Daarbij gaat het ten eerste om de algemene vraag: Wat is het Woord van God? Vervolgens om de meer bijzondere vraag: Wat is het Woord van God voor deze tijd?
Wij moeten te allen tijde beseffen, dat het Woord onlosmakelijk verbonden is met God Zelf. Wat de Bijbel zegt, dat zegt God en is dus waar. Dit moet ons uitgangspunt zijn bij de benadering van het Woord.
Boeken
"Er komt geen einde aan het maken van veel boeken...", zegt Prediker in hoofdstuk 12:12. En dat is inderdaad zo, ook als het gaat om christelijke lectuur. Je zou haast zeggen: Is het niet eens genoeg? Alles is toch al gezegd? Wel, dat is nog maar de vraag. Bovendien, wij lezen in 2 Petrus 1:12 het volgende: "Daarom zal ik niet nalaten u altijd aan deze dingen te herinneren, hoewel u ze weet en in de waarheid, die bij u is, versterkt bent. En ik acht het juist, zolang ik in deze tent ben, u op te wekken door de herinnering hieraan…".
In het derde hoofdstuk van dezelfde brief schrijft Petrus: " Deze tweede brief, geliefden, schrijf ik u nu. In beide wek ik door herinnering uw zuivere gezindheid op…" (vs. 1)
Het is dus kennelijk belangrijk voor gelovigen, dat zij van tijd tot tijd herinnerd moeten worden aan de waarheid omtrent het heil en de betekenis daarvan. Niet alleen voor hun eigen zuiver besef, maar ook voor allerlei dwalingen en verkeerde leringen, zoals blijkt uit de rest van Petrus' brief.
De volgende vragen zijn dus gerechtvaardigd: Als wij de Bijbel lezen, verstaan wij dan wát wij lezen? Hebben wij nog steeds de zuivere gezindheid, een zuiver besef van Gods handelen? Hebben wij nog steeds zicht op de betekenis van Zijn Woord, ook met het oog op de tijd, waarin wij nu leven? De ´tussen-tijd´, tussen de hemelvaart van Christus en Zijn wederkomst? Hebben wij begrip van het doel van God in deze tijd? Hebben wij geleerd waar het wezenlijk om gaat, en leven wij daar ook uit? Met andere woorden: Zijn wij navolgers van God, niet alleen in de gezindheid van Christus, maar ook in het werk, dat Hij verricht?
Verwarring
Wij leven in een tijd, waarin de verwarring groot is, ook onder gelovigen. Een beetje in de sfeer van: Duizend mensen, duizend meningen. En al die meningen moeten het liefst ook gehoord en gehonoreerd worden. Voor de tegenstander een waar paradijs om zich uit te leven in het stichten van nog meer verwarring, verleiding, onrust, dwaling, etc. Elke ketter heeft z'n letter, en elke heer heeft z'n leer.
Het is de hoogste tijd om terug te keren naar de Bron. Naar God en Zijn Woord. Naar de gezonde leer en de gezonde prediking, waarop (van Godswege) niets valt aan te merken (vgl. Titus 2:8). Want velen zijn het spoor van het geloof bijster geraakt en niet zelden vervallen tot ijdel gepraat!
Iedere prediker, en dat geldt ook voor elke gelovige, zou zich moeten afvragen of hij/zij nu werkelijk met de Bron bezig is, óf met ideeën, die op leringen van mensen berusten.
Door de vele visies die er zijn, weten veel gelovigen niet meer waar ze aan toe zijn. Men vraagt zich af: Wie heeft er nu eigenlijk gelijk? Vaak zit overal wel een (kleinere of grotere) kern van waarheid in. Voor velen is Bijbelstudie (voor zover men daar nog mee bezig is) dan ook een soort vergelijkend warenonderzoek geworden. Men gaat te rade bij allerlei mensen en/of boeken. Op zichzelf is dat niet verkeerd. Het is goed om verder te kijken dan je (eigen) neus lang is. Het gevaar bestaat echter, dat we gaan kiezen voor de meest gangbare mening. Zes uitleggers of predikers zeggen ‘A’, twee zeggen ‘B’. Nou ja, dan zal het wel ‘A’ zijn. En zo eigent men zich de mening van de meerderheid toe.
Soms wordt de ene mening (en verkondiger!) tegen de andere uitgespeeld. Dan is het een kwestie van wie het meest populair is of het meest sympathiek over komt!
Het gevolg is, dat de twee die ‘B’ zeggen al gauw apart gezet worden in ons denken en handelen. Zij vertolken immers niet de gangbare mening, dus dat kan niet goed zijn, zou je zeggen. Maar als het nu toch eens goed, dat is: Bijbels, is?
De gedachte van ´meeste stemmen gelden´ gaat voor Gods Woord natuurlijk niet op. Vergelijkend warenonderzoek met als doel de -in onze ogen- beste waar te behouden, is geen Bijbelstudiemethode. Het werkelijke Bijbelonderzoek richt zich telkens weer op het vinden van de Bijbelse waarheid.
Er zijn voorbeelden te over in de Bijbel zelf, die ons duidelijk maken, dat de waarheid zich zelden in de meerderheid kan verheugen!
- Noach was de enige in zijn dagen, die de waarheid verkondigde.
- Slechts twee van de twaalf verspieders spraken de waarheid in vertrouwen op God. Israël koos op dat moment echter de visie van de meerderheid en kon door ongeloof niet ingaan in het land.
- Jeremia (en dat geldt ook voor de andere profeten) stond alleen tegen een overmacht van valse profeten, die Israël een verkeerde boodschap voorhielden. Chananja was één van hen. Leest u eens wat er bijvoorbeeld staat in Jeremia 23:16-20; 28; 38:4 en Ezechiël 2:5!
- De Heere Jezus, Die de Waarheid in eigen Persoon is, stond alléén te midden van Wetgeleerden en Schriftgeleerden. Hij zegt tot hen in Mattheüs 15: "En zo hebt u door uw overlevering het gebod van God krachteloos gemaakt" (vs. 6). En in Marcus 7:9 zegt de Heiland: "U stelt op een mooie manier Gods gebod terzijde om u aan uw overlevering te houden".
Zo wordt ook vandaag de bedoeling van God versluierd doordat men wil vasthouden aan allerlei eigen visies, tradities en overleveringen. En voor elke visie zijn wel Bijbelteksten te vinden.
De apostel Paulus onderging hetzelfde lot: "U bent buiten zinnen, Paulus! Uw grote geleerdheid brengt u buiten zinnen!" (Hand. 26: 24). Moet je nagaan, zo werd deze trouwe dienaar van God beoordeeld! In vers 25 lezen wij de reactie van Paulus: "Ik ben niet buiten zinnen, zeer machtige Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van gezond verstand".
Wij leren hier in ieder geval uit, dat wij de waarheid moeten verkondigen, zoals Gods Woord ons dat voorhoudt. En het kan niet vaak genoeg herhaald worden: Rechte voren trekkend, oftewel rechtsnijdend, dat wil zeggen: in overeenstemming met Gods doel in deze tijd.
De gezonde leer
Aan het einde van zijn leven drukt Paulus zijn opvolger in de dienst, Timotheüs, op het hart: "... predik het Woord..." (zie 2 Tim. 4). Dat is niet voor niets: "Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten” (vs. 3, 4). Er zal een tijd komen... die tijd is reeds gekomen en is nu!
Dat onze ogen daar toch voor open zijn of gaan! Vele gelovigen worden alleen maar ´gezegend´ door de prediking als zij bevestigd worden in hun eigen gedachten, als ze het er mee eens zijn. Als spreker A. komt dan zijn ze er, maar als broeder B. spreekt, zie je ze niet. Vele predikers voorzien in deze ´behoefte´ door hun oppervlakkige prediking, die meer onderhoudend is dan onderwijzend.
Paulus zegt: "Maar u, wees nuchter in alles. Lijd verdrukkingen. Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk ten volle" (vs. 5). Dáár gaat het om. Méér hoeft niet, en met minder kunnen wij niet toe! God geve, dat onze harten bereid zijn of worden om de toerusting van God door Zijn Woord en Geest te ontvangen.
De allesoverheersende vraag is: Wat zegt God in Zijn Woord?
Als wij hebben onderkend, dat God een plan heeft (zie bijv. Jes. 46:9, 10 en Efe. 3:11), dan is het vervolgens belangrijk je af te vragen: Hoe is dat plan dan opgebouwd? En: In welke fase van Zijn plan leven wij nu?
Hoe lezen wij de Bijbel?
In de praktijk blijkt dus, dat veel misverstanden omtrent het verstaan van de Bijbel te herleiden zijn naar die ene vraag: Hoe lezen wij de Bijbel? Zien we de Bijbel als een verzameling stichtelijke woorden of als de openbaring van God? Lezen wij de Bijbel als een roman van hoog niveau, een spannend en interessant boek, of als het Woord van de levende God?
Wanneer wij de Bijbel gelovig aanvaarden als de volle Raad van God, gezaghebbend in leer en leven, dan heeft dat consequenties. Dan zullen wij wellicht op tal van punten onze (traditionele) gedachten en meningen moeten bijstellen of inleveren. Dan zullen wij ons telkens moeten afvragen of onze visie gebaseerd is op het Woord zelf of op allerlei dogma's, kerkelijke normen en waarden, evangelische gewoonten, en dergelijke.
Dan zullen wij ook verder moeten denken over de gevolgen van ons verkregen inzicht in het Woord.
Om een voorbeeld te noemen: Het woord ‘bedeling’ heeft vandaag haast een sectarische klank gekregen, ook in vele evangelische kringen. Welhaast minachtend spreken sommigen over de ´aanhangers van de bedelingen-leer´, alsof het om een on-Bijbelse dwaalleer zou gaan! Niets is minder waar. God Zelf gebruikt het woord ‘bedeling’ (Gr. oikonomia, huishouding) in Zijn Woord, wie zijn wij dan om dat meer of minder (of soms helemaal) naast ons neer te leggen? Ja, er zelfs smalend over te spreken?
Maar als wij dan ontdekken, dat de huidige fase in Gods plan genoemd wordt: De bedeling of uitdeling van de genade (Efe. 3:2), dan is het niet genoeg dat we dat alleen maar vaststellen of voor kennisgeving aannemen. Dan volgt daaruit ook de noodzaak om je af te vragen: Wat betekent dat dan? Waar is het God dan om te doen in deze huishouding? Welke betekenis heeft het heil voor de gelovigen in deze tijd? Wat heeft de Heere ons in Zijn grote genade geschonken?
En als de Gemeente dan genoemd wordt "het Lichaam van Christus", wat is dan onze positie voor God als leden van dat Lichaam? Als de Heere God Paulus geroepen heeft als een uitverkoren werktuig, aan wie het "geheimenis" bekendgemaakt is, wat betekent zijn bediening dan voor ons als zijn navolgers, die op Christus vertrouwen ten eeuwigen leven (vgl. 1 Tim.1:16). En als hij dan zo nadrukkelijk en exclusief spreekt over "mijn Evangelie", waarom doet hij dat dan?
Wat betekent dit alles voor de inhoud van onze prediking en het onderwijs in de gemeente(n)? Is onze wandel dan ook de Heere waardig, dat wil zeggen: in overeenstemming met Zijn wil voor deze tijd? En ga zo maar door.
Nee, het bezig zijn met Gods Woord is niet vrijblijvend, dat heeft gevolgen, soms vérstrekkend. Het kan zijn, dat we daardoor lang gekoesterde ideeën moeten prijsgeven. Een groeiend inzicht in Gods Woord en Zijn plannen geeft ons ook meer verantwoordelijkheid om naar die kennis te handelen. Bovendien is het heel normaal dat gelovigen, naarmate zij de Bijbel lezen en onderzoeken, meer kennis krijgen omtrent het heil, dat hen door genade geschonken is (vgl. 1 Kor. 2:9-12), en de bedoelingen van God in de verschillende heilsbedelingen c.q. fasen van Zijn plan.
Paulus zelf is daarvan een goed voorbeeld. Uit Handelingen 26:16 en Galaten 2:2 valt op te maken, dat de kennis van het heil en de wil van God voor zijn bediening, zich geleidelijk aan heeft ontwikkeld. Gaandeweg is de bedoeling van God hem duidelijk geworden, uitlopend in zijn visie op de bijzondere positie van de Gemeente, als zijnde het Lichaam van Christus, en de bekendmaking van de onnaspeurlijke rijkdom van Christus. Die ontwikkeling is ook terug te vinden in het verloop van zijn vroege(re) brieven (geschreven tijdens de Handelingenperiode) naar zijn late(re) brieven (Hand. 28 en daarna). En al is het voor ons dan niet altijd even gemakkelijk om onze eigen, vaak vertrouwde, gedachten en overleveringen te moeten prijsgeven, het is wel altijd zegenrijk!
Want juist daardoor worden wij vervuld met de rechte kennis van Gods wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht (vgl. Kol. 1:9).
Tenslotte
Wie zich werkelijk overgeeft aan het gezag van Gods Woord en de leiding van Gods Geest, komt dikwijls in conflict met de gevestigde orde. Paulus waarschuwt Timotheüs, en zegt: "En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden" (2 Tim. 3:12). Deze vervolging uit zich op talloze manieren en kan van de zijde van de wereld komen, en ook van godsdienstige mensen en -helaas- zelfs van mede-gelovigen.
Maar al te gauw wordt iemand die een wat ander inzicht heeft in een bepaald Bijbelgedeelte naar de zijlijn gemanoeuvreerd. Waar men in de wereld mank gaat aan over-tolerantie (alles moet maar kunnen en mogen), daar lijden veel gelovigen in bepaalde opzichten aan in-tolerantie!
Tegelijkertijd kan men zich ook verbazen over het gemak waarmee allerlei wind van leer wordt nagevolgd. Hoe velen aangetrokken worden door allerlei uiterlijke manifestaties en belevingen, die veeleer aan de begeerte van het ´vlees´ voldoen, dan dat ze de gezonde, geestelijke groei bevorderen.
Natuurlijk is voorzichtigheid geboden als het gaat om onze tijd, met zoveel dwalingen en afwijkende leringen. Een kenmerk van dergelijke leringen is, dat er altijd wel een aspect van de waarheid in zit. Maar juist in hun ijver voor het bestrijden van de on-waarheid, begaan gelovigen dan dikwijls de fout om behalve zo'n dwaling meteen ook de waarheid zelf terzijde te schuiven. Men gooit het kind met het badwater weg!
Pas als gelovigen zelf gaan onderzoeken en ontdekken wat het Woord zegt, dan ontvangen zij inzicht en gaan zij de waarheid verstaan. En elke verkondiger of leraar, die daarin behulpzaam mag zijn, heeft de verantwoordelijkheid het Woord der waarheid recht te snijden (2 Tim. 2:15) en zijn spreken te allen tijde te toetsen aan dat Woord zelf, en de bedoelingen van God in deze fase van Gods plan en in deze huishouding. Dan komt er een zuiver besef van Gods bedoelingen en werken door de tijden heen.
Als wij ons allemaal daaraan houden en elkaar aanvaarden als begenadigden in de Geliefde, dan zullen wij samen de waarheid (weer) gaan verstaan en die zal ons vrij maken!
Als we die waarheid dan vervolgens ook toepassen in ons leven, dan zullen wij de Heere waardig wandelen, Hem in alles behagen en in alle goed werk vrucht dragen (Kol. 1:9-11), tot heil van onszelf en bovenal: tot eer van God!