Het gebied van de Karmel is zeer vruchtbaar. De berg ontvangt meer regen dan andere plaatsen; daardoor was in de oudheid het gebergte een ‘karmel’, d.i. een boomgaard of wijngaard, gecultiveerde tuingrond.
Elia op de Karmel
In 1 Koningen 18 is de berg Karmel het toneel van de openbaring van de heerlijkheid en de kracht des HEREN. Elia is de profeet van God. Zijn naam betekent: (mijn) God is de HERE. Hij staat tegenover 450 Baäl-priesters. Tegen het volk zegt hij: "Ik ben als profeet alléén overgebleven." (vs. 2) Elia leefde in een omgeving, die een beetje te vergelijken is met de wereld in onze dagen: afval, afgoderij, losbandigheid, etc. Het was de tijd van de regering van de goddeloze koning Achab.
Temidden van een goddeloze wereld staat de gelovige min of meer alleen, en zo voelen wij het ook dikwijls. De wereld schijnt ons een overmacht toe. Toch heeft de HERE in de dagen van Elia 7000 man overgelaten, die hun knieën niet gebogen hebben voor Baäl. Dat is het (gelovig) overblijfsel.
In 1 Koningen 18 openbaart God Zich aan Elia en de Baäl-priesters; die openbaring betekent de dood van de valse profeten. Zo zal het ook in de toekomst zijn!
De Here Jezus waarschuwde, dat er in de eindtijd vele valse profeten in de wereld zouden zijn, met name onder Israël.
De Bijbel spreekt zelfs over DE valse profeet (Openb. 13). De beest-heerschappij schijnt oppermachtig tegenover hen, die "de geboden Gods bewaren en het getuigenis van Jezus hebben." (Openb. 12:17) Maar die valse heerschappij zal geen stand houden. De HERE is Overwinnaar! Hij zal Zich de Heilige betonen en laten zien, dat alleen de HERE God is en niemand meer.
Hij zal een goddeloze wereld (en haar leiders) oordelen en Zich verheerlijken in het gelovig overblijfsel. Hij zal Israël herstellen en dan zal er vreugde zijn om het "hoofd der volken." (Jer. 31:7)
Dan zal Israël wonen in het land, dat zal zijn als de Hof van Eden: een weelderige boomgaard van de HERE, die zijn vrucht geeft, welks loof niet verwelkt!
Hooglied 7:5
Het sieraad van de Karmel wordt in het Hooglied gebruikt als een beeld van de schoonheid van de bruid: "Uw hoofd op u is als de Karmel, uw haardos is als purper: een Koning is gevangen in die lokken." Er was zelfs een spreekwoord onder Israël: ‘Een kop als de Karmel’, hetgeen duidt op een weelderige haargroei.
In Hooglied 7:5 lezen wij over een haardos als purper. Dat is de koningskleur, een mengsel van rood en blauw. Rood is de kleur van de mens; blauw wijst naar de hemel, de Goddelijke kleur. Die Koning is dan ook niemand minder dan de Here Jezus Christus, de Messias-Koning van Israël.
Hij is God én Mens. Hij is de Bruidegom van Israël over wie Hooglied schrijft!
De Karmel staat dus voor weelderige groei, overvloedige vrucht, etc. Dit maakt de berg tot een beeld van de overvloedige zegen des HEREN…
Amos 1:2
Hier lezen we dat de Karmel verdort… i.v.m. oordeel.
Dat lezen wij ook in Nahum 1:2-7. Hier spreekt de profeet over oordeel over Ninevé. Vers 3 zegt: "De HERE is lankmoedig, doch groot van kracht, en de HERE laat geenszins ongestraft."
Dit komt ook tot uitdrukking in de geschiedenis van Elia op de berg Karmel, waar de valse profeten van Baäl omkomen in de heerlijkheid en luister van de HERE, de God van Israël.
Al de bomen…
Zoals gezegd: de naam ‘Karmel’ betekent: ‘boomgaard’ of ‘wijngaard’.
Ook in die zin is de Karmel een type van Israël, want Israël is een volk, dat bestaat uit ‘bomen’!
In Lukas 21:29 zegt de Here Jezus: "Let op de vijgeboom en op al de bomen... zodra zij uitlopen weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer nabij is." Het herstel van Israël in de toekomst is hét grote teken van de op handen zijnde openbaring van het Koninkrijk op aarde.
De uitdrukking ‘al de bomen’ komt elders in de Bijbel nog een keer voor, en wel in Richteren 9:8 e.v. Wij lezen daar over een rede van Jotam, wiens naam overigens betekent: de HERE is volmaakt. Bomen zijn natuurlijk eerst letterlijk bomen, zoals wij ze ook kennen. Daarnaast zijn zij in de Bijbel ook typen van mensen en/of volkeren, dat blijkt als wij de teksten opzoeken en lezen, waar over bomen gesproken wordt.
In Richteren 9:8 en volgende verzen komen wij een aantal bomen tegen: de Olijfboom (vs. 8), de Vijgeboom (vs. 10), en de Wijnstok (vs. 12)...
Tenslotte vragen “al de bomen" (vs. 14), in deze geschiedenis een aanduiding van de burgers van Sichem (vgl. vs. 7 en 16), aan de doornstruik om koning over hen te worden.
De doornstruik is:
1. een aanduiding van Abimelech, die koning werd van Sichem (= schouder). Dat liep slecht af voor de burgers van Sichem! (zie vers 22,23).
2. type van de toekomstige ‘koning’ over Israël. We spreken dan over de eindtijd.
In Johannes 5:43 zegt de Here Jezus: "Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en Mij neemt gij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen." Er komt dus iemand in zijn eigen naam, die Israël zal overheersen en verleiden (denk aan Dan. 9:27! Dit zal slecht voor Israël aflopen).
Het juk van deze valse vorst zal zwaar drukken, maar de HERE zal het juk verbreken (Vgl. Jer. 30:8, Ezech. 34:23 ev.).
Dan zal Israël bevrijd worden en in een nieuwe relatie met God terechtkomen. Dat betekent: feest, vreugde, grote blijdschap.
Die blijdschap is er (nu) niet bij Israël. In Joël 1:12, zien we de ‘bomen des velds’ (de naam Joël betekent: de HERE is God).
Let op vers 12 b: "Voorwaar… de blijdschap is beschaamd van de mensenkinderen weggevlucht." De blijdschap is weg! Waarom? Omdat "alle bomen des velds zijn verdord". Later, in hoofdstuk 2:22 is het andersom; daar wordt gesproken over het herstel van Israël.
De uitdrukking ‘al de bomen...’ duidt dus op het volk Israël en wijst op de verschillende aspecten in de relatie tot God.
We noemen nog een paar bomen:
* Wijnstok - wijst op het doel, dat God heeft met Israël, nl. om vrucht te dragen in de (verbonds)relatie met de HERE. Israël is de bruid c.q. vrouw van Jahweh, bestemd om te wonen in Zijn (beloofde) land.
Hosea 10, vers 1: "Israël is een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt..." Maar toch, Hosea zegt er achteraan: "naarmate hij meer vrucht verkreeg, maakte hij meer altaren..." De HERE zegende Israël, maar het volk dwaalde af!
In Jesaja 5 vinden wij het lied van de wijngaard, waar Israëls afval wordt bezongen.
De stamvader van Israël is Abraham; hij ontving de belofte van een volk en een land. De beloften werden gedaan aan "Abraham en zijn zaad", zegt Paulus later in de Galaten-brief. Het Zaad is Christus. Abraham is dus eigenlijk de originele wijnstok, terwijl Christus de ware wijnstok is (zie Joh. 15).
Hij is de edele druif, die vertreden is in de persbak, waardoor het druivensap ontstaat. Kenmerkend voor de wijn is de alcohol, het spirituele, het geestelijke. ‘Wijn’ is dan ook het symbool van de Geest, met name de vreugde van de Geest.
In Joël 2:12b lazen wij, dat de blijdschap weg was. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor Johannes 2, de bruiloft te Kana! De (profetische) boodschap is daar: Israël ontvangt nieuw leven op grond van het genade-verbond met Abraham, en zal de vreugde daarvan smaken!
* Vijgeboom - wijst op Israël als natie. Het volk, dat een thuis heeft in het beloofde land. Hosea 2:11 zegt in verband met de verwerping van Israël: "Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgeboom verwoesten...."
In Mattheüs 21:19 ziet de Here Jezus een vijgeboom: er waren wel bladeren, maar geen vruchten. En dat is tamelijk ongewoon, want dat gaat normaal gesproken gelijktijdig. Deze vijgeboom wordt dan ook terstond vervloekt, zodat hij verdort!
De (ernstige) boodschap daarin is, dat het onvruchtbare Israël niets anders te wachten staat dan de vloek. De Heer zegt dan ook: "Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid!" Hier wordt het woord ‘aioon’ gebruikt, dat wijst op de huidige eeuw. Immers, in de toekomende eeuw draagt Israël wel degelijk vrucht als het een heilige natie zal zijn, Gode welgevallig.
Het wachten is op de dag, dat het hout van de boom ‘week’ wordt en de bladeren doet uitspruiten (zie Matt. 24, Luk. 21).
* Granaatappelboom - wijst op de zegen, die de HERE schenkt bij het onderhouden van Zijn eredienst, tot heerlijkheid van Zichzelf en Zijn (priesterlijk) volk.
Granaatappeltjes sierden de zomen van het kleed van de Hogepriester in het Oude Verbond, als beeld van die heerlijkheid.
* Palmboom - wijst op het Koninkrijk en op de Koning van Israël.
Christus is de Koning uit de stam Juda, oftewel: de Koning der Joden.
De Hebreeuwse naam Tamar betekent: palmboom. In Genesis 38 komen we de naam tegen in verband met de wonderlijke geboorte van een tweeling, Zerach en Peres, geboren uit Juda en Tamar! In Leviticus 23:40 komen wij palmtakken tegen op het Loofhuttenfeest, dat een beeld is van het toekomstige Koninkrijk. In Johannes 12:13 lezen wij, dat de mensen palmtakken namen bij de intocht van de Koning van Israël in Jeruzalem. In Openbaring 7:9 zien wij de ontelbare schare van mensen, met palmtakken in de handen.
* Appelboom - wijst op de liefde tussen de HERE en Israël. In het Hebreeuws: Tappuach, ook de naam van een plaats in Juda. In Hooglied: aanduiding van de Bruidegom (2:3) en voor de Bruid (8:5), namelijk: Israël.
* Olijfboom - wijst op de roeping en bestemming van Israël, zoals beschreven in Exodus 19: 5,6. Daar verandert niets aan! Paulus vraagt: "Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen?" (Rom. 3:3) Het antwoord is: "Volstrekt niet!"
In Romeinen 11:29 wordt daar nog aan toegevoegd: "Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk."
Uit deze voorbeelden blijkt dus: al deze bomen hebben iets te maken met de relatie tussen de HERE en Israël. Die relatie was er in het Oude Verbond, is vervolgens verbroken, en zal straks worden hersteld in een Nieuw Verbond.
Let op!
In Mattheüs 24 zegt de Heiland: “...leert dan van de vijgeboom deze les...” Er ligt dus een les in het uitspruiten van de vijgeboom.
In Lukas 21 staat: “...en Hij sprak een gelijkenis: let op de vijgeboom en op al de bomen...” In ‘de vijgeboom en al de bomen’ ligt een les opgesloten, dat wil zeggen: er zit een diepere, verborgen betekenis in.
Kort samengevat komt het hierop neer: In de voleinding der wereld (Gr. aioon) zal de voleinding van de geschiedenis van Israël en de oprichting van het Koninkrijk op aarde plaatsvinden. Dán zal Israëls herstel hét grote teken zijn van de vestiging van het Koninkrijk op de (gehele) aarde. Het uitbotten van de vijgeboom (en van al de bomen) is een teken dat ‘het’ (d.i. de zomer, het Koninkrijk) nabij is!
Israël zal het koningschap ontvangen als de Koning van God wordt aanvaard.
Dan zullen de ‘bomen des velds’ in hun handen klappen! Dan zal de grote ommekeer in Israëls geschiedenis plaatsvinden. Dat is ook wat wij lezen in Jesaja 55, vers 12 en 13!
De dorens en distels wijzen op de vloek! (denk aan Genesis 3:18 - aardbodem vervloekt..: "hij zal u doornen en distels voortbrengen").
Voor de doornstruik zal een cypres opschieten en voor de distel een mirt. Dit zijn typen van Christus en van het herstelde Israël (een gelovig Israël dus).
Het Hebreeuwse woord voor Mirt is ‘Hadas’, waarvan ‘Hadassa’ afkomstig is, de (vroegere) naam van Esther (zie hs. 2:6). Zij is een type van Israël, dat deel krijgt aan het koningschap van Christus... op de derde dag! (zie 5:1).
Het uitbotten van ‘de vijgeboom... en al de bomen’ wijst op het volledige herstel van Israël, waarbij al de beloften van God in vervulling zullen gaan en Israël in die heerlijke positie zal terechtkomen.
Dát herstel is een teken van het Koninkrijk, dat komt. Dan zal de blijdschap, die eerder was weggevlucht (Joël 1:12b), terugkeren en Israël zal grote, zeer grote vreugde kennen.
Israël zal zijn als de Karmel: De HERE zal zich openbaren en Zijn volk overvloedig zegenen…!