Het eerste artikel (in AMEN 143, pag. 6) begon met een verwijzing naar Mattheüs 9:1-8, waarin het gaat over de verlamde man die door zijn vrienden bij de Heere Jezus werd gebracht. Deze geschiedenis wordt ook in Markus 2 beschreven: "En na enkele dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaüm; en men hoorde dat Hij thuis was. En meteen verzamelden zich daar velen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten; en Hij sprak het Woord tot hen. Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen. En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer. En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven" (vs. 1-5).
Een begrafenis?
In Mattheüs 9:1 staat in plaats van Kapernaüm: "Zijn stad" - als woonplaats van de Heere Jezus. In Markus 2:1 wordt nog wat nader omschreven waar Hij was: "... men hoorde dat Hij thuis was". De Heere Jezus had op dat moment 'gewoon' een huis - of dat nu een huurwoning of een eigen woning was, laten we in het midden.
De vier vrienden gaan met hun verlamde vriend het dak op - het dak van het huis van de Heere Jezus! Ze braken het dak open. En lieten de verlamde man op zijn ligmat naar beneden zakken, vermoedelijk aan vier touwen.
Het lijkt bijna op een teraardebestelling, waarbij vier mannen op de vier hoeken van het graf de kist naar beneden laten zakken. De Heere Jezus ziet dit allemaal vóór Zich gebeuren en Hij ziet het geloof van deze mannen. Vervolgens zegt Hij: "Zoon, uw zonden zijn u vergeven" (vs. 5b). Denk je nog even verder over het beeld van een graf, dan kunnen we daarbij ook denken aan het ultieme moment waarop (onze) zonden vergeven werden. Paulus brengt de vergeving van onze zonden of overtredingen tot tweemaal toe rechtstreeks in verband met "de verlossing door het bloed" (Efe. 1:7 en Kol. 1:13); oftewel: met de dood van de Heere Jezus.
In Mattheüs 9 staan de woorden van Markus 2:5 er iets uitgebreider: "Zoon, heb goede moed, uw zonden zijn u vergeven" (vs. 2). Mattheüs 9:3 vervolgt dan met de reactie van de Schriftgeleerden: "Deze lastert God". Bij heel veel gelegenheden waar de Heere Jezus sprak, wonderen deed of zonden vergaf, waren de Schriftgeleerden aanwezig. Als vertegenwoordigers van de religieuze elite in die tijd volgden ze de Heere Jezus om te kijken wat Hij verkeerd zou doen. De Heere Jezus ziet hun gedachten en zegt: "Waarom overlegt u deze dingen in uw hart? Want wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?" (Mark. 2:8b en 9).
De woorden "Sta op" zijn de vertaling van een woord - het Griekse egeiro - dat normaal gesproken met 'opwekken' of 'wakker worden' wordt vertaald. Het staat dan doorgaans in verband met de dood. Zo spreekt de Heere Jezus precies deze woorden tot bijvoorbeeld het dochtertje van Jaïrus (Mark. 5:41, letterlijk: 'Meisje (Ik zeg je), word opgewekt / word wakker') en de jongeman uit Naïn (Luk. 7:14, letterlijk: 'Jongeman, Ik zeg u, word opgewekt / word wakker').
Dat je bij het neerlaten van de verlamde man door zijn vier vrienden denkt aan het beeld van een begrafenis, is dus zo gek nog niet! We kunnen hem daarom wel zien als een verwijzing naar een dode of - meer algemeen - de dood; en de opwekking daaruit.
Goede moed hebben op grond van vergeving
De vraag van de Heere Jezus is dus: "... wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?". Weet u, voor de Heere Jezus Christus is daar geen verschil in.
De vergeving van je zonden heeft plaatsgevonden op het kruishout van Golgotha. Dit is de verlossing door het bloed. En wij genieten daar vervolgens van door de opstanding van de Heere Jezus, omdat wij namelijk met Christus zijn opgewekt. Voor de Heere is het één doorlopend gebeuren: dood en opstanding, de vergeving van de zonden.
Voor de Heere Jezus was er geen verschil tussen het opwekken en het vergeven van zonden, omdat Hij ervoor zou zorgen dat door Zijn bloed, de vergeving van zonden tot stand zou komen. De woorden 'word opgewekt en ga lopen' duiden vanzelfsprekend op de opstanding. En dan zegt de Heer erbij: "Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen" (Mark. 2:10 en 11). Hoe is het mogelijk dat God zo'n macht in de Persoon van de Heere Jezus Christus aan de mensen gegeven heeft. En dan is het inderdaad 'heb goede moed'.
Een en ander leert ons dat het hebben van goede moed, verbonden is aan de verzoenende dood van de Heere Jezus. Zijn dood bracht ons de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van onze zonden en ... nieuw leven!
In Johannes 16:33 zegt de Heere Jezus zegt tegen de apostelen: "In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen". De Heere Jezus zegt dat nog voordat Hij zou lijden en sterven en opstaan. Hij zei toen dus al dat Hij de wereld overwonnen had! Voor Hem stond dat vast.
Paulus schrijft in de 2e Korinthebrief dat wij "altijd goede moed hebben" (hfdst. 5:6) en de moed niet verliezen (hfdst. 4:16). Want "al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd". Daar kom je trouwens steeds meer achter. De uiterlijke mens vervalt inderdaad. Sommigen proberen er van alles aan te doen, maar op een gegeven moment lukt dat niet meer en moet je het loslaten. Het mooie is echter dat de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd wordt. En dat is de mens waarmee we verder gaan. Wij hebben ons "met de nieuwe mens bekleed (...) die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft" (Kol. 3:10).
Al met al mogen we dus altijd vol goede moed zijn, want het gaat altijd de goede kant op. Natuurlijk zijn er omstandigheden in het leven waarop je dit bepaald niet zo ervaart. Dan mag je er in ieder geval vanuit gaan dat wanneer je zelf alle hoop verloren hebt, je uiteindelijke lot toch in Gods hand ligt. Echt waar! Uiteindelijk - en dat is in het meest extreme geval niet meer in dit leven - komt het goed!
Op basis van de vergeving van onze zonden mogen we vrijmoedig tot God gaan en met Hem leven. Maar het is vooral ook andersom: omdat God ons de vergeving geschonken heeft, kan Hij met ons omgaan! Hij heeft de complete troost en vertroosting gegeven in de Heere Jezus Christus.
Goede moed hebben door de zaligheid van God
Christus kwam op aarde en werd verwacht als de Vertrooster, de Christus en de zaligheid van God. Lukas is de schrijver van zowel het Lukasevangelie als van het boek Handelingen - in totaal 66 jaar geschiedschrijving. In het begin daarvan lezen we: "Elk dal zal gevuld worden en elke berg en heuvel zal geslecht worden; de kromme wegen zullen recht worden en de oneffen tot effen wegen; en alle vlees zal de zaligheid zien die van God komt (beter: zal de zaligheid van God zien)" (Luk. 3:5 en 6). Aan het einde van zijn geschiedschrijving tekent hij die indrukwekkende woorden op uit de mond van Paulus: "Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren" (Hand. 28:28). En daartussenin schrijft Lukas diverse keren over de ‘goede moed’ die Paulus mocht hebben. Zoals in Handelingen 23, waarin de periode kort na de gevangenneming van Paulus beschreven wordt. Dan staat op een nacht de Heere bij Paulus en zegt: "Heb goede moed, Paulus, want zoals u in Jeruzalem van Mijn zaak getuigd hebt, zo moet u ook in Rome getuigen" (vs. 11). Dit betekent in ieder geval dat Paulus niet zou sterven in Jeruzalem. Want de Heer voorzegt hier dat Paulus ook nog in Rome moest getuigen. En toen Paulus overgebracht werd naar Rome, kwamen hem de broeders uit Rome tegemoet: "Toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte hij moed" (Hand. 28:15).
Paulus zat naar alle waarschijnlijkheid ongeveer twee tot tweeënhalf jaar gevangen in Jeruzalem en Caesarea. Vervolgens wordt Paulus naar Rome verplaatst, waar hij nog eens twee jaar gevangen zat in zijn eigen gehuurde woning. Als Paulus in Rome aangekomen is, spreekt hij met de leiders van het volk. "Hij legde het koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van 's morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus" (Hand. 28:23b). De één geloofde wel, de ander geloofde niet. En nadat Paulus de woorden van de profeet Jesaja aangehaald heeft (vs. 25-27), komt de beschrijving van de Handelingentijd hiermee tot een einde en concludeert Paulus tot slot: "Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren" (vs. 28). Het gaat over de zaligheid van God. In Lukas 3 stond het al: 'Alle vlees zal de zaligheid van God zien'. Dit zijn woorden uit Jesaja 40 dat begint met: "Troost, troost Mijn volk ...". De zaligheid van God is een Persoon! Namelijk: de Heere Jezus Christus. Hij is de Vertroosting van Israël. En Hij gaat naar alle vlees. Als je dit leest in Jesaja 40 vind je daar niet 'zaligheid', maar 'heerlijkheid': "De heerlijkheid van de HEERE zal geopenbaard worden en alle vlees tezamen zal het zien ..." (vs. 5). ‘Zaligheid’ betekent: redding, verlossing, behoud. Het oorspronkelijke woord (Grieks: soterios) komt maar vijf keer voor in het Nieuwe Testament en wordt alleen door Lukas en Paulus gebruikt. Het woord 'heerlijkheid' komt veel vaker voor. Maar beide - zaligheid en heerlijkheid - worden zichtbaar in de Heere Jezus Christus en zijn onlosmakelijk aan Hem verbonden. In Handelingen 28 wordt gesproken over de zaligheid die naar de heidenen gaat. Je kunt zeggen dat er vanaf dat moment voor God alleen nog maar heidenen zijn. Het volk Israël is vanaf dat moment niet meer het volk dat op enigerlei wijze in het verbond staat met God. Daarom wordt het wat de verbondspositie betreft, gerekend tot de heidenen; en zijn er dus alleen nog maar heidenvolken. Vanuit de belofte gezien, ligt dit anders: Israël is - en blijft - Gods volk op grond van de belofte, maar is dat momenteel dus niet op grond van het verbond. Christus gaat naar alle vlees toe en daarmee zie je in de tijd waarin wij nu leven een verborgen vooruitblik naar hoe het uiteindelijk zal gaan als het volk Israël wel tot geloof komt. Want eenmaal zal Israël aan het hoofd van de volkeren staan.
Nu - in het verborgene - staat Christus aan het hoofd van de volkeren, d.w.z. van de heidenen voor zover zij behoren tot het Lichaam van Christus. Het heil, de zaligheid van God is aan de heidenen gezonden (Hand. 28:28), waarna Lukas schrijft: "En Paulus bleef twee volle jaren in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen die naar hem toe kwamen. Hij predikte het koninkrijk van God en gaf onderwijs over de Heere Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd" (vs. 30 en 31). In die twee jaren heeft Paulus ook brieven geschreven en wanneer je wilt weten hóe hij het koninkrijk van God predikte en hóe hij onderwijs gaf over de Heere Jezus Christus, moet je de brieven lezen die hij in die tijd schreef. Zo eenvoudig is het eigenlijk. In de Kolossenzenbrief komen allerlei begrippen samen: de heerlijkheid, alle vlees en de vertroosting. Paulus schrijft: "Nu verblijd ik mij in mijn lijden ..." (Kol. 1:24). Hij schrijft "nu". Wanneer is dat? Dat is gedurende de twee jaren gevangenschap in Rome in zijn eigen gehuurde woning. "Nu verblijd ik mij in mijn lijden voor u en vervul in mijn vlees wat overblijft van de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van Zijn lichaam, dat is de gemeente. Daarvan ben ik een dienaar geworden, overeenkomstig de beheerstaak van God, die mij met het oog op u gegeven is om het Woord van God te vervullen, namelijk het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen. Aan hen heeft God willen bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen: Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid. Hem verkondigen wij, terwijl we ieder mens terechtwijzen, en ieder mens onderwijzen in alle wijsheid, opdat wij ieder mens volmaakt zouden stellen in Christus Jezus" (vs. 24-28). Want sinds Handelingen 28:28 heeft God ieder mens - oftewel in het meervoud: 'alle mensen' - op het oog (Tit. 2:11). En dat resulteert uiteindelijk hierin, dat ook werkelijk alle vlees daarin zal delen - maar dan zitten we al in de toekomende eeuw. Alle vlees dat dan leeft. Momenteel is dit een verborgen waarheid, alleen zichtbaar met de verlichte ogen van het hart. Wij mogen goede moed hebben, we hebben vergeving van onze zonden ontvangen. We zijn daardoor in Christus geplaatst. En dat is in overeenstemming met de bedoeling, het streven van de apostel Paulus: "... opdat wij ieder mens volmaakt zouden stellen in Christus Jezus" (Kol. 1:28). Daar hebben wij nu door het geloof al deel aan, want je bent in Christus Jezus volmaakt geworden.
Goede moed door Gods genade en troost
Stel je dat eens voor, dat je als verlamde bij de Heere Jezus komt, wij als mensen zonder enige kans. En dat we zonder eigen inspanning - zoals de vier vrienden hun verlamde vriend bij de Heere Jezus brachten - deel kregen aan de vergeving en de opwekking. En dat we vervolgens volmaakt geworden zijn in Christus, of de volheid in Hem verkregen hebben (Kol. 2:10)! Voor ons is dit al gebeurd. Het is helemaal klaar. En dan rondt Paulus zijn woorden hierover af met: "Daarvoor span ik me ook in en strijd ik, overeenkomstig Zijn werking, die met kracht in mij werkzaam is. Want ik wil dat u weet hoe groot de strijd is die ik voer voor u en voor hen die in Laodicea zijn, alsook voor zo velen die mij nooit in levenden lijve hebben gezien, opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn" (Kol. 1:19-2:3). De N.B.G.-'51-vertaling heeft hier in vers 2: "... opdat hun harten vertroost mogen worden ...". 'Vertroosten' en 'bemoedigen' zijn beide vertalingen van het oorspronkelijke woord voor troosten (Grieks: parakaleo). Heel letterlijk betekent het: 'ernaast geroepen worden'. De Heere troost doordat Hij Zich ernaast heeft laten roepen. De Heere is de Trooster en ook wij mogen Hem kennen als onze Trooster. Onze harten worden bemoedigd en getroost op grond van de vergeving van onze overtredingen. Want daar begon het, dat is het middelpunt van de zegen waarmee we gezegend zijn. In de praktijk van het leven zijn er genoeg situaties waar je helemaal niet vrolijk van wordt, waar je verdriet van hebt en waaronder je lijdt. Maar vanaf het moment dat we door het geloof mochten begrijpen dat we vergeving ontvangen hebben, mogen wij goede moed hebben. Want onze hoop is gevestigd op en in de Persoon van de Heere Jezus Christus, de Trooster, de Zaligmaker, Degene in Wie de heerlijkheid van God geopenbaard is. Christus in u, de Hoop van de heerlijkheid!