Duurzaam
Bij het hout dat ik voor de kachel krijg, kom ik wel eens balken tegen die groenig zijn. Merkwaardig om ongeschaafd hout, dat men alleen maar gebruikt om pallets van te maken, eerst groen te maken.
Bij navraag bleek het te gaan om het ‘verduurzamen’ van dit hout. Het wordt in een zoutoplossing gedaan waardoor het een beetje groenig wordt. En of je dit hout nu in de kachel opstookt met een zeer efficiënte verbranding, of je laat het jarenlang liggen totdat het verrot, er komt precies dezelfde hoeveelheid CO2 bij vrij. Toch stook ik dit verduurzaamde hout niet in de kachel, want zout en ijzer verdragen elkaar niet.
Lang geleden ontdekte de mens dat je met zout voedsel veel langer kon bewaren. Men ging gevangen vis direct voorzien van een laag zout, waardoor het veel langer vers bleef. Ging je later de vis eten dan spoelde je het zout er gewoon af. Zo kan het met bepaalde groenten ook, zoals met bonen bijvoorbeeld. Door ze in te zouten gaan ze heel lang mee. Voordat je ze gaat koken spoel je het zout er grondig af.
Het is onderhand duidelijk waar zout voor staat: het verduurzamen van allerlei stoffen en voedsel. Het gaat dan veel langer mee en hoelang deze techniek al wordt toegepast is niet goed duidelijk, maar wel al duizenden jaren.
Zout heeft dus iets te maken met duurzaamheid en ja, in de Bijbel komt het zout ook voor. Eerst maar even het Bijbels woordenboek erop na slaan om te kijken waar ‘zout’ staat en dan blijkt dat het zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament voor komt.
Zout in het Oude Testament
In Numeri 18 wordt gesproken over de wet op de eerstgeborenen bij zowel mens als dier. Alle eerstgeborenen zijn voor de Heere, maar die van mensen moeten worden vrijgekocht, volgens vers 15. Zo ook die van de onreine dieren. De eerstgeborenen van de rein verklaarde dieren moesten wel geofferd worden.
Numeri 18, vers 19: “Alle hefoffers van het geheiligde die de Israëlieten de Heere moeten brengen, geef Ik u, en uw zonen en uw dochters met u, als een eeuwige verordening. Het is een eeuwig zoutverbond, voor het aangezicht van de Heere, voor u en voor uw nageslacht na u.”
Een ‘zoutverbond’ voor het volk Israël als een eeuwige verordening. Dat zegt ons wel iets over de overdrachtelijke betekenis die er in de Bijbel m.b.t. zout wordt gebruikt. Dit verbond moet heel lang mee gaan.
Dit verbond met Israël wordt ook in 2 Kronieken 13:5 gememoreerd: “Weet u niet dat de Heere, de God van Israël, voor eeuwig het koningschap over Israël aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, door een met zout bekrachtigd verbond?”
Uiteindelijk gaat het natuurlijk over de Zoon van David, Christus Jezus, Die zijn plaats gaat innemen op troon.
Ook bij de offers werd zout gebruikt
Volgens Leviticus 2:13 moest elk graanoffer met zout worden bereid. Vervolgens blijkt uit Numeri 15:4 dat ieder vuuroffer en brandoffer dat de Heere aangeboden wordt, vergezeld moet gaan van een graanoffer.
Vers 6: “En bij een ram moet u een graanoffer doen van…“
Vers 9: “…dan moet men bij een jong van een rund een graanoffer aanbieden…”
Vers 11: “Zo moet gedaan worden voor elk rund of voor elke ram of voor het kleinvee onder de schapen en de geiten.”
En aangezien elk van die bijgaande graanoffers met zout moest worden bereid, volgt hieruit, dat bij de brand- en vuuroffers altijd zout werd gebruikt.
Zout moet dus in grote hoeveelheden worden gebruikt in die jaren dat het offeren actueel was. Er zal wel een levendige handel in geweest zijn. Maar het beeld is helder, bij zout gaat het om bestendigheid, verduurzaming en smaak.
Zout werkt zuiverend
Een sprekend voorbeeld hiervan lezen we in 2 Koningen 2:20-21. Het gaat om het water bij Jericho, dat blijken de ervaring van de mensen niet goed is. Het water is er zelfs de oorzaak van misgeboorte, zo weten de inwoners van deze herbouwde stad te melden.
2 Koningen 2, vers 19: “Zie toch, de ligging van deze stad is goed, zoals mijn heer zie; maar het water is slecht, waardoor het land misgeboorte veroorzaakt.”
Het wordt gezegd tegen de profeet Elisa, die vervolgens vraagt om een nieuwe schaal met zout.
Nadat dit zout gebracht is, gooit hij dit in het slechte water, terwijl hij deze woorden spreekt: “Zo zegt de Heere: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood of misgeboorte meer door komen.”
We hoeven ons niet af te vragen of, en zo ja welke, chemische reactie hier heeft plaats gevonden, want de Heere God heeft dit water gezond gemaakt. Het zout werd gebruikt om aan te geven wat er gebeurde: het water werd compleet gezuiverd.
Het menselijk lichaam en zout
We hebben voor ons lichaam zout nodig, maar vooral niet te veel. Voor een volwassene is 6 gram per dag voldoende. Dat zout is nodig voor een goede werking van ons zenuwstelsel dat dient om signalen door te geven van en naar de hersenen. Het probleem is dat we tegenwoordig via voorbewerkt voedsel méér zout binnen krijgen dan die 6 gram. Daar moet je dus om denken, want teveel zout kan ook te hoge bloeddruk in de hand werken. De nieren doen hierbij hun best om dat teveel aan zout uit het systeem te filteren en af te voeren. We kennen ook het zgn. zuiveringszout dat tegenwoordig verkocht wordt onder de Engelse naam: baking soda. Daar kun je van alles mee volgens internet: schoonmaken, zuiveren, geurtjes verwijderen, tanden poetsen, verdund met water innemen voor meer energie, enz. Kortom: Zout zuivert, voorkomt verrotting en verwijdert vieze geurtjes.
Volgens Ezechiël 16:4 werden baby’s direct na de geboorte gewassen en met zout ingewreven om daarna in doeken te worden gewikkeld. Zout schijnt goed voor de huid te zijn, werkt zuiverend en wordt nog steeds toegepast bij bepaalde huidproblemen.
Is er veel zout op de aarde
Zout is een mineraal en komt in onvoorstelbaar grote hoeveelheden voor op aarde. Alle zeeën en oceanen bevatten zout water. Gemiddeld gaat het om ongeveer 34 gram per liter. Een mens moet geen zout water drinken, dus heeft de Heere God de schepping zo gemaakt dat bij de verdamping van zeewater alleen het water verdampt, terwijl het zout achterblijft. De neerslag die uit deze wolken komt, bevat dus altijd zoet water. Dit water vult dan via rivieren de meren en binnenzeeën zodat die allemaal zoet en dus drinkbaar zijn.
Ook blijken er enorme zoutlagen te liggen, honderden meters onder het aardoppervlak, omdat daar vroeger kennelijk veel zout is afgezet, toen het water verdampte.
Laten we vooral niet vergeten dat de hele aarde één grote zoutwatervlakte was, waar Gods Geest over zweefde of broedde zoals we lezen in Genesis 1:2.
Vervolgens maakt de Heere God eerst een scheiding tussen water op de aarde en water boven de aarde en daarna, op de derde dag, komt het droge tevoorschijn omdat de Heere God het water op één plaats deed samenvloeien. Op de ‘derde dag’ begint er een wezenlijk nieuwe episode, want er is een droge plek omhoog gerezen uit de enorme wateroppervlakte: “En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was” (Gen. 1:10).
Salaris
Zout is bederfwerend als het om het conserveren van vis, vlees en sommige groenten gaat. Voordat er koel- en invriessystemen bestonden, waren er maar beperkte middelen om voedsel te conserveren en één daarvan was door middel van zouten of pekelen. Dat gaat al heel ver terug. Zout was daarom vroeger van grote waarde en werd zelfs als betaalmiddel gebruikt.
Het woord ‘salaris’ komt uit het Latijn en betekent zoiets als zoutrantsoen. Het diende in de Romeinse tijd o.a. als compensatie voor het werk van soldaten en ambtenaren. Sommige taalkundigen denken zelfs dat het woord soldaat afstamt van de Latijnse woorden sal dare (zout geven).
En: en er zat ook belasting op zout. De zoutaccijns werd in Nederland in 1942 buiten werking gesteld en pas in 1951 definitief bij wet afgeschaft. Foto: De zoutvlag die aangaf dat een schip zout vervoerde.
Levend water
Een mens krijgt dorst van te zout eten. Dan moet je gaan drinken en het beste kun je dan natuurlijk ‘levend water’ drinken. Ik moet denken aan het gesprek van de Heere Jezus met de vrouw uit Samaria in Johannes 4: “Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen” (vs. 13-14).
Nou, dat lijkt die vrouw zonder naam wel wat, want ze zegt: “Mijnheer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.”
Haar conclusie is begrijpelijk: als niet goed bekend staande vrouw, die met haar zesde man bezig is, was het ook geen kleinigheid om op het heetst van de dag met kruiken water te zeulen. Maar ze begrijpt Jezus in eerste instantie verkeerd en beseft pas later Wie er tegenover haar stond: “Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Hij niet de Christus zijn?” (vs. 29).
De Joden zijn het zout van de aarde
In Mattheüs 5 spreekt de Heere Jezus de Joodse menigte toe. Het zijn ‘zaligsprekingen’ betreffende het Koninkrijk. De Heere Jezus vertelt de Joden, dat ze gelukkig kunnen worden door precies te doen wat God hun opgedragen heeft (zie bijv. Ps. 105:1; Jes. 43:21; Jes. 44:6-18) In Mattheüs 5:13 zegt Hij: “U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.”
Dat de Joden het zout der aarde zijn, wordt in de volgende zin verklaart: “U bent het licht van de wereld (Gr. kosmos). Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen zijn.”
Het gaat over een stad. Het verschil tussen een stad en een dorp is de ommuring van de stad ter beveiliging. Dan woon je veilig.
Het feit dat de Joden het zout van de aarde worden genoemd, betekent, dat het hun opdracht was (en is) om de grote daden van God te vertellen aan alle andere volken. Daar zijn ze tot op heden nog steeds niet aan toe gekomen, maar dat gaat wel gebeuren in de toekomst. Het gevolg van hun ongehoorzaamheid was dan ook dat ze weggeworpen werden en door de volken vertrapt worden, nog steeds. Joodse mensen in de grote steden wordt afgeraden om een keppeltje te dragen, want dat blijkt te onveilig te zijn en de vijandige handelingen tegen het Joodse volk en hun nakomelingen neemt alleen maar toe de laatste jaren. De jaren ‘40-45 liggen kennelijk alweer te ver achter ons.
Foto: Herdenkingsmonument Dinxperlo
Maar hoe staat het nú met dat ‘zout van de aarde’?
Niet schrikken hoor, maar dat zout is toch echt zijn smaak totaal verloren. Toen in het jaar 70 na Christus de staat Israël ophield te bestaan was er geen edele olijf meer waarop Joden, en eventueel heidenen die de God van Israël zochten, konden worden geënt. Die edele olijf was feitelijk het aardse kanaal van Gods zegeningen voor Zijn volk Israël.
Het volk Israël is namelijk een aards volk met aardse zegeningen en een aardse toekomst. Dit in tegenstelling tot de Gemeente, het Lichaam van Christus, die een hemelse bestemming kent en hemelse zegeningen volgens Efeze 1:3 e.v.
Op het moment dat de uitspraak van Jezus gedaan werd in Mattheüs 5, bestond het volk Israël als geheel in feite al niet meer en Hij spreekt hier de ‘Joden’ toe, want zo worden alleen de leden van de stammen Juda en Benjamin genoemd.
Niettemin hadden de Joden een grote opdracht die al eeuwen bestond: de grote reputatie van de God van Israël bekend maken aan alle overige volken. Maar ongeveer veertig jaar na de dood en opstanding van de Heere Jezus komen de Romeinse legioenen om de Joodse staat van de aardbodem weg te vagen en Jeruzalem te verwoesten.
Er bestond geen Joodse staat meer, de tempel was verwoest en wie er nog van de Joden in leven was vluchtte zo ver mogelijk weg. Vanaf dat moment was het niet meer mogelijk voor het volk der Joden om te voldoen aan Gods opdracht: het zout der aarde had zijn smaak verloren. Vroeger wilden ze niet en nu kon het niet meer. De edele olijf had opgehouden te bestaan.
En hoe moeten nu dan de heidenen de weg naar God vinden?
Ja, dat is een goeie vraag. Vroeger was Jeruzalem het centrum waar men naar toe kon om de Heere God te aanbidden.
- De koningin van Scheba kwam helemaal naar Jeruzalem omdat ze gehoord had over Salomo in verband met de Naam van de Heere. Ze kwam daar onder de indruk van Gods grootheid en prees Hem daarom (1 Kon. 10:9).
- Naäman, de Syriër, kwam naar Israël om genezing te vinden. Hij vond genezing en prees de God van Israël (2 Kon. 5:15).
- In het Oude Testament gebeurde het dat er mensen uit de heidenen waren die van harte in de God van Israël gingen geloven. Die werden Proselieten of Jodengenoten genoemd. Ook deze mensen moesten zich melden bij de priester in Jeruzalem om alle officiële plichtplegingen te ondergaan (Exod. 12:44-51).
- De gelovige schatbewaarder uit Ethiopië moest helemaal naar Jeruzalem reizen om er te aanbidden (Hand. 8:27) en er een boekrol van Jesaja te kopen. Ook hij kwam rijker terug dan dat hij heenging.
- En als er bij Jozef en Maria een baby geboren is, gaan ze volgens voorschrift naar de tempel om het de Heere voor te stellen (Luk. 2:22)
- En als er later in de Handelingenperiode een brandende kwestie is gerezen onder de broeders in Antiochië, kon het niet anders dan dat er een delegatie naar Jeruzalem werd gestuurd om opheldering (Hand.1 4 en 15).
Jeruzalem was het centrale punt waar de besluiten werden genomen, want daar was de tempel, daar waren de Levitische priesters.
Na de verwoesting van Jeruzalem, inclusief de tempel, konden alle bovengenoemde zaken niet meer worden uitgevoerd. Hoe moesten nu gelovigen uit de heidenen de Heere God gaan vinden. Als er geen nieuwe weg geopend werd, zouden de woorden uit Efeze 2:11 vandaag de dag nog van toepassing zijn: “Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld.” Dat was de wrange, maar ware situatie voor de heidenen in die tijd!
Zonder Christus, geen burgerschap, vreemdelingen m.b.t. de verbonden, geen hoop, zonder God.
Maar… God Die rijk is aan erbarmen komt met een nieuwe openbaring, met als gevolg: “Maar nu, in Christus Jezus bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft” (Efe. 2:13).
Verder wordt in Efeze 3 dan het prachtige geheim onthuld dat de Heere God uitgewerkt heeft en waardoor ‘allen’ uitverkoren zijn al van vóór de grondlegging der wereld (Efe. 1:3-4). De verdere prachtige details lezen we in Efeze 3:8-13.
Het gaat over de ‘onnaspeurlijke rijkdom van Christus’. En inderdaad, dat hoef je in het Oude Testament niet na te speuren, want dat staat nergens. Het is een nieuw fenomeen om ‘allen te verlichten, opdat ze mogen begrijpen wat de gemeenschap aan het geheimenis inhoudt, dat door de eeuwen heen verborgen is geweest in God… ‘. Het was dus niet verborgen in de oude boekrollen, maar in de Heere God Zelf.
De openbaring van ‘Het geheimenis’ was dus noodzaak
De Heere God heeft dit schitterende plan bedacht en uitgevoerd, en eeuwenlang voor Zichzelf gehouden. Pas toen de tijd daarvoor rijp was, heeft de Hij het aan Paulus geopenbaard en bekend laten maken.
In de Handelingenperiode waren de Joden tot tweemaal toe gewaarschuwd dat het Woord van God naar de heidenen zou gaan (Hand. 13:46 en 18:6), maar in beide gevallen gaat Paulus daarna toch weer gewoon naar de Joden en hun synagogen (Hand. 14:1 en 18:7).
Pas in Handelingen 28:28 zegt hij onomwonden tegen de Joden: “Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren.” En vers 29 zegt dan: “…en nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, heftig onder elkaar redetwistend.” Een niet mis te verstane uitspraak die vergaande gevolgen had en heeft.
De Joden zijn dus definitief hun smaak verloren: zoutloos. Maar in verband met het geheimenis lezen we dat ‘die beiden’, d.w.z. Jood en heiden, één nieuwe mens gemaakt zijn, volgens Efeze 2:14. Op die manier kunnen (individuele) Joden dus hun smaak weer terugkrijgen als ze hierin meegaan. Zo komt de Heere God dus ook met hen tot Zijn doel, zoals altijd.
Aangenaam
Ook in de laatste brieven van Paulus wordt zout nog even genoemd. In Kolossenzen 4:6 gaat het over het getuigenis van de gelovigen naar buiten toe: “Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden.”
Dat zijn wijze woorden: naar de andersdenkenden (lees: ongelovigen) om ons heen goed overwegen hoe je antwoordt en waarvan je getuigt: met zout smakelijk gemaakt. Dus: niet zomaar iemand ‘ongezouten’ de waarheid vertellen, maar met takt en wijsheid, afhankelijk van de Heere Zelf, de goede, zuiverende, duurzame, waardevolle boodschap van Gods heil en zegen verkondigen. Dan zijn we een zoutend zout en een lichtend licht!