Oren
Het voordeel van twee oren is ook nog dat je kunt bepalen waar het geluid vandaan komt; komt het van links of van rechts, van voren of van achteren of zelfs van boven of beneden. Dat is allemaal het gevolg van het gehoor dat de Heere God bij de mens schiep d.m.v. twee oren en het hele ingenieuze interne systeem van zenuwen die de gehoorde informatie doorgeven aan de hersenen voor verdere analyse.
Samen met de hersenen en ook door de opgebouwde ervaring kunnen zeer complexe geluiden worden geanalyseerd. We kunnen soms prima een bepaalde stem, die we willen volgen, beluisteren in een omgeving met veel bijgeluiden en geroezemoes. Mensen die gewend zijn om bijvoorbeeld naar storende radiosignalen te luisteren, zoals ondergetekende, vol ruis en atmosferisch geknetter, kunnen door hun ervaring vaak nog prima spraak volgen of een morse-signaal vertalen.
Er zijn veel pogingen gedaan om dit fenomeen met computers te imiteren, maar de slimste software wint het nog steeds niet van de doorgewinterde radiotelegrafist.
De beide menselijke oren, samen met het onvoorstelbaar grote rekenvermogen van onze hersenen die allemaal ontworpen zijn door een Superintelligente Ontwerper, namelijk de Heere God, zijn niet te verslaan.
Hoe werkt het gehoorsysteem?
Ons gehoor is één van de meest complexe systemen in het menselijk lichaam. Er zijn drie hoofddelen te onderscheiden: Het buitenoor, het middenoor en het binnenoor.
Bij het buitenoor zien we de oorschelp en het kanaal dat de geluidsinformatie doorgeeft aan het trommelvlies. Het middenoor zit intern en heeft o.a. een met lucht gevulde ruimte waarin zich de gehoorbeentjes bevinden, die aan één kant verbonden zijn met het trommelvlies. In het binnenoor wordt de geluidsinformatie omgezet in elektrische impulsen die via zenuwen naar dat gedeelte van de hersenen gaan dat speciaal daarvoor geschapen is.
Het schijnt dat bij ongeboren baby’s het gehoor al wel functioneert als eerste van de zintuigen. Ook wordt beweerd dat bij stervende mensen het gehoor als laatste nog functioneert, voordat de levensgeest definitief het lichaam verlaat. Dat is overigens wel iets om goed te beseffen, als je met anderen naast een sterfbed staat.
Horen en luisteren
Er is nog wel verschil tussen horen en luisteren. Je kunt bijvoorbeeld heel geconcentreerd luisteren zonder dat je iets hoort. Of je hoort iets zonder er naar te luisteren. Een mens kan ook ergens naar luisteren en het ‘ter ore nemen’ en/of er ‘gehoor aan geven’. Dan gehoorzaam je aan het gehoorde, maar je kunt er ook ongehoorzaam aan zijn.
In de Bijbel staan hiervan ook de nodige voorbeelden.
- Psalm 81:9 “Mijn volk, zei Ik, luister, en Ik zal onder u getuigen, Israël, als u naar Mij luisterde”.
- Psalm 81:12 “Maar Mijn volk heeft naar Mijn stem niet geluisterd, Israël is tegenover Mij onwillig geweest”.
- Psalm 81:14 “Och, had Mijn volk naar Mij geluisterd, was Israël in Mijn wegen gegaan”.
Het geloof is uit het gehoor(de)
Deze simpele waarheid lezen we in Romeinen 10, vers 17: “Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God” (sommige handschriften hebben hier: Woord van Christus). Het woordje ‘door’ heeft hier de betekenis van: Daar komt het uit voort.
Wij mensen zijn echter nogal visueel ingesteld. We zien iets en beschouwen dat dan onomstotelijk als de waarheid. Later kun je overigens toch wel weer gaan twijfelen of je het wel juist hebt gezien. En ook tegenwoordig met het softwarematig gemanipuleer met videobeelden kun je er helemaal niet meer van op aan.
Het hele hoofdstuk van Romeinen 10 gaat nadrukkelijk over dit onderwerp. Vers 14 b: “En hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben”, en vers 18: “maar ik zeg: Hebben zij het dan echt niet gehoord? Zeker wel Hun geluid is over heel de aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden van de wereld”.
Het gaat dus wezenlijk over prediking en woorden die gehoord en gehoorzaamd kunnen worden; daarom wordt er ook besloten in vers 21 met de woorden: “Heel de dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk”.
Ook de Heere God kan horen, luisteren en verhoren
In het Oude Testament wordt regelmatig gebeden tot de Heere God om Zijn oor te neigen en om te luisteren naar wat Zijn schepselen Hem willen zeggen of vragen. Daar mogen wij ook dankbaar gebruik van maken door van alles tegen Hem te zeggen en Hem overal in te betrekken. We mogen Hem danken voor Zijn liefde en prijzen voor Zijn genade, en we kunnen ook aandacht vragen en bidden voor de zaken waar we zo onze zorgen over hebben.
- Psalm 17:1 “Een gebed van David, Heere, luister naar mijn rechtvaardige zaak, sla acht op mijn roepen, neem mijn gebed ter ore, met onbedrieglijke lippen gesproken”.
- Psalm 40:2 “Lang heb ik de Heere verwacht, en Hij boog Zich naar mij toe en hoorde mijn hulpgeroep”.
- Psalm 69:34 “Want de Heere hoort de armen, Hij veracht Zijn gevangenen niet”.
- Zacharia 13:9b “Het zal Mijn Naam aanroepen en Ik zal het verhoren. Ik zal zeggen, dit is Mijn volk, en zij zullen zeggen, De Heere is Mijn God”.
Wie oren heeft om te horen, laat hij horen
Deze uitspraak komt precies zeven keer voor in de drie eerste Evangeliën en wordt uitsluitend door de Heere Jezus uitgesproken. Natuurlijk precies zeven keer, want dat is het volmaakte getal van de Heere God Zelf, en dan moeten we natuurlijk onze oren gaan spitsen.
De eerste keer lezen we het bijvoorbeeld in Mattheüs 11:15 na een wat cryptische uitspraak in de verzen ervoor en zo gaat het steeds met deze uitspraak. De Heere Jezus is al volop in gesprek geweest en heeft onderwijs gegeven. Hij luisterde naar wat de mensen zeiden en gaf antwoord, maar dan sloot Hij nooit af met de woorden ‘Wie oren heeft om te horen’, enz.
Maar zodra Hij in de laatste tijd van Zijn aardse optreden in gelijkenissen ging spreken, sloot Hij die vaak af met deze woorden. In de taal van tegenwoordig zouden we zeggen: Als je horen kunt, luister dan ook heel goed.
Hij zegt dat dus alleen bij de speciale gelegenheid als Hij in gelijkenissen gesproken heeft, juist dan moet je goed - en als het ware tussen de regels door - luisteren.
Want de Heere Jezus gaat pas in gelijkenissen spreken nadat toch is komen vast te staan, dat de Joden Hem niet erkenden als de Messias, Die al zolang geleden was aangekondigd. En als de gelijkenis is uitgesproken, legt Hij de betekenis ook niet uit aan het volk, maar desgevraagd alleen aan de discipelen, want “het hart van dit volk is vet geworden en ze hebben met de oren slecht gehoord en hun ogen hebben ze dicht gedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen ouden zien en met de oren en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen” (Matt. 13:15).
De uitlegging van gelijkenissen is eigenlijk alleen bestemd voor gelovigen, want “uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat ze horen”.
De discipelen geloofden Hem wel, maar de rest niet, daarom werd van de rest “afgenomen ook wat ze hadden”, volgens Mattheüs 13:12.
We lezen een vergelijkbare uitspraak in de Openbaring aan Johannes. Daar staat: “Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt”. Deze uitspraak staat er precies acht keer (Opb. 2:7, 11, 17 en 19; 3:6, 13, 22; 13:9). Het gaat hier over Israël en datgene wat ze in de toekomst kunnen verwachten.
Eigenlijk sluit de tijd van Openbaring naadloos aan bij de Evangeliën. De genadetijd, waarin we nu leven, is tussengevoegd waarbij het geheimenis (Efe. 3) bekendgemaakt werd.
Het oor is geplant
We lezen hierover in Psalm 94, vers 9: “Zou Hij Die het oor plant, niet horen? Zou Hij Die het oog vormt, niet zien?” De Heere God maakt hier verschil tussen het oor en het oog. Het oor is geplant en het oog gevormd. Als iets geplant wordt, doet dat ons denken aan planten die in de grond geplant worden om te groeien en vrucht op te leveren. Dat zou ook best het geval kunnen zijn met het oor. Wellicht is daarom het oor wel ‘geplant’ om te (kunnen) groeien door te luisteren, zodat er iets uit voortkomt en er vrucht gedragen wordt voor de Heere God.
Het oor doorboren
Dat klinkt vrij grof, maar het gebeurt op grote schaal tegenwoordig en het stelt niet veel voor. Men wil een versiering in het oor en laat even een gaatje prikken in de oorlel, want die is ‘toevallig’ praktisch gevoelloos. Mannen en vrouwen en ook jonge kinderen lopen met een ringetje in het oor en de vraag komt op waar zoiets vandaan komt.
Dat heeft natuurlijk een Bijbelse achtergrond, zoals zo vaak, en hiervan lezen we in Exodus 21:1-11.
Een Hebreeuwse slaaf mocht na zes jaar van noeste arbeid in het zevende jaar zijn dienstverband beëindigen, en gaan en staan waar hij wilde. Maar hij kon er ook voor kiezen om bij zijn heer en meester te blijven. Kon best zijn dat hij een prima baas had naar wie hij graag luisterde en voor wie hij graag wilde werken.
Vers 5 zegt: “Maar als de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn meester, mijn vrouw, en mijn kinderen lief, ik wil niet als vrij man vertrekken, dan moet zijn meester hem bij de rechters brengen. Hij moet hem bij de deur of de deurpost brengen. Zijn meester moet dan met een priem zijn oor doorboren. Zo zal hij hem voor eeuwig dienen”.
Er moest dus een gaatje in zijn oorlel gepriemd worden. Door het zelf herstellend vermogen van het menselijk lichaam is er natuurlijk kans dat het weer dicht groeit. Om dit te voorkomen en om ervoor te zorgen dat iedereen kon zien dat hij zijn dienst graag wilde voortzetten, lezen we in de literatuur naast de Bijbel dat men een gouden ring in het ontstane gaatje deed, zodat het niet meer dichtgroeide. Zo gebeurde het ook met slavinnen, lezen we in Deuteronomium 15:12 en 17. Dit was toch wel meer dan een onbelangrijke gebeurtenis. We lezen er ook over in Galaten 4 waar een vergelijking gemaakt wordt tussen een erfgenaam door geboorte en een slaaf die gekocht was. Zolang de erfgenaam nog een onmondig kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij erfgenaam van alles is. Maar die slaaf kan ook opgenomen worden in het gezin en wordt dan ook een erfgenaam. En pas dan mag hij tegen zijn vroegere meester zeggen: Abba, Vader (zie ook Rom. 8:14-17).
Overdrachtelijk gezien moet het dus zo zijn dat alle gelovigen in deze genadetijd een gouden ring in hun oor hebben, omdat ze heel graag voor ‘eeuwig’ bij hun Heer willen blijven. De slaaf die gepromoveerd wordt tot erfgenaam laat zich dus ringeloren. Een ring in de oren als teken van overgave en dienstbaarheid.
Maar dit simpele gaatje in het oor van de slaaf prikken heeft volgens Psalm 40 nog een diepere betekenis.
Vers 7: “U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, u hebt Mijn oren doorboord: brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven”.
De vertalers hadden ook al begrepen dat het hier overdrachtelijk over de ware Dienstknecht, de Heere Jezus, gaat en bij Hem zijn dus beide oren doorboord; het staat er in het meervoud. In de eerste plaats natuurlijk als het teken om ‘eeuwig’ trouw te blijven aan Zijn hemelse Vader, maar het gehoorkanaal werd ook open gemaakt om nog beter te kunnen luisteren.
Hij kon nu ook volledig vreugde vinden om Gods welbehagen te doen, volgens vers 9: “Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste”.
In Hebreeën 5:8 lezen we: “Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden”.
En als er per ongeluk een oor wordt afgehakt?
Dat zal je gebeuren, maar het overkwam Malchus in die duistere, spannende nacht waarin de Heere Jezus door een overmacht gevangen werd genomen. De emoties liepen hoog op en de impulsieve Petrus grijpt zijn zwaard, hakt erop los en treft de slaaf van hogepriester bij het rechteroor en het is er schoon af. Maar aangezien het geloof door het ‘gehoor’ ís, wordt het er direct weer aan ‘gewonderd’ door de Heere Jezus. Verblind door haat is er niemand die hier iets bijzonders in ziet en de klucht van de godsdienstige leiders gaat gewoon door. Malchus mocht dan de slaaf van de hoogste godsdienstige leider zijn, ook hij moet de boodschap horen en geloven, en zich bekeren.
Het Woord van God gaat open en het volk staat op en juicht
Zo maak je dat niet meer mee tegenwoordig als de Bijbel opengaat. Maar het gebeurde destijds wel, toen de Joden na een ballingschap terug in Jeruzalem waren om de stad te herbouwen. We lezen er over in Nehemia 8:1-13 (de moeite waard om het hele boek even te lezen).
Er was veel gebeurd, er was veel tegenstand en problemen, maar met de hulp van de Heere God lukt het om de muur rondom Jeruzalem te herstellen (Neh. 7:1). En dan, in de zevende maand, verzamelde heel het volk zich op het plein voor de waterpoort, zo lezen we in Nehemia 8:1. En waarom nou net de waterpoort, terwijl er toch twaalf poorten zijn in Jeruzalem? Omdat Gods Boek geopend gaat worden en daarin wordt het levendmakende water gevonden. In Johannes 4:10 antwoordt de Heere Jezus de Samaritaanse vrouw en zegt tegen haar: “Als u de gave van God kende en wist, Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben”. Het gaat hier over het water waar je geestelijk van gaat leven.
Ezra, de priester, kreeg opdracht om de boekrol te halen met de wet van de Heere God en zo gebeurde het. Heel nadrukkelijk staat er tot twee keer bij: “Ezra, de priester, bracht de wet voor de gemeente, zowel mannen als vrouwen en al wie wat zijn verstand betrof in staat was er naar te luisteren” (Neh. 8:3, idem in vers 4).
Toen gingen ze de oren spitsen, want we lezen in vers 4b: “… de oren van heel het volk waren gericht op het wetboek”.
Vers 6 zegt: “Ezra opende het boek voor de ogen van heel het volk, want hij stond hoger dan heel het volk. Toen hij het opende ging heel het volk staan. En Ezra loofde de Heere de grote God, en heel het volk antwoordde, onder het opheffen van handen: Amen, Amen ! Zij knielden en bogen zich neer voor de Heere met het gezicht ter aarde”.
Wat een emotioneel moment, wat een unieke manifestatie, al die duizenden mensen die tegelijk gaan staan als de boekrol wordt ontrolt. Ze heffen allemaal de handen op en juichen: Amen, Amen.
Vers 9: “Zij lazen uit het Boek voor, uit de wet van God, gaven uitleg en verklaarden de betekenis
zodat men de voorlezing begreep”.
Ezra stond daar voor de mensenmassa, samen met nog dertien anderen van wie de namen één voor één worden genoemd.
Als de namen er niet bij hadden gestaan, had niemand het gemist, maar het staat er nadrukkelijk bij vermeld. Dus pak je het Bijbels namenboek en gaat even opzoeken wat die namen betekenen en dan begrijp je direct waarom de Heere het nodig vond deze veertien namen te vermelden.
In zijn rechterhand stonden:
1. Matthitja = Geschenk van de Heere
2. Sema = Roem/reputatie
3. Ananja = De Heere beschermt
4. Uria = Licht van de Heere
5. Hilkia = De Heere is mijn deel
6. Maäsea = Vertroosting van de Heere
7. Ezra = Hulp/ Steun
Aan zijn linkerhand:
1. Pedaja = De Heere verlost
2. Misael = Wie is wat is aan God gelijk?
3. Malchia = Koning van de Heere
4. Hasum = Rijk
5. Hasbadanna = Zorgzame rechter
6. Zacharia = Gedachtenis van de Heere
7. Messulam = Een gegeven beloning
Alle veertien namen blijken een schitterende opsomming te zijn van alles wat de Heere God iedere gelovige wil geven. Veertien aspecten van de liefde van de Heere God voor simpele mensen die ‘Amen, Amen’ zeggen als Zijn Woord opengaat en ze van harte horen en luisteren met de oren die ze daarvoor gekregen hebben.
Tenslotte: Nehemia 8, vers 13: “Toen ging al het volk weg om te eten en te drinken, om uit te delen en grote vreugde te bedrijven, want ze hadden de woorden begrepen die men hun bekend gemaakt had.” Goed voorbeeld om na te volgen!