoelige plaatsen van ons hart. Jakob kan er van mee getuigen, hebben we gezien. Maar de Goede Herder weet wat Hij doet. Hij wil zijn schepselen niet alleen terughalen uit de duisternis naar het licht van de veilige stal. Nee, Hij wil ook verbinden en versterken, wat gewond en beschadigd is, zodat we Hem kunnen volgen de stal uit, de vrijheid van het Leven in. Hij is een volkomen Verlosser en wil ons in de volkomen vrucht van Zijn Geest laten delen.
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” (Galaten 5:22)
Dat is de overvloed, waar Johannes 10:10 over spreekt: “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.”
Dus niet alleen het eeuwige leven wil Hij ons geven, maar daar bovenop een overvloed van liefde, blijdschap, vrede, geduld, enz. Wat een heil hebben we in Christus ontvangen, ook voor het praktische leven van alledag. De Heiland wil zich in Zijn helende kracht aan ons openbaren, zodat we kunnen leven als overwinnaars, strijders voor de HERE (betekenis van de naam Israël). Jakob heeft dat ten volle geleerd. Na zijn worsteling werd hij inderdaad een ander mens en het probleem dat hem zoveel angst inboezemde bleek als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen. De haat van zijn broer was niet meer. De gevoelige plek die Jakob zo lang bij zich gedragen had, bleek voor de HERE de ultieme mogelijkheid om Zichzelf op een exclusieve wijze aan hem te openbaren. Dit was Gods grote doel achter de gebeurtenissen. In Genesis 49 geeft hij zijn ondervinding met deze Herder als een zegen mee aan zijn zoon Jozef.
“Een jonge vruchtboom is Jozef, een jonge vruchtboom aan een bron; zijn takken stijgen boven de muur uit; de boogschutters hebben hem getergd, beschoten en vijandig bejegend, maar zijn boog bleef stevig en zijn sterke handen bleven lenig, door de handen van de Machtige Jakobs, daar de Steenrots Israels zijn herder is.” (Gen. 49:22 t/m 24)
Dit gedeelte drukt op zo’n prachtige wijze uit wat Jakob heeft geleerd en wat hij in feite wil doorgeven: Op geen enkele wijze zullen de moeilijkheden van het leven hem ooit meer naar beneden trekken. Wat een rijkdom als we elkaar op de Steenrots Israëls mogen wijzen, die ook onze liefdevolle Goede Herder wil zijn. Deze Herder die zowel Israëls lijden als dat van ons, ja het lijden van deze hele, gevallen wereld op Zich genomen heeft, opdat wij door Zijn dood en opstanding gered zouden worden en door Zijn striemen genezing zouden vinden. Hoe zouden we Hem beter kunnen eren dan Zijn genezing te ontvangen om te leven in totale vrijheid, genietend van de volle vrucht van Zijn Geest in ieder detail van ons leven.