Velen hebben gemeend dat het besluit de kroon te vervangen door de Bijbel dateert uit de late jaren van koningin Wilhelmina, toen zij zich vooral bezighield met religieuze vragen. Dit is onjuist. Dit besluit dateert van het begin van de jaren '20, toen de vorstin goed veertig was. Ik heb de desbetreffende aantekeningen onder ogen gehad.
Welke Bijbel lag op de koninklijke kist? Inderdaad, niet zomaar een Bijbel, in de boekhandel te krijgen. Het was een oude familiebijbel van het Huis van Oranje, waarvan maar één exemplaar bestond, de zogenaamde Watersnoodbijbel. Een oude familiebijbel van de Oranjes, niet de familiebijbel. De Bijbel van het Oranjehuis ging honderddertig jaar geleden in vlammen op, toen de graaf van Nassau, voordien koning Willem I, hem liet vallen terwijl hij er bij het open vuur in zat te lezen. Deze vorst, die elke dag begon en besloot met het lezen in deze Bijbel, hield er een eigenaardige wijze van stoken op na: dat moest gedaan worden op een grondplaat in de schoorsteenboezem. De schoorstenen van Het Loo waren hierop berekend, die van het paleis Noordeinde en Huis ten Bosch niet, maar Willem weigerde een kachel en riskeerde het brandgevaar.
In beide paleizen ging het een keer mis en die keer op Huis ten Bosch verslond het vuur de aloude Bijbel.
De Watersnoodbijbel dateert van rond 1860. Deze werd aan koning Willem III geschonken als teken van dankbaarheid voor zijn daadkrachtig medeleven met de slachtoffers van watersnoden : 'Een held in ijs en baren'.
Op de band van deze Bijbel staan in zilver taferelen uit de vaderlandse geschiedenis: Balthazar Gerards treft Willem van Oranje dodelijk; daaronder de laatste woorden van Willem de Zwijger: 'Mijn God, ontferm U over mij en over Uw arme volk'; de ondergang van de Armada, de grote tegen de Nederlanden en Engeland uitgeruste vloot van Filips II, waaronder: 'de Heere heeft geblazen en zij zijn verstrooid'; prins Maurits, die na de overwinning bij Nieuwpoort naast zijn paard knielt om te danken: 'O, Heere, wat zijn wij, U zij glorie en dank in eeuwigheid'.
Dominerend op de band een ijsvogel die, door Christus behoed (saevis tranquillus in undis - rustig te midden der woedende baren) zijn nest bouwt. Het boek dat koningin Wilhelmina over haar leven schreef heeft deze zelfde voorstelling op de omslag. Knechten van Hitler stalen deze Bijbel uit de schat van goederen, die Wilhelmina moest achterlaten, om hem later weer in de bossen weg te werpen.
Woonwagenbewoners vonden op zekere dag het grote boek met zilverbeslag en dachten toen: dat zal wel van Het Loo zijn, en brachten de Bijbel terug. Daar kreeg hij zijn oude plaats weer : in de hofkapel.
Juist dit boek lag op de kist van de koningin: binnen de band der heilshistorie, daarop de vaderlandse historie, die Wilhelmina zo zeer zag als onder leiding van God geschreven.
Een bijzondere Bijbel: een eeuw stil op een lezenaar in een kapel, alleen kennismakend met de stofdoek, en dan ineens, boven het dode hoofd van koningin Wilhelmina, opgeslagen bij Johannes 17: “…dat allen een zijn.” Een getuigenis tot miljoenen!
Th. Booy