Wanneer wij proberen te ontdekken wat Gods plan met deze wereld en ons leven is, doen wij dit doorgaans door te onderzoeken hoe de Bijbel gestructureerd is, of en hoe een bepaald Bijbelboek of -gedeelte op onze situatie toegepast kan worden, wat onze hoop, positie en roeping is, wat God in het verleden heeft gedaan en wat Hij in de toekomst zal gaan doen. Het is absoluut noodzakelijk en goed om ons met deze onderwerpen bezig te houden. Echter, waar wij nog weleens aan voorbijgaan, is het belangrijke gegeven dat God in de Bijbel door middel van gebeurtenissen in contact met de mens komt en Zich aan hem bekend maakt. Dit is iets wat Hij ook nog in deze tijd in onze levens wil doen.
Hoe openbaart God Zich als een God van gebeurtenissen?
Wij hoeven de Bijbel niet eens nauwkeurig te bestuderen om er achter te komen dat Gods spreken en handelen structureel plaatsvindt binnen gebeurtenissen en dat Hij op die wijze ook in contact treedt met de mens. Als wij een opsomming zouden maken van de voorbeelden hiervan, zou deze bijna zo omvangrijk worden als de Bijbel zelf. Uiteraard moeten wij ons in dit artikel beperken en zullen het daarom houden bij een aantal voorbeelden die in ieder geval aantonen dat dit principe over de totale breedte van de Bijbel terug te vinden is. Daarbij geven wij zowel voorbeelden uit het Oude Testament (wet, geschriften en profeten) als Nieuwe Testament (Evangeliën & Handelingen, brieven en Openbaring).
Gebeurtenissen uit het Oude Testament
Gods handelen door en door middel van gebeurtenissen vinden wij direct al aan het begin van de Bijbel waar de schepping van hemel en aarde beschreven wordt. Deze gebeurtenis wordt in Genesis 1 binnen een tijdsbestek van zeven dagen geplaatst. Opmerkelijk is overigens dat er pas op de vierde van die dagen echt sprake is van tijd (Gen. 1:14). In deze geschiedenis is het bijzonder om te zien hoe God Zich persoonlijk over de dan nog woeste, lege en duistere schepping ontfermt door in de Geest boven de wateren te zweven (Gen. 1:2). Er is hierin trouwens een vergelijking te vinden met de wijze waarop de arend dit ten aanzien van zijn jongen doet (vgl. Deut. 32:11).
Wij hoeven in Genesis niet meer dan een hoofdstuk verder te kijken om er nogmaals bij bepaald te worden hoe God in een gebeurtenis met mens en schepping in contact treedt. In Genesis 2:4 staat: “Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde, dat de HERE God aarde en hemel maakte…” (NBG vertaling). Het Hebreeuwse woord voor ‘geschiedenis’ (toledot) kan overigens ook vertaald worden met ‘geboorte’, ‘geslacht’ en ‘voortgang’. In ieder geval zien wij in het vervolg van dit gedeelte dat beschreven wordt hoe God de mens vormt uit stof van de aardbodem. God wordt daarbij voor het eerst ‘HEERE’ genoemd. Deze naam is een vertaling van Jahweh, Zijn eigennaam die in de Bijbel altijd in relatie staat tot het persoonlijk in contact treden van God met de mens.
Als wij verder doorlezen in Genesis, zien wij dat het in hoofdstuk 3 gruwelijk mis gaat met de mens door de zondeval. De komst en aanwezigheid van de zonde in de schepping is Bijbels gezien geen abstract gegeven, maar wordt beschreven als concreet gebeuren met een concrete oorzaak. En ook in deze geschiedenis treedt God als ‘de HEERE’ in contact met de mens. Wij lezen namelijk In Genesis 3:8 dat de HEERE God bij de wind van de namiddag door de Hof wandelt en de mens ter verantwoording roept.
Als wij verder met grotere stappen door de eerste vijf boeken van de Bijbel gaan, zien wij hoe God door een reeks van gebeurtenissen van persoonlijke bemoeienis tot de vorming en verlossing van Zijn volk Israël komt. Twee veelzeggende gebeurtenissen hierbij zijn de verbondssluitingen met Abraham (Gen. 15) en Israël (Ex. 19) waarbij God heel dicht en op ontzagwekkende wijze tot de mens nadert.
Maar niet alleen in de eerste vijf boeken van de Bijbel komt God door middel van gebeurtenissen tot de mens, ook is dit heel duidelijk terug te zien in de zogenaamde geschriften van het Oude Testament. Gods handelen door Israëls geschiedenis heen wordt beschreven in grote (Jozua, Richteren, Samuël, Koningen en Kronieken) en minder grote geschriften (Job, Ruth, Esther). Daarbij heeft God soms nadrukkelijk contact met de mens (Job), maar soms is Hij ook bijna niet waarneembaar (Esther). In de Psalmen ontdekken wij dat de mens van Gods nabijheid getuigt tijdens de vreugdevolle en moeilijke gebeurtenissen in zijn leven. Zelfs in Psalm 88, waarin God geheel afwezig lijkt, is Hij toch nog te vinden: “HEERE, God van mijn heil” (Ps. 88:2). God heeft, zo laten de geschriften zien, een aandeel in de geschiedenis van Zijn volk en de mensheid. Hij trekt – soms meer en soms minder zichtbaar – met hen mee op hun tocht door de geschiedenis, zoals Hij ook voor Israël uitging in wolk- en vuurkolom.
Bijbelboeken die wij bij uitstek als dogmatisch zouden kunnen opvatten, zijn de profeten. Maar toch vinden wij ook hierin dat God niet alleen over, maar ook te midden van gebeurtenissen spreekt. Jesaja trad op in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia (Jes. 1:1). Jeremia moest naar het huis van de pottenbakker gaan (Jer. 18), werd gevangen gezet (Jer. 21) en kocht een akker (Jer. 32). Hosea moest met een hoer trouwen (Hos. 1). De profeten spraken niet alleen over God, maar God werd ook zichtbaar in de dagelijkse gang van zaken.
Gebeurtenissen uit het Nieuwe Testament
In Genesis konden wij zien dat schepping en zondeval zaken waren die binnen de context van een gebeurtenis plaats vonden. Ditzelfde geldt ook voor de verlossing die beschreven wordt in het Nieuwe Testament. Verlossing is in de Bijbel geen abstract gebeuren dat plaatsvindt in de gedachten van mensen door middel van verlichting of iets dergelijks. Het is God Die vleesgeworden in Zijn Zoon, de mens zoekt om met hem in contact te komen, zodat Hij hem kan verlossen. Johannes beschrijft dit in Zijn Evangelie als volgt: “En het Woord is vlees geworden (…) vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Mattheüs laat dit weer op een andere, hele directe manier zien: “Het geslachtsregister van Jezus Christus” (Mat. 1:1). En bij Lukas zien wij dat hij de geboorte van de Heere Jezus binnen een historische context plaatst (Luk. 2). Wat wij in alle Evangeliën zien, is dat de Heere Jezus als mens naar deze aarde kwam en deelde in de levens van mensen. Hij trok met hen op, at en dronk met hen, vierde feest met hen en treurde met hen. Hij was tastbaar aanwezig en verloste de mensheid voor iedereen zichtbaar aan het kruis van Golgotha.
Waar in de Evangeliën de geschiedenis van de Heere Jezus in het vlees beschreven wordt, daar vinden wij in Handelingen het vervolg hierop. Ook hier is God weer volop aanwezig in de beschreven gebeurtenissen en treedt in contact met de mens. Zo stort Hij van Zijn Geest uit op de discipelen (Hand. 2), laat Stefanus vlak voor zijn dood in de hemel kijken (Hand. 7) en brengt Paulus tot bekering (Hand. 9).
De brieven van het Nieuwe Testament lijken meer dogmatisch van aard. Maar ook deze zijn geschreven binnen een context van gebeurtenissen en binnen de relatie die de schrijvers en lezers ten opzichte van elkaar en God hadden. In Romeinen groet Paulus een heel aantal mensen bij naam (Rom. 16), de Korintiërs worden door Paulus aangesproken op misstanden binnen hun gemeente (bijv. 1 Kor. 6 en 11), Paulus geeft aan te hopen de Filippenzen snel te kunnen bezoeken (Filip. 1:24) en in Filemon doet Paulus een goed woord voor de weggelopen slaaf Onesimus.
Ook zien wij in de chronologie van de brieven van Paulus voortgang van openbaring in tijd en gebeurtenissen terug. Daarbij beschrijft Paulus verschillende malen hoe God tot hem sprak en hem geleid heeft. Zo vertelt de apostel in 2 Korinthe 12 hoe hij in de derde hemel opgenomen is geweest en met God sprak over de ‘doorn in zijn vlees’. In Efeze 3 schrijft Paulus dat hem door openbaring het geheimenis bekend gemaakt is. En in 2 Timotheüs 4 getuigt Paulus dat God tijdens moeilijke momenten bij hem is geweest en ervoor gezorgd heeft dat hij zijn bediening kon volbrengen.
Tot slot is er nog het Bijbelboek Openbaring. Deze profetie lijkt op het eerste gezicht een abstracte ver-van-ons-bed-show. Maar dat is het zeker niet. De verkondigde profetieën waren aanvankelijk de concrete en nabije verwachting voor de zeven gemeenten aan wie het Bijbelboek toegestuurd was. In de eerste hoofdstukken wordt – vaak met gebruikmaking van beeldspraak – de situatie binnen de verschillende gemeenten aangekaart. Daarbij worden gelovigen zowel vermaand als vertroost. Vervolgens wordt in Openbaring (vanaf hoofdstuk 4) uit de doeken gedaan wat er in de toekomst zal gebeuren. In dit deel van het Bijbelboek is de chronologie van ondergeschikt belang aan de thematiek. Daarbij zien wij dat God in al die verschrikkelijke gebeurtenissen nog steeds het contact met de mens zoekt. Er is sprake van uitstel van oordelen (Openb. 10:6), er zijn twee getuigen die de mensen in Jeruzalem waarschuwen (Openb. 11) en God troost de martelaren (Openb. 6:10-11). Uiteindelijk zien wij aan het einde van het boek hoe God bij de verschijning van het hemels Jeruzalem de mens voor eens en altijd weet te vinden: “Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” (Openb. 21:3). Dat ook dit geen abstract, maar een concreet gegeven is, kunnen wij twee verzen eerder in het hoofdstuk zien: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde…” (Openb. 21:1).
Vele malen en vele wijzen
Wij hebben vanuit Zijn Woord kunnen zien hoe God door gebeurtenissen heen tot de mens komt en tot hem spreekt. Daarbij zal de nauwlettende lezer zeker opgevallen zijn dat God dit door de hele Bijbel heen op verschillende manieren doet. Wij vinden dit gegeven bevestigd aan het begin van de Hebreeënbrief: “Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon…” (Hebr. 1:1). God spreekt dus niet alleen veel in de Bijbel, hij doet dit ook op verschillende manieren. Het meest duidelijke onderscheid van spreken is te vinden in het verschil tussen het Oude en Nieuwe verbond.
Eveneens is het zo dat sommige in de Bijbel beschreven gebeurtenissen uniek en eenmalig van karakter zijn. Denk bijvoorbeeld aan Gods openbaring op de Sinaï, en ook aan het lijden en sterven van de Heere Jezus: “Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden…” (1 Petr. 3:18). Omdat God door de verschillende tijden heen verschillend spreekt en dit spreken soms uniek en eenmalig van karakter is, valt dit menselijkerwijs niet in te kaderen of te voorspellen. En dan hebben wij het nog niet eens gehad over het feit dat Gods wijsheid voor ons mensen niet te vatten is.
Verder is het van belang dat wij onderkennen dat er in de Bijbel sprake is van voortgang/vooruitgang van openbaring. Waar het menselijk beeld van het wereldgebeuren cyclisch is, daar gaat Gods handelen hier op lineaire wijze dwars door heen. Wij zouden kunnen zeggen dat alle gebeurtenissen in de wereld uiteindelijk vervat zijn in die ene gebeurtenis van Gods plan. De gebeurtenissen in de wereld zijn tot op zekere hoogte nog wel voor ons waar te nemen en te vatten. Van Gods plan mogen wij enkel de contouren zien door middel van Godsopenbaring.
Een duidelijk voorbeeld van dit laatste is de toch behoorlijk intelligente Daniël (Dan. 1:4), die een heel Bijbelboek aan toekomstige gebeurtenissen mocht optekenen en dan aan het einde van het verhaal toch nog met vragen zit: “Ik echter, ik hoorde het wel, maar ik begreep het niet. En ik zei: Mijn Heere, wat zal het einde hiervan zijn?” (Dan. 12:8). Gods antwoord is dan: “Toen zei Hij: Ga heen, Daniël, want deze woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde” (Dan. 12:9). Ook wij kunnen niet altijd Gods hand achter de gebeurtenissen in de wereld, en ook wat betreft ons persoonlijk leven zien. Veel dingen zullen ons pas geopenbaard worden na dit leven. Maar toch mogen wij wel iets van Gods hand ontdekken en ervaren in de gebeurtenissen van ons dagelijks leven. Of zoals in Romeinen 8:28 staat: “En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede…” Hier willen wij in het volgende artikel nog bij stilstaan.