Middelpunt
Natuurlijk, de psalmen hebben allemaal hun eigen, historische achtergrond. Ze zijn dikwijls ontstaan vanuit bepaalde gebeurtenissen in iemands leven. Daarom hebben ze door de eeuwen heen ook zoveel gelovigen aangesproken en bemoedigd in hun dagelijks leven. De psalmen vertolken vaak op ontroerende en indringende wijze de gevoelens van de dichter. Zij openbaren zijn gemoedstoestand in allerlei, soms moeilijke, situaties. Zij spreken tot ons hart!
Dat neemt echter niet weg, dat de (meeste) psalmen ook duidelijk Messiaans of Christo-centrisch zijn, dat wil zeggen: zij getuigen van Christus.
Je zou eigenlijk de betekenis der psalmen in drie punten kunnen samenvatten:
- Ze hebben een normale, historische en verkondigende betekenis.
- Ze hebben een profetische betekenis. Hierbij moeten wij vooral denken aan het (gelovig) overblijfsel van Israël.
- Ze hebben een Christo-centrische betekenis. Vele psalmwoorden worden in het Nieuwe Testament toegepast op de Heere Jezus Christus.
Wat dat laatste punt betreft: het is wonderlijk om te zien hoe Christus in de psalmen enerzijds wordt genoemd als de HEERE, de ‘Ik-ben’, en anderzijds als de (rechtvaardige) Mens, die leeft in afhankelijkheid van de HEERE.
Trouwens, in het verslag van de vier evangelisten zien wij hetzelfde. Enerzijds wordt duidelijk, dat Hij de Heere uit de hemel is en anderzijds spreekt Hij als Zoon tot de Vader in de hemel. Dit zijn voor ons menselijk verstand onbegrijpelijke dingen; wij moeten en mogen ze aanvaarden zoals ze tot ons komen in de hele Bijbel!
In Psalm 99:1 en 2 lezen wij: "De HEERE is Koning... de HEERE is groot in Sion", terwijl de 2e Psalm zegt: “Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt" (vs. 6 en 7). Deze woorden worden in Handelingen 13:33 en Hebreeën 1 toegepast op de Zoon van God, Jezus Christus.
In Psalm 45 staat het zo mogelijk nog concreter geschreven. We zien in deze ‘onderwijzing’ de Held, die voorspoedig uitrijdt voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht (denk aan de Ruiter op het witte paard in Openb. 19). In vers 7 en 8 lezen wij: "Uw troon, o God, bestaat eeuwig en altijd; de scepter van Uw Koninkrijk is een scepter van rechtvaardigheid. U hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen". Ook deze woorden worden in Hebreeën 1 toege¬past op de Zoon.
De Gezalfde
Hij is dé Gezalfde: Messias (Hebreeuws) of Christus (Grieks). De evangelist Johannes spreekt met name over de Heere Jezus als zijnde de Zoon van God, geopenbaard als mens. Hoofdstuk 1:1 zegt: "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God". Vergelijk hiermee Genesis 1:1. Het gaat om dezelfde persoon!
Johannes 1:14 zegt vervolgens: "En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid". Johannes (de Doper) heeft van Hem getuigd: "Híj was het van Wie ik zei: Hij Die na mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was er eerder dan ik" (vs. 15).
In hoofdstuk 20 geeft Johannes het doel aan van 'zijn' Evangelie: "Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam" (vs. 30, 31).
Jezus is dé Gezalfde. Wat dat betekent, wordt misschien wel het mooist geïllustreerd in de geschiedenis van David. Zijn naam betekent: geliefde, en hij is in de Bijbel een machtig type van Christus! Als God Saul verworpen heeft, stuurt hij Samuël naar het huis van Isaï, in Bethlehem, om een koning aan te wijzen. Wij kunnen dat lezen in 1 Samuël 16. Al de zonen van Isaï, zeven in getal, passeren de revue, maar Samuël zegt: "De HEERE heeft dezen niet uitgekozen".
Gods dienstknecht vraagt dan of Isaï nog meer zonen heeft. En ja hoor, de jongste, David, ontbreekt nog. Hij weidt de schapen. Samuël geeft de opdracht hem te halen. Wie had dat gedacht, die kleine David?!
Van David staat geschreven: "Hij was rossig, had mooie ogen en was knap om te zien". Je zou zeggen: dat is wel leuk, maar heeft een koning geen andere, of niet méér dingen nodig dan rood en mooi te zijn? Jawel, maar hier wordt eigenlijk het schaduwbeeld gezien van Degene, die later de ‘Zoon van David’ genoemd zou worden: de Heere Jezus. Zijn schoonheid wordt bijzonder beschreven in het boek Hooglied, zie bijvoorbeeld hoofdstuk 2:8 e.v. en 5:10 e.v. Als David voor Samuël verschijnt, zegt de HEERE: "Sta op, zalf hem, want deze is het".
DEZE IS HET! Hij is de man naar Gods hart. Hij is de (door God) aangewezen persoon. En David wordt gezalfd... te midden van zijn broeders!
Hier wordt dus eigenlijk licht geworpen op het begrip 'gezalfde'. De Heere Jezus, Zoon van God, is dé Gezalfde. Hij is de aangewezen Persoon, het Middelpunt van al Gods handelen. Als Jezus Zijn openbare bediening op aarde begint, wordt Hij gedoopt in de Jordaan. Bij die gelegenheid zag Johannes de Geest van God als een duif neerdalen en op Hem komen. En dan klinkt er een stem uit de hemel, die zegt: "Deze is mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb".
Hier wordt dus de Heere Jezus heel duidelijk door God Zelf aangewezen! DEZE IS HET! Hij is de Man naar Gods hart. Hij is Degene die Zich tot een schuldoffer zou stellen en "…het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn" (Jes. 53:10).
Later, als de Heiland op weg is naar het Kruis van Golgotha, wordt Hij nog eens duidelijk aan het volk 'getoond'. In Johannes 19 lezen wij: "Pilatus dan kwam weer naar buiten en zei tegen hen: Zie, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik geen schuld in Hem vind" (vs. 4). En als de Heere Jezus dan met doornenkroon en purperen mantel voor het volk wordt gesteld, zegt Pilatus: "Zie, de Mens!" En nog later, gezeten op zijn rechter¬stoel, zegt hij tot de Joden: "Zie, uw Koning!" (vs. 14).
Zo wordt de Heere Jezus aan Israël voorgesteld: Deze is mijn Zoon... zie, de Mens... zie, uw Koning!
Na Zijn volbrachte werk op aarde is Hij ten hemel gevaren en later zal Hij terugkeren. Dan zal Hij als Overwinnaar zegevieren. Dan zullen alle ménsen zeggen: "Zie, de mens"... en: "Zie, de Koning". En God zal zonder woorden duidelijk maken dat Jezus Zijn geliefde Zoon is.
Paulus zegt in Handelingen 17 van Godswege, dat mensen overal tot bekering moeten komen "…en wel omdat Hij een dag vastgesteld heeft, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden te doen opstaan" (vs. 30, 31).
Door Zijn opstanding uit de dood heeft God Hem tot Heere en Christus gemaakt (Hand. 2:36). Hij is de Zoon van de levende God. Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen!
Zie, Ik kom...
- "U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt Mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven.
Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen; Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste".
Bovenstaande is een citaat uit Psalm 40, de verzen 7-9. Het is een Psalm van David. Toch blijkt onmiddellijk dat met de ik-figuur niet alleen David bedoeld wordt. Het gaat hier vooral over iemand over wie in de boekrol (ws. een aanduiding van de Thora, de Wet, dus: de 1e vijf Bijbelboeken) geschreven is en die de wil van God wil volbrengen. Onze gedachten gaan direct uit naar de Heere Jezus Christus. Terecht, want in het Nieuwe Testa¬ment, Hebreeën 10, blijkt ook dat Hij bedoeld wordt.
Het gaat hier om de "Knecht van de HEERE", die lust heeft de wil van God te doen. Hij zegt in vers 7: "U hebt mijn oren doorboord". Deze vertaling is wellicht tot stand gekomen op grond van wat er staat in Exodus 21, hoewel daar in de grondtekst een ander woord gebruikt wordt. In dat hoofdstuk wordt gesproken over de rechten van de Hebreeuwse slaaf. Deze moest na het 6e jaar, i.v.m. het komende (7e) sabbatsjaar, worden vrijgelaten. Nu kon het zijn, dat deze slaaf, om welke reden ook, zijn heer vrijwillig wilde blijven dienen. Hij werd dan door zijn heer voor de oudsten der stad gebracht, bij een deur of een deurpost, en zijn heer moest dan zijn oor met een priem doorboren als teken dat de slaaf hem vrijwillig voor altijd zou dienen. Dit was dus het teken van de vrijwillige overgave van de slaaf aan zijn heer!
Welnu, dát is de boodschap hier en in Psalm 40. Het spreekt van de vrijwillige overgave van de ware Dienstknecht om de wil van God te doen. Het spreekt van Zijn gehoorzaamheid.
In Jesaja 50 lezen wij van Hem: "De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug" (vs. 5). In Johannes 6:38 zegt de Heere Jezus Zelf: "Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft". En de apostel Paulus getuigt in Filippenzen 2 dat Christus Jezus "Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood" (vs. 7, 8).
Uw wil geschiede
In Hebreeën 10 wordt Psalm 40:7-9 aangehaald. Het valt op, dat de tekst enigszins gewijzigd is. Het verschil in de woorden van het Nieuwe Testament met die in het Oude vormen geen tegenstelling, maar zijn eigenlijk een nadere uitleg. Psalm 40 is een profetie, dat de Messias zou komen als de gehoor¬zame Dienstknecht. In Hebreeën 10 spreekt de Heer a.h.w. Zelf (zie vers 5) als Hij in de wereld gekomen is. In plaats van: "U hebt Mijn oren doorboord", lezen wij nu: "U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt”. Hieruit blijkt dat de gehoorzaamheid van Christus tot uitvoering zou worden gebracht in een menselijk lichaam. Hebreeën 10 is hierin dus een aanvulling c.q. verduidelijking van Psalm 40.
Hebreeën 5:7 en 8 zegt: "In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd... Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden".
Wij kunnen ons niet voorstellen wat het betekend heeft voor de Heiland om deze weg te gaan! De weg van volkomen gehoorzaamheid, de weg van liefde voor... U en mij! Hij heeft de tegenspraak van zondaren tegen zich verdragen (Hebr. 12). In Jesaja 50:6 en 7 zegt de Knecht van de HEERE: "Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. Want de Heere HEERE helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden".
Zelfverzekerd, doch in volledige afhankelijkheid van de Vader, ging de Heere Jezus de weg naar het Kruis. Hij moest wel. Niemand anders kon gaan, want Hij alleen is de aangewezen Persoon! In de hof van Gethsémané zien we Zijn eenzame strijd: "Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden. En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte. En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen" (Luk. 22:42-44).
De Heere Jezus is dus dé Gezalfde, dé Man van Gods raadsbesluit. Hij is gekomen als de enige, ware Middelaar tussen God en mensen om het ware offer te brengen dat nodig was voor de verlossing van de mens. Alle Oudtestamentische offers waren slechts een schaduw van het grote en volmaakte offer, dat de Heiland zou brengen aan het Kruis van Golgotha. En dat volmaakte offer heeft ons redding gebracht. Dat offer omvatte Zijn komst op aarde om te leven naar Gods wil, Zijn gang naar Golgotha en Zijn onderdompeling in de dood. En toen dat allemaal was volbracht, heeft God Hem opgewekt uit de dood, verhoogd, en de plaats gegeven aan Zijn rechterhand. En dan zal gebeuren wat Paulus heeft geschreven in Filippenzen 2:1 en 11, namelijk dat “…in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.”