De tweevoudige betekenis van het woord geheimenis
Het Griekse woord musterion (vgl. ons woord ‘mysterie’), weergegeven als ‘geheimenis’ in de N.B.G. Vertaling en ‘verborgenheid’ in de Statenvertaling, heeft een tweeledige betekenis. Het kan betekenen: ‘wat verborgen is gehouden’, en ook: ‘iets dat alleen door ingewijden kan worden verstaan’. Het kan beide betekenissen gelijktijdig hebben.
Van het grote, door Paulus geopenbaarde, geheim wordt op beide manieren gesproken:
1. Het geheimenis is een waarheid die met een verborgen gehouden bedoeling werd bewaard, tot de openbaring aan en door de apostel Paulus. Hij zegt, dat het "verborgen was sinds het begin van de wereld" (Rom. 16:25), "…in vroegere eeuwen... niet bekend gemaakt", "…van het begin der wereld... verborgen bij God." (Efe. 3:5,9), "verborgen geweest van alle eeuwen en van alle geslachten." (Kol. 1:26)
2. Nu het geopenbaard is wordt het nog slechts begrepen door de ingewijden. Zoals de apostel bidt in Efeze 1:17 (en vgl. vs. 9): "…dat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve (de) geest van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen (of: in de kennis van Hem).” En: "..dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand… de verborgenheid... nu... geopenbaard aan Zijn heiligen, aan wie God heeft willen bekend maken welke de rijkdom van de heerlijkheid van deze verborgenheid is onder de heidenen… de volle verzekerdheid van het verstand... de kennis (Gr. epignosis= volledige kennis) van de verborgenheid." (Kol.1:9,26,27,2:2 SV)
Het is daarom van het grootste belang dat we verlichting en verstand door de Heilige Geest zoeken in de studie van dit onderwerp.
I. Het geheim van Gods wil
Efeze 1:9 spreekt over "de verborgenheid van Gods wil"; over de bedoeling van God, die verborgen bleef, totdat deze deze aan en door de apostel Paulus werd geopenbaard. Hiernaar verwijst hij in zijn woorden: "…daar Hij ons bekend gemaakt heeft DE VERBORGENHEID VAN ZIJN WIL, naar Zijn welbehagen, dat Hij voorgenomen had in Zichzelf; om in de bedeling van de volheid van de tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is" (Efe. 1:9,10 SV).
In deze passage, zowel als in vele andere door Paulus geschreven woorden, verwijst de wil van God niet uitsluitend naar Zijn wil in een enkel bijzonder detail, of Zijn wil voor onze levens, maar naar Zijn eeuwig doel. Daarom roept hij uit: "Weest niet onverstandig, maar verstaat wat de wil van de Here is." (Efe. 5:17; zie ook Efe. 1:5,11, Kol. 1:9).
Zoals aangegeven in Efeze 1 is de verborgenheid van Gods wil het samenbrengen in Christus van alles wat in de hemel en op de aarde is. Dit is echter Zijn uiteindelijke doel. Al Gods eigenen werden niet in één keer tezamen vergaderd in Christus. De verborgenheid van Gods wil bevatte dus de ontwikkeling van een nieuw programma, een nieuwe bedeling.
In het kort is het geheimenis, voor zover gerelateerd met het heden, de glorieuze waarheid dat God beiden, Jood en Heiden, besloten heeft onder de ongehoorzaamheid, opdat Hij hun allen barmhartig zou zijn (vgl. Rom. 11:32) en dat Hij hen beiden zou verzoenen met God in één lichaam door het kruis (Efe. 2:16). De hemelse positie van dit ‘ene lichaam’, zijn geestelijke zegeningen, zijn tegenwoordige verantwoordelijkheden, etc. moeten afzonderlijk worden besproken. Gods eeuwige bedoeling, zo lang verborgen gehouden, is direct verbonden met het geheimenis van het Evangelie. Het uitdragen van deze bedoeling is de historische demonstratie van het feit dat de Christus, die werd gekruisigd op Golgotha, Zelf het geheimenis is van al het goede nieuws van God. Inderdaad was het door de onthulling van Zijn lang verborgen bedoeling, dat God "het geheimenis van het Evangelie" bekend maakte.
II. Het geheim van het Evangelie
Aan het slot van de Efezebrief schrijft de apostel Paulus: "En (bidt) voor mij, opdat mij bij het openen van mijn mond het Woord gegeven wordt met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken, waarvoor ik een gezant ben in een keten, opdat ik daarin vrijmoedig spreek, zoals mij betaamt te spreken." (hs. 6:19,20)
De apostel spreekt hier dus niet zomaar over de prediking van het goede nieuws, maar van een geheim: de verborgenheid van het Evangelie.
Sinds de ‘zondeval’ heeft God het Evangelie, oftewel het goede nieuws, aan zondaars verkondigd.
Bijvoorbeeld toen Hij Adam en Eva beloofde dat Eva’s zaad uiteindelijk de kop van de slang zou vermorzelen (Gen.3:15). En dat in Abraham alle geslachten der aarde gezegend zouden worden (Gen.12:3, vgl. Gal.3:8).
Was het geen goed nieuws wat God bekend maakte aan David, toen Hij beloofde zijn huis, troon en koninkrijk voor eeuwig te bevestigen (2 Sam.7:16)? Was het geen goed nieuws dat God openbaarde door de profeten, dat vrede en voorspoed en zegening zou heersen in het komende koninkrijk (Jes. 2:2-4, 11:6-9, 35:1-7, Jer. 23:5)? Was het geen goed nieuws dat Johannes de Doper verkondigde toen hij Christus bekend maakte en aankondigde dat het koninkrijk "nabij" was (Matt. 3:2,3)? Was het geen goed nieuws wat Petrus predikte, toen hij later het koninkrijk aan Israël aanbood, roepende: "Bekeert u... op er tijden van verkwikking mogen komen van het aangezicht des Heren; en Hij zal zenden Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is" (Hand. 3:19,20)?
Dit alles was Evangelie of goed nieuws, maar wat was "de verborgenheid van het evangelie"? Wat was het geheim van het goede nieuws?
Pas enige tijd na de kruisiging werd het geheim van het Evangelie geopenbaard, aan en door de apostel Paulus, gepaard gaande met het beste nieuws van alles: "het Evangelie der genade Gods."
Satan dacht dat de kruisiging van Christus Hem zou vernietigen. Hoe moet hij zichzelf gelukgewenst hebben met het succes, toen onze Heer in schaamte en ongenade stierf aan Golgotha’s kruis!
Het was ongetwijfeld een grote schok en teleurstelling voor hem te ontdekken, dat Christus uit de doden opstond en verhoogd werd. En dat God het zondeprobleem van de mens heeft opgelost door de dood van Christus. Hierdoor kon Hij zelfs de ‘grootste der zondaars’ redden, en hem uitzenden om "…verlossing door Zijn bloed, de vergeving van zonden, naar de rijkdom van Zijn genade" (Efe. 1:7) aan te bieden. En dat niet alleen, die verloste zondaar is zelfs met Christus gezet in de hemel, ter rechterhand Gods!
Historische ontwikkeling
In het boek Handelingen blijkt duidelijk, dat Israël zich aansluit bij de rebellie der volkeren door de Messias af te wijzen. Reden waarom de Here God overging tot de uitvoering van Zijn verborgen plan.
De eerste vertrouwelijke openbaring van Gods doel betreffende de huidige bedeling van genade, was de redding van Saulus, de grootste zondaar, en de leider van Israëls, ja, van ‘s werelds rebellie tegen Christus (vgl. 1Tim. 1:13-16).
Aan hem openbaarde de Here wat Hij nog niet aan de andere apostelen kon openbaren, toen Hij hen de grote opdracht gaf, namelijk dat Israel terzijde gesteld zou worden en redding voor allen verkondigd zou worden door de gekruisigde, opgestane en verheerlijkte Christus.
Eén van de eerste lessen, die Paulus leerde, was dat God Israël, samen met de heidenen, zou brengen onder de ‘ongehoorzaamheid’.
Door Paulus zou God redding voor alle mensen aanbieden door genade, alleen en direct door de verdiensten van Christus.
Met de roeping van Paulus om de Twaalven te vervangen als de apostel voor de heidenen, begon God de Joodse religie teneinde te brengen en het ‘regiem’ van genade in te voegen.
Er zou geen verschil meer zijn tussen Joden en heidenen “…want Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelven tot één nieuwen mens zou scheppen, vrede makende; en [opdat] Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende.” (Efe. 2:14-16 SV).
Aldus werd de scheidsmuur gebroken (zie tekening) en Joodse en heidense gelovigen werden verzoend met God in één lichaam, door het kruis. Het kruis, het volbrachte werk van Christus, is wat God ons wil doen verkondigen aan de wereld van vandaag (1 Kor. 1:18, 2 Kor. 5:14-21, Gal. 6:14, Efe. 1:7, etc.), want daarin ligt het geheim van Zijn bedoeling en genade.
De bedeling der genade Gods, de verzoening van Joden en heidenen met God in één lichaam aan het kruis, het ene Lichaam met Christus als Hoofd, gezeten ter rechterhand Gods, is het grote geheim dat verborgen was bij God, totdat het aan en door apostel Paulus werd geopenbaard.
Paulus was de natuurlijke vertegenwoordiger van Gods doel met betrekking tot het lichaam, want hij was zelf een Hebreeër en een Romein in één persoon (zie Hand.26:16-18). Hij was een met God en Zijn Christus verzoende vijand, het ‘model’ dat God koos om "…in hem al Zijn lankmoedigheid te betonen." (1Tim. 1:16).
Aan deze man heeft God dit tweevoudige geheimenis bekendgemaakt, zoals hijzelf uitlegt: "…dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid…" Dat het "onnaspeurlijk" was en "van alle eeuwen verborgen is geweest in God." (Efe. 3:3-9)
Hij is het die spreekt van: “…de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods; [namelijk] de verborgenheid, die verborgen is geweest van [alle] eeuwen en van [alle] geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; aan wie God heeft willen bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid…” (Kol. 1:25-27 SV)
Gods geprofeteerde doel om de volkeren door Israël te zegenen, zal later nog uitgevoerd worden, maar terwijl Israël in haar onbekeerde staat is, zegent God Joden en heidenen als gelijkwaardigen door Christus. Dit is in overeenstemming met Zijn eeuwig doel en demonstratie van het feit, dat alle zegeningen vanuit Golgotha stromen.
Vooralsnog mogen wij nu het geheimenis van Gods wil en het daaraan verbonden geheimenis van het Evangelie bekendmaken!
"O diepte van rijkdom, beide van de wijsheid en de kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!" (Rom. 11:33).