In het verleden zijn door meerdere Godsmannen, zoals Darby, Scofield en Larkin, belangrijke stappen genomen bij de studie van de bedelingen in de Bijbel. Eén belangrijk punt is echter onderbelicht gebleven, namelijk het voorname karakter van de boodschap van Paulus, en zijn bediening als apostel met betrekking tot de tegenwoordige bedeling. Veel Bijbelleraren zien in zekere zin het onderscheid tussen de bediening van Paulus en die van de Twaalven. Zij leren echter onder andere, dat Paulus te zelfder tijd werkte onder de zogenaamde "Grote Opdracht" (Matt. 28:18-20), gegeven aan de andere apostelen, de kerk van deze tijd begon met Pinksteren, met Petrus en de elven, "het Evangelie der genade Gods" werd gepredikt voordat Paulus het deed, Reden waarom er verwarring heerst onder gelovigen. De speciale plaats van Paulus in Gods programma, en wat hij noemt "mijn evangelie, en de prediking van Jezus Christus overeenkomstig de openbaring van het geheimenis", hebben Gods volk voorzien van de sleutel voor vele problemen. In de studie over bedelingen scheppen wij vreugde in de echte Bijbel-analyse en in de juiste Bijbel-synthese waardoor de perfecte harmonie van het gehele Woord van God te zien is. Bijbel-synthese is een systematische studie van de voortgaande ontvouwing van Gods openbaring en van de ontwikkeling van Zijn handelen met de mens, alsook van de eenheid in Zijn bedoeling met deze handelingen. Het is een studie over bedelingen in hun relatie tot elkaar. Het gaat hierbij niet zozeer over de opeenvolgende bedelingen, maar juist over de bedelingen in relatie tot Gods boodschap en programma voor vandaag. Naar: Things that differ - C.R. Stam Uitgave: Berean Bible Society Chicago, Illinois Gods principes Een ‘principe’ is een bestaande grondregel van moraal of gedrag. Wij respecteren mensen met principes; mensen die staan voor het recht, koste wat kost. God, uiteraard, heeft de allerhoogste principes en wijkt daar nooit van af. Hij haat zonde en zal dit altijd blijven doen. Zonde was, en zal altijd, tegengesteld blijven aan Zijn heilige natuur. In geen enkele tijd is dat iets minder geweest. Op dezelfde wijze heeft God altijd behagen in gerechtigheid, barmhartigheid en liefde gehad en zal dat altijd hebben. God zal nimmer, ook niet in de minste graad, afwijken van deze principes. Het principe van wet of recht, bijvoorbeeld, is de eeuwen door onveranderd gebleven. Ongeacht welke bedeling ook, wanneer kwaad wordt gedaan, wordt Gods zin voor recht tegengestaan. We kunnen dit aantonen met drie Bijbelse voorbeelden: Kain leefde vóór de bedeling van de wet door Mozes. Kain vermoordde zijn broeder Abel. Was dit recht of verkeerd? Kwam hij erdoor in moeilijkheden? Inderdaad, hoewel de geschreven wet van Mozes nog niet gegeven was David leefde onder de wet van Mozes. Hij beging zelfs moord. Was dat goed of verkeerd? Uiteraard verkeerd, en hij kwam erdoor in moeilijkheden. U en ik leven na de wet, in de bedeling der genade. Veronderstel dat wij een moord zouden begaan, zou dat goed of verkeerd zijn? Zou het feit dat Christus onze zonden droeg op Golgotha, moorden enigszins rechtvaardigen? Zou God dit minder als zonde beschouwen omdat het plaats vond in de bedeling van genade? Ook het principe van genade is onveranderlijk. Dit kan eenvoudig worden aangetoond met een aanhaling van de Schrift (Rom. 4:1-6): Abraham leefde vóór de bedeling van de wet. Hoe werd hij dan gerechtvaardigd? "Abraham geloofde God, en het werd hem tot gerechtigheid gerekend." (Rom. 4:3) David leefde onder de wet. Hoe werd hij gerechtvaardigd? "Zoals ook David de mens zalig spreekt, die God de rechtvaardigheid toerekent, zonder werken." (Rom. 4:6) U en ik leven na de wet, in de bedeling der genade. Hoe worden wij gerechtvaardigd? "Doch hem die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid." (Rom. 4:5) Abraham, David en wij allen, worden wezenlijk gered door genade, door geloof. Werken als zodanig hebben nimmer enige waarde hebben tot redding.
Gods bedelingen
Wat wordt verstaan onder een bedeling? Omdat Gods principes te maken hebben met Zijn karakter, Zijn natuur, hebben Gods bedelingen betrekking op Zijn handelingen met degenen die onder Hem staan, met name met de mens.
Vele mensen zijn afkerig geworden van het woord ‘bedeling’ door het woord zelf, en dat temeer, sinds sommigen die ernstig pogen het Woord recht te snijden ‘ultradispensationalisten’ (dispensatie is latijn voor uitdeling, bedeling) genoemd worden. De oorsprong van dit woord echter, heeft een simpele betekenis, want het woord bedelen (spreek uit: bedélen) betekent eenvoudig ‘uitdelen’. Het woord ‘bedeling’ betekent dan ook: de handeling van uitdelen en toedelen, ofwel: dat wat is uitgedeeld of toegewezen. Er bestaan bijvoorbeeld uitdelingen van medicamenten, als medicijnen worden uitgedeeld aan de armen. Soms geschieden deze bedelingen op een bepaalde dag in de week. Nu kan zo een bedeling van medicijnen iedere week een tijdsduur vergen van acht uren, maar hieruit volgt niet dat een bedeling een periode is van acht uren! Toch zijn er sommigen die, wanneer zij denken aan bedelingen, alleen denken aan tijdsperioden! Inderdaad definieerde een vooraanstaande Bijbelleraar, Scofield, van een vorige generatie een bedeling als volgt: "Een bedeling is een tijdsperiode gedurende welke de mens wordt getoetst met betrekking tot gehoorzaamheid aan een specifieke openbaring van de wil van God."
Dit is onjuist, want een bedeling is geen tijdsperiode, maar de handeling van uitdeling of dat wat wordt uitgedeeld. Scofield bedoelde ongetwijfeld dat een bedeling een bepaalde tijdsduur beslaat.
Oikonomia
Het woord ‘bedeling’ is niet alleen een theologische term. Het wordt vele malen in de Bijbel gebruikt, al wordt het niet altijd als zodanig vertaald.
In Efeze 3:2 (SV) bijvoorbeeld, schrijft Paulus over "…de bedeling van de genade van God, die mij gegeven is aan (beter: voor) u." Net zoals de ‘bedeling van de wet’ werd gegeven aan Mozes (Joh. 1:17), zo werd de ‘bedeling der genade Gods’ aan Paulus gegeven.
De oorspronkelijke betekenis van het stamwoord voor bedeling (Gr. ‘oikonomia’) is ‘huishouding’, hoewel het gebruik ervan veel overeenkomt met het Engelse woord ‘dispensation’. Soms wordt dit woord, in andere vertalingen, vertaald met ‘beheren’. Dit is daarom interessant omdat het woord rentmeester (oikonomos) eigenlijk betekent: huisbeheerder. Hij is de hoofdbediende aan wiens handen het huishouden was toevertrouwd. Hij deelde het geld uit voor de huishoudelijke behoeften, verdeelde het voedsel en de kleding aan de bedienden en kinderen, betaalde de lonen, etc. Alles was hem overgegeven om in getrouwheid en wijsheid te beheren. Hij was de aangewezen beheerder van de goederen van zijn heer en van de huishoudelijke zaken. Eliëzer en Jozef waren zulke beheerders (Gen. 15:2, 24:2, 39:4).
Zo lezen we ook in Lukas 12, vers 42 (SV): "En de Heere zei: Wie is dan de trouwe en voorzichtige huisbezorger (oikonomos), die de heer over zijn dienstboden zal zetten om hun te rechter tijd het hun toegedachte deel van het voedsel te geven?”
In Lukas 16:1 en 2 (SV), waar eveneens het woord oikonomos en oikonomia vertaald wordt met rentmeester en rentmeesterschap, hebben we het zelfde beginsel: "En Hij zei ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, die een rentmeester had; en deze werd bij hem beschuldigd dat hij zijn goederen verkwistte. En hij riep hem en zei tot hem: Hoe hoor ik van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap, want gij kunt niet langer rentmeester zijn."
In 1 Korinthe 9:16 en 17 wordt ditzelfde woord vertaald met ‘uitdeling’(SV) en ‘taak’ (NBG), maar het heeft dezelfde strekking: "Want indien ik het Evangelie verkondig, het is mij geen roem; want de nood is mij opgelegd. En wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig! Want indien ik dat vrijwillig doe, dan heb ik loon, maar indien onvrijwillig, de uitdeling is mij evenwel toevertrouwd." (SV)
Let op dat bij elk van deze gevallen het begrip verantwoordelijkheid is inbegrepen. Het was "een trouwe en voorzichtige rentmeester" die de heer zocht om over zijn huishouding te stellen. De rijke man ontsloeg zijn rentmeester omdat hij zijn goederen had verkwist. Noodzaak, of verantwoordelijkheid, werd op Paulus gelegd omdat hem een bedeling gegeven was.
Eén van de duidelijkste teksten in dit verband wordt gevonden in 1 Korinthe 4:1 en 2, waar de apostel Paulus zegt: "Laat ieder mens ons zó beschouwen: als dienaars van Christus en uitdelers van de verborgenheden Gods. En verder wordt van de uitdelers vereist, dat ieder trouw bevonden wordt." (SV) Laten we deze betekenis van het woord ‘bedeling’ in ons geheugen prenten. Een bedeling omvat eerder verantwoordelijkheid dan dat het een tijdsperiode is
Wijzigingen in Gods bedelingen
Het moet de bijbellezer duidelijk zijn dat er een grote wijziging heeft plaats gevonden in Gods handelen met de mens bij de zondeval. Adam en Eva hadden zich verheugd in een onafgebroken gemeenschap met God, toen zij in gezegende onschuld in de mooie hof van Eden verbleven.
Maar nu werd alles veranderd. De zonde veroorzaakte een scheiding met God. Adam en Eva werden uit de hof verdreven. Een schuldgevoel kwam over hen, dat van toen af, een rol zou spelen in een groot deel van hun handelingen. Beschaamd om nu, zoals zij waren, voor God te verschijnen, moesten zij bekleed worden. Adam moest zijn eigen brood gaan verdienen door hard te werken voor hemzelf en zijn familie, en Eva zou kinderen voortbrengen met smart. Het ergste van alles, de zonde, was in de wereld gekomen, en de dood door zonde. Dit alles bracht een verandering in de verantwoordelijkheid van de mens tegenover God en medemens.
Vanaf dit tijdstip veranderde Gods handelen met de mens telkens weer. De menselijke regering werd ingesteld bij Noach, na de zondvloed (Gen. 9:6). De bedeling der belofte begon bij Abraham (Gen. 12:1-3). De wet werd door Mozes gegeven (Joh. 1:17). Genade en waarheid kwamen door Jezus Christus (Joh. 1:17). De bedeling der genade Gods werd toebedeeld aan Paulus, de ‘voornaamste der zondaren’, die werd gered door genade (Efe. 3:1-3).
Allereerst waren bloedoffers vereist (Gen. 4:3-5, Heb. 11:4). Later werd de besnijdenis toegevoegd (Gen. 17:14). Toen werd gehoorzaamheid aan de hele Mozaische wet gevraagd (Ex. 19:5, 6, Rom. 10:5). Vervolgens "de doop van bekering tot vergeving van zonden" (Mark. 1:4, Hand. 2:38) en vandaag is het de genade die regeert.
Harmonie tussen Gods principes en Gods bedelingen
Spreken Gods principes en Zijn bedelingen elkaar niet tegen? Nee, de mensen zijn alle eeuwen door eenvoudig gered door God te geloven, en Hem te benaderen op de door Hem aangegeven wijze. Als werken voorgeschreven werden diende dat niet tot redding als zodanig, maar alleen als de verlangde uitdrukking van geloof. In het Oude Testament bevestigde het brengen van offers e.d. door de heiligen ‘de gehoorzaamheid des geloofs’. Bij ons is het rusten in het volbrachte werk van Christus tot redding ‘de gehoorzaamheid des geloofs’. Zie bijvoorbeeld Rom. 1:5, 6:17, 15:18, 16:26, Heb. 5:9, 11:8.
Als God zegt: "Offer een dier en Ik zal je accepteren", wat zal dan het geloof doen? Geloof zal zeker een dieroffer brengen. Abel deed dit en werd aangenomen. Niet omdat het bloed van dieren de zonde kan wegnemen, maar omdat hij God benaderde op naar Gods geopenbaarde wil. Dit is de gehoorzaamheid des geloofs.
In het geval van Kaïn hebben we een duidelijke aanwijzing dat God niet voldaan is met enkel werken als zodanig, want Kaïn offerde een aantrekkelijker uitziend offer dan Abel. Maar hij werd afgewezen omdat hij niet het offer bracht dat God verlangde (Gen. 4:5).
Als God zegt: "Bouw een ark en ik zal jou en de jouwen van de zondvloed redden", wat zal het geloof dan doen? Geloof zal zeker een ark bouwen. En toen Noach dit deed, toonde hij zijn geloof in God, en "werd een erfgenaam van de rechtvaardigheid, die naar het geloof is."
Als God zegt: "Gehoorzaam metterdaad mijn stem en je zult van Mij zijn", wat zal geloof dan doen? Geloof zal ernstig trachten te gehoorzamen.
Als God zegt, "Bekeert u, en wordt gedoopt tot vergeving van zonde", wat zal geloof dan doen? Eén ding: bekeren en gedoopt worden. Wij weten dat oceanen met water niet één zonde kunnen afwassen. Toen God inderdaad waterdoop verlangde tot redding, was de enige weg om geloof te tonen, de waterdoop, en zij die dit weigerden werden wegens hun ongeloof veroordeeld. "Maar de Farizeeën en de Wetgeleerden hebben de raad van God tegen zichzelf verworpen, daar zij door hem niet gedoopt waren.” (Luk. 7:30)
De bedelingen van God zijn dus in geen enkel opzicht in conflict met Zijn principes.
Nu is de gerechtigheid van God zonder wet geopenbaard (Rom. 3:21). Het werd "betuigd te Zijner tijd" door de apostel Paulus (1Tim. 2:6,7).
Iemand heeft wel eens aangevoerd dat waarheid horizontaal is, niet verticaal, d.w.z. dat zij onveranderd en onveranderlijk door de eeuwen heen geldt. Dit is waar. De waarheid zelf is horizontaal, maar de openbaring van waarheid is verticaal: God heeft de waarheid niet in één keer geopenbaard aan de mens, maar historisch gezien geleidelijk, op Zijn tijd(en).
Noach wist meer van Gods waarheid dan Adam. Abraham meer dan Noach. Mozes meer dan Abraham. De Twaalven meer dan Mozes. Paulus meer dan de Twaalven.
Zo zijn ook Gods principes horizontaal. Ze gaan onveranderd en onveranderlijk de eeuwen door. Maar de bedelingen zijn verticaal en volgen elkaar op naar het plan van God.