Petrus haalt Joël aan over het werk van de Heilige Geest en de zevenjarige periode voorafgaand aan de openbaring van Christus. Daarbij noemt hij wonderen in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. In dit laatste artikel gaan we nader in op de volgorde van gebeurtenissen. Hoe zijn deze wel of niet vervuld in het verleden en hoe zal dat in de toekomst mogelijk gestalte krijgen?
Gebeurtenissen tussen hemelvaart en wederkomst
De volgorde in Joëls woorden is:
- uitstorting van de Geest met de gevolgen van dien (vs. 17 en 18)
- wonderen en tekenen (oordelend van karakter; vs. 19)
- verandering aan zon en maan (vs. 20a)
- het komen van de dag des HEREN (vs. 20b).
Voor de hele periode tussen hemelvaart en wederkomst gold, "dat al wie de Naam des Heren aanroept, behouden zal worden" (vs. 21).
Achteraf gezien moeten we zeggen dat punt 2 tot en met 4 nog niet zijn gebeurd. Maar, dat wist men in die tijd niet! Wij (kunnen!) weten dat het getuigenis van de Geest niet aanvaard is door Israël en dat aan het einde van het boek Handelingen de bedeling van het geheimenis begon. In die tijd lag dat anders en was nog onbekend wat thans wel duidelijk is.
Laten we voor het gemak er eens van uitgaan dat de huidige fase van het Lichaam van Christus er niet zou zijn. We stellen ons daarbij voor dat we leefden toen Petrus de profeet Joël citeerde en daarbij zei: 'Wat jullie nu zien, dát is het waar Joël al over sprak'. Dan zouden we dit als een profetie zien die vervuld zou worden; Gods’ ingelegde volgorde aanvaarden en onze toekomstverwachting daarop baseren. Precies zoals de gelovigen toen ook deden. We zouden Joëls’ woorden als een aaneengesloten periode zien.
Eerst de tijd met de gevolgen van de uitstorting van de heilige Geest, de periode waarin het getuigenis te Jeruzalem, te Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde zou klinken (zie Hand. 1:8). Deze periode viel samen met de Handelingentijd en duurde (zo weten we nu) zo'n drieëndertig jaren. Daarna zou er een tijd aanbreken met wonderen en bloed en vuur en rookwalm (letterlijk: walm van rook). Daarna tekenen, veranderingen aan zon en maan en vervolgens zou de grote en doorluchtige dag des Heren aanbreken.
Wonderen in de hemel en tekenen op aarde
Aan de tweede fase in Joëls profetie is ook een tijdsduur verbonden. Daar komen we achter door in de Bijbel te zoeken waar bloed, vuur en rook voorkomen. Openbaring in hoofdstuk 8 en 9 beschrijft deze verschijnselen het meest intensief in zeven verzen:
- 8:5 vuur
- 8:7 vuur en bloed
- 8:7 vuur en bloed
- 9:2 rook
- 9:3 rook
- 9:17 vuur en rook
- 9:18 vuur en rook
Al deze 'wonderen en tekenen' krijgen hun uitwerking op aarde, terwijl de voorbereidselen in de hemel plaatsvinden (Openb. 8:1 en 2). In de beschrijvingen van de plagen in Exodus is ook sprake van twee van de drie in Openbaring genoemde verschijnselen: bloed (Exod. 7:17-21) en vuur (Exod. 9:23 en 24). De gebeurtenissen in Openbaring 8 en 9 vinden plaats in de laatste jaarweek van Daniël. Dit staat in Daniël 9, de periode van zeventig jaarweken (Dan. 9:24-27). Eén jaarweek is een week van zeven jaren. Zeventig jaarweken beslaan dus een periode van vierhonderdnegentig jaar. De laatste jaarweek is de tijd van zeven jaren direct voorafgaand aan de wederkomst / openbaring van Christus. Daniël 9:27 leert veel over deze laatste zeven jaren. Een dan heersende vorst zal het verbond voor velen zwaar maken een week lang (in deze context zeven jaren lang). Halverwege deze 'week' (na drieëneenhalf jaar) zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. Er zal tot het einde toe een verwoester zijn. Blijkbaar is er een offerplaats. Dit bevestigt ook de Here Jezus over deze tijd: "Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (...). Want er zal dan een grote verdrukking zijn." (Matt. 24:15 en 21).
2 Tessalonicenzen 2 brengt dit in verband met "de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is." (vs. 3 en 4) Deze zoon des verderfs is de eindtijdleider. In hem wordt de satan 'vlees' als hij door toedoen van Michaël en zijn engelen uit de hemel geworpen wordt (Openb. 12:8 en 9). Met de aanwezigheid van satan op aarde, breekt de grote verdrukking aan; de beestheerschappij... Zijn werping op de aarde beschrijft Openbaring 9:1 als de ster die uit de hemel op de aarde valt; die sleutel van de put des afgronds krijgt en deze put opent. Daarom staan Openbaring 8 en 9 in relatie tot de laatste jaarweek van Daniël, de laatste zeven jaren vóór de wederkomst van Christus. Let wel, dat toen de Here Jezus over 'de heilige plaats' sprak en Paulus over 'de tempel Gods' schreef (in genoemde teksten), deze heilige plaats er toen nog was! De gedachten van de toehoorders en de lezers werden onmiddellijk bij de nog bestaande tempel bepaald. De Tempel was nog niet verwoest.
Joël geeft een actueel overzicht van toen en de nabije toekomst
Petrus gaf door Joël aan te halen op de Pinksterdag in Handelingen 2, een overzicht van de op handen zijnde gebeurtenissen, dat (vanzelfsprekend) past in de uitspraak van de twee mannen in witte klederen: "deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen." (Hand. 1:10 en 11) Na de uitstorting van de heilige Geest met de zegenrijke gevolgen daarvan (een periode waarvan we nu weten dat deze ca. drieëndertig jaar duurde; de zgn. Handelingentijd), zou de laatste jaarweek van Daniël zijn gekomen; met terstond na de verdrukking van die dagen (de tweede helft van deze jaarweek) de tekenen aan onder meer de zon en de maan (zie Matt. 24:29 en Joëls woorden in Hand. 2:20a). Daarna zou de grote doorluchtige dag des HEREN zijn aangebroken (Hand. 2:20b), waarvan de Here Jezus zegt: "... en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid." (Matt. 24:30b) Zo beschrijft Joël een tijdspanne van zo'n veertig jaren tussen hemelvaart en wederkomst.
De geschiedenis leert dat de drie laatste dingen van Joëls profetie niet gebeurden. Wel was er de tijd waarin God heilige Geest uitstortte. Ieder die Hem door het geloof toebehoorde, ontving heilige Geest. Dit zien we in Handelingen op verschillende malen: hfdst. 2:3 en 4 (de Pinksterdag te Jeruzalem); 8:17 (gelovigen te Samaria); 9:17 (Saulus); 10:44 (Cornelius en de zijnen); 13:52 (discipelen te Antiochië); 15:8 (een terugblik) en 19:6 (ongeveer twaalf mannen te Efeze). Het hele boek Handelingen wordt zo in Handelingen 2:17 en 18 samengevat. Dat deze laatste dingen gebeurden niet, omdat het getuigenis van de Heilige Geest niet werd aanvaard. Meer dan dertig jaar werd Israël door de Heilige Geest bepaald bij het heil Gods: in Jeruzalem, in het land en tot ver daarbuiten (Hand. 1:7 en 8). Al die tijd was de tempel er en had de laatste jaarweek van Daniël 'naadloos' aan kunnen sluiten op die periode.
Na de uiteindelijke afwijzing van het heil door Israël als volk, klonken voor de derde maal in Israëls geschiedenis de woorden van Jesaja: "Ga heen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren, en Ik hen zou genezen."( Hand. 28:26 en 27; Jes. 6:9 en 10; Matt. 13:14 en 15) Waarna Paulus zegt: "Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!"
De toekomst
Hoe we het ook wenden of keren, de voorzeggingen door Joël (en van vele andere profeten), zullen hoe dan ook in vervulling gaan. Waarschijnlijk breekt er opnieuw een voorbereidingstijd aan voor Israël op weg naar het Koninkrijk dat aan Israël bevestigd zal worden. Daarbij zal het volk bestaan uit een gelovig en een ongelovig deel, die meer en meer tegenover elkaar komen te staan. Tegelijkertijd zullen de gelovigen proberen de anderen door hun getuigenis over te halen ook de rust van God in te gaan en de Messias, Jezus van Nazareth, te aanvaarden. Het ongelovige deel zal uiteindelijk vallen voor de verleiding. Er zal gedurende een (jaar)week een verbond zijn, dat een verbond met de verkeerde messias zal blijken te zijn. Het gelovige Israël (het Israël Gods) zal met volharding uitzien naar het moment dat Christus Zich zal openbaren om Zijn verbond met Zijn volk te sluiten.
Daarvoor zal in de tijd van voorbereiding opnieuw het Koninkrijk gepredikt worden en zal de Here door tekenen, wonderen en krachten, Zijn Woord kracht bijzetten. Net zoals dit het geval was tijdens de in Handelingen beschreven periode. Daarin, of misschien wel daarvoor, zal er een heiligdom herbouwd gaan worden, zullen er Israëlieten in Israël zijn die niet in het land zelf geboren zijn en zal Jeruzalem onder bestuur van een buitenlandse mogendheid komen te staan. Kortom de situatie zoals die er was op het moment van de (eerste) uitstorting van heilige Geest in Handelingen 2. Allemaal tekenen der tijden waar (deels) het wachten nog op is, maar waarvan we de contouren reeds zien. De materialen om de tempel te herbouwen zijn immers grotendeels verzameld! Voor Jeruzalem wordt al tientallen jaren koortsachtig naar een oplossing gezocht. In dit alles blijkt dat Gods Woord eeuwig standhoudt. Geen jota of tittel zal vergaan. Volgens het volmaakte plan van God zullen de dingen verlopen en zij die geloven mogen zich erin verheugen.
"Maar de rechtvaardigen verheugen zich, zij juichen voor Gods aangezicht en zijn blijde met vreugdebetoon. Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam..." (Ps. 68:4 en 5a).