Opgevaren naar de Vader
In Handelingen 1 worden wij in gedachten meegevoerd naar de Olijfberg. Daarvandaan voer de Heere Jezus op naar de hemel, de plaats waar Hij ook vandaan kwam, immers: Hij was van de hemel nedergedaald (Joh. 6:38).
Toch, en dat klinkt misschien merkwaardig, is het bijzondere van de hemelvaartsdag niet, dat de Heere Jezus naar de hemel ging! Er zijn aanwijzingen, dat Hij reeds vóór die dag in de hemel is geweest. Lees bijvoorbeeld Johannes 20:16 en 17, waar Maria de verrezen Heer nog niet mag aanraken, "want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader ...". Later wordt Hij wel aangeraakt en betast; Hij nodigt daar zelfs toe uit!
De Heere Jezus is gestorven en vervolgens opgestaan, als zegel van Zijn volbrachte werk. En zonder aangeraakt te zijn door (zondig) mensenvlees is Hij opgevaren naar de hemel. Hij is binnengegaan in de hemel zelf om, ons ten goede, voor het aangezicht van God te verschijnen (Hebr. 9:24).
Dit is de allereerste activiteit van de Heiland geweest na Zijn opstanding. Voordat Hij verder ging met Zijn werk verscheen de waarachtige mens Jezus Christus voor de Majesteit van de Vader in de hoge. Ongetwijfeld heeft de Zoon des mensen daar de "Naam boven alle naam" ontvangen (Filipp. 2:9). God heeft de gekruisigde Jezus én tot Heere en tot Christus gemaakt (Hand. 2:36). Daar getuigde de Heere Jezus van, toen Hij vlak voor het afscheid zei: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde".
Belangrijke dag
Het bijzondere van de hemelvaartsdag is dus niet zozeer, dat de Heere naar de hemel ging, als wel, dat er op die dag een einde kwam aan Zijn zichtbare, lichamelijke aanwezigheid op aarde! Tevens was die dag het begin van een, in onze begrippen, lang verblijf in de hemel.
Zijn aardse bediening was voltooid, voor zover het stond in het teken van Zijn lijden. De belofte is, dat de Heere in de toekomst zal terugkeren om Zijn werk op aarde af te maken. Die bediening staat in het teken van Zijn heerlijkheid. Dat is helemaal in overeenstemming met het profetisch Woord, zoals Petrus schrijft, nl. dat de Geest van Christus vooraf (dus voordat Hij lichamelijk in de wereld verscheen) getuigenis gaf van het lijden, dat over Christus komen zou, en van al de heerlijkheid daarna (1 Petr. 1:11).
De gedachte is in het verleden ontstaan, dat de wederkomst van Christus heeft plaatsgevonden in de uitstorting van de Heilige Geest. Dat is echter in strijd met de belofte zelf: "Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan" (Hand. 1:11). Hij zal dus lichamelijk, zichtbaar, naar de aarde terugkeren, en dat is ook wat uit andere Schriftplaatsen blijkt: "Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan" (Zach. 14:4); "... en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid" (Matt. 24:30); "Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben" (Openb. 1:7). Wij zouden hooguit kunnen zeggen, dat de Heer tien dagen later in het verborgene is teruggekeerd naar de aarde, niet in de gestalte van Zijn opstandingslichaam, maar in de gedaante van de Geest. Deze uitspraak zou echter tot verkeerde conclusies kunnen leiden. Bovendien neemt het niet weg, dat de profetieën met betrekking tot de wederkomst van Christus wel degelijk een letterlijke betekenis hebben en dus nog vervuld moeten worden!
Het bijzondere van de hemelvaartsdag is als volgt samen te vatten:
- Op die dag eindigde de aardse, zichtbare bediening van de Heere Jezus in verband met Zijn 1e komst.
- Het bepaalt ons bij Zijn verblijf in de hemel, gezeten aan de rechterhand van God.
- Deze dag wijst vooruit naar Zijn wederkomst in heerlijkheid om al de plannen van God te voleindigen.
De tijd - ruwweg - tussen de hemelvaart van Christus en Zijn wederkomst wordt gekenmerkt door het bijzondere werk van God in het kader van Zijn heilsplan, dat gericht is op het uitroepen van de gemeente, het lichaam van Christus.
Vervulling van profetie
Het belangrijke van de hemelvaart van Christus wordt nog eens onderstreept, doordat het de vervulling is van profetie. Psalm 110 begint met de bekende woorden: "De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand ...". Deze woorden zijn letterlijk vervuld toen de Heere Jezus de aarde verliet en Zijn intrek nam in de hemel.
Psalm 110 wordt vele keren in het Nieuwe Testament geciteerd en toegepast op de persoon van Christus. Als deze psalm begint met: "De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken", leggen sommigen dit uit als een conversatie tussen de Vader en de Zoon. De HEERE (met hoofdletters) is, zo zegt men, de Vader, en de Heere (met kleine letters) is dan de Zoon. Deze uitleg is echter onjuist, en wel om twee redenen:
- De naam ‘HEERE’ is de weergave van de vier Hebreeuwse letters ‘JHWH’ (het zgn. tetragrammaton), meestal uitgesproken als: Jahweh. De betekenis van deze Naam is: Hij, Die is, de Zijnde, de Ik-ben. De HEERE uit het Oude Testament is Niemand anders dan Degene, Die wij kennen als de Heere Jezus! Dat blijkt overduidelijk als wij de teksten van het Oude Testament verge¬lijken met die van het Nieuwe Testament (zie bijvoorbeeld Jes. 44:6 en 48:12; Joh. 8:58; Openb. 1:17; 2:8 en 22:13).
- Het Hebreeuws zegt eigenlijk iets als: het woord des HEEREN tot mijn Heere... (vgl. NBG-'51-vertaling). De uitdrukking ‘het woord des HEEREN’ wijst eigenlijk op een Goddelijk be¬sluit! De Messias zou Zich (na Zijn dood en opstanding) zetten aan de rechterhand van God. Het Woord des HEEREN oftewel het Raadsbe¬sluit van God zegt: "Zit aan Mijn rechterhand ..." D.i. een opdracht in het kader van Gods plan. Deze opdracht is nu juist op de hemelvaartsdag (letterlijk) vervuld! De vervulling van deze opdracht komt op meerdere plaatsen in de Bijbel aan de orde.
Deuteronomium 31
In dit gedeelte zegt de HEERE, naar aanleiding van de ongehoor¬zaamheid van Israël, het volgende: "Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verber¬gen ..." (vs. 17 en 18). Over de komst van de Heiland zegt Johannes 1:11, dat Hij tot het Zijne kwam, maar dat zij Hem niet hebben aangenomen". Het gevolg hiervan is, dat de HEERE Zich verborgen heeft voor Israël (en daardoor ook voor de wereld).
Deze verberging heeft dus een duidelijke aanleiding en klinkt ook door in de woorden van Handelingen 1 "... en een wolk onttrok Hem aan hun ogen" (vs. 9).
Hosea 5 en 6
Hier lezen wij opnieuw over deze verberging van de HEERE: "... Ik ga en keer terug naar Mijn woonplaats ..." (hfdst. 5:15). De Heere was van de hemel nedergedaald en zou daarheen terugkeren ... totdat!!
Dit totdat heeft betrekking op de bekering van Israël in de tijd van grote benauwdheid en verdrukking. Dan zal het gelovig overblijfsel roepen: "Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven" (hfdst. 6:1 en 2).
Mattheüs 26
In dit hoofdstuk lezen wij over het verhoor van de Messias voor de Joodse Raad. Vers 63 zegt: "En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God". In vers 65 lezen wij dan dat dit genoeg was, want de hogepriester scheurt zijn kleding. De Heiland werd beschuldigd van godslastering en dat betekende de doodstraf.
Maar... daar tussenin (in vs. 64) zegt de Heere Jezus: "Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel".
De Heere Jezus geeft hier feitelijk een stukje heilsgeschiedenis: Nu is Hij gezeten aan de rechterhand van God en straks zal Hij zichtbaar in deze wereld terugkeren.
Deze ‘kracht’ (Grieks: dunamis) heeft hier betrekking op God. Hij is God, Die krachtig is. In God is de autoriteit over alle dingen en in die kracht is Christus gezeten. Hij heeft de Naam boven alle naam ontvangen en is gesteld als Hoofd boven al wat is.
Ga naar deel 2 van dit artikel... Aan de rechterhand van God