Vorige artikelen
In de vorige artikelen zagen wij dat het niet goed is om onze identiteit van het oordeel van anderen of van onszelf te laten afhangen. Het menselijk oordeel is namelijk onzorgvuldig en wisselvallig. Bovendien kan menselijke erkenning ons nooit datgene geven wat wij werkelijk nodig hebben. Vanuit de brieven van Paulus leerden wij dat het beter is om ons te laten beoordelen door de Heere. Uit onszelf doorstaan wij echter Gods oordeel niet. Maar als wij in Christus zijn, worden wij door de hemelse Vader aangenomen als Zijn kinderen en werkt de kracht van Gods Geest in ons binnenste. De identiteit van ons als gelovigen rust zo niet in onszelf, maar in Christus. Hoe wij daar daadwerkelijk uit kunnen leven, zullen wij in dit artikel bespreken.
1. De oude van de nieuwe identiteit onderscheiden
De Heere Jezus zegt in Markus 7 dat vanuit het hart van mensen slechte gedachten voortkomen (Mark. 7:21). Later zegt Paulus in Romeinen 3 dat geen enkel mens uit zichzelf rechtvaardig is. Verderop, in Romeinen 7, beschrijft Paulus hoe de mens zonder Christus worstelt om naar Gods wil te leven en daarin faalt. Wie probeert om uit zichzelf goed te zijn en goed te leven, komt uiteindelijk bedrogen uit. Wij schieten tegenover onszelf, tegenover anderen en vooral ook tegenover God altijd tekort. Wij kunnen onszelf niet tot ons recht laten komen, het anderen nooit volledig naar de zin maken en nooit aan Gods voorwaarden voldoen. Wanneer wij echter tot geloof in Christus zijn gekomen, krijgen wij de mogelijkheid om uit de identiteit van Christus te leven. Dit brengt een enorme bron van mogelijkheden met zich mee.
De omvang van deze mogelijkheden wordt onder andere in Johannes 7:38 beschreven, waar de Heere Jezus zegt: “Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” Je kunt deze tekst lezen als dat Christus stromen van levend water uit het binnenste van de gelovige laat komen. Het is echter ook mogelijk om “zijn binnenste” te interpreteren als het binnenste van Christus uit Wie de gelovige zijn dorst mag lessen. Hoe wij Johannes 7:38 ook lezen, beide opvattingen zijn sowieso waar, waarbij de laatste wel de voorwaarde vormt voor de eerste. Wij vinden dit heel duidelijk verwoord in Johannes 4:14 waar de Heere Jezus aan een Samaritaanse vrouw vertelt dat het geestelijke water dat Hij haar aanbiedt in de gelovige tot een bron is die alle geestelijke dorst wegneemt en in eeuwigheid niet op zal raken.
Vanuit Johannes 4 kunnen wij aan deze geestelijke voeding van Christus drie belangrijke eigenschappen ontlenen die zich sterk onderscheiden van de menselijke mogelijkheden.
In de eerste plaats is het levende water van Christus voor ieder mens die het wil aannemen, ongeacht zijn afkomst of prestaties. De Heere Jezus biedt het een Samaritaanse vrouw aan die meerdere mannen heeft gehad. In die tijd was dat iets ongehoords. Voor de Joden werden de Samaritanen bovendien als uitschot beschouwd. Daarbij zagen zij vrouwen als minderwaardig. En wie overspelig was, verdiende de doodstraf. Deze vrouw was naar de normen van die tijd dus helemaal niets waard. En toch biedt Christus haar Zijn heil aan.
In de tweede plaats kan er ongelimiteerd geput worden uit de bron van levend water. Dit gaat de menselijke energiehuishouding te boven. Wie zich teveel inspant of teveel geeft, raakt oververmoeid, overspannen of zelfs burn-out. Leven vanuit Christus maakt ons niet leeg, maar vult ons telkens weer.
In de derde plaats blijft de bron van levend water voor altijd stromen. Dit kan niet gezegd worden van de inspanningen die wij als mensen verrichten. Als wij ouder worden, raken wij langzaam uitgerangeerd om uiteindelijk krachteloos te sterven.
Naast het universele, onbeperkte en onvergankelijke karakter van het heil en de identiteit die Christus geeft, is het ook qua uitwerking totaal anders dan het menselijk denken en handelen. In Galaten 5:19-20 beschrijft Paulus eerst een heel scala van zaken die het menselijk denken met zich meebrengt. Daaronder staan heftige dingen zoals hoererij, woede-uitbarstingen en moord. Maar ook subtielere zaken als onenigheid, afgunst en egoïsme worden genoemd. De eerste serie zaken zijn duidelijk aantoonbaar slecht. De tweede serie zaken doet er uiteindelijk toch ook niet veel voor onder. Omdat wij ze onder een mantel van beschaafd, en zelfs godsdienstig, gedrag kunnen verhullen, kunnen zij levenslang verborgen blijven en ons uiterlijk keurige leven van binnen helemaal rot maken. Van al deze zaken kunnen wij sowieso zeggen dat ze ons eigen denken en ego centraal stellen en ook schade toebrengen aan de ander.
Tegenover de werking van de menselijke geest, plaatst Paulus de werking van Gods Geest. Deze kenmerkt zich door liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Gal. 5:22). Het zijn zaken die uit God voortkomen, die overeenkomen met de identiteit van Christus, die de ander goed doen en bovendien God de eer geven. Waar de uitwerking van het menselijk denken afbreekt, daar bouwt de uitwerking van Gods Geest juist op. Het is daarom dat Paulus aan het slot van Galaten 5 stelt dat wij ons menselijk denken als dood dienen te beschouwen en behoren te leven naar de nieuwe identiteit die wij in Christus hebben ontvangen. Daarbij moeten wij er voor oppassen geen mensen met eigendunk te worden die anderen dwars zitten en slecht over hen denken (Gal. 5:24-26).
2. De oude identiteit afleggen
Om daadwerkelijk uit de nieuwe identiteit in Christus te gaan leven, is het belangrijk dat wij eerst onze oude identiteit laten voor wat het is. Wij hebben in voorgaande artikelen gezien dat de oude identiteit ons opgeblazen of juist leeggelopen maakt en slechts een beperkte houdbaarheid kent. Wij kunnen dit als een enorm offer beschouwen. Echter, wanneer wij het afleggen van onze oude identiteit vergelijken met wat Christus voor ons heeft gedaan, dan valt het daartegen helemaal weg. Christus legde namelijk Zijn hemelse heerlijkheid af en werd mens om ons zodoende te kunnen redden (Filipp. 2:5-11). Hij legde iets beters af om iets wat slechter is ervoor terug te krijgen. Wij leggen iets wat slechter is af om er juist wat beters voor terug te krijgen. Dat is toch wel een behoorlijk verschil.
Een goed voorbeeld van een gelovige die zijn oude identiteit aflegde is Paulus. Hij volgt in Filippenzen 3 het voorbeeld van Christus uit Filippenzen 2. Paulus stelt eerst dat hij vanwege zijn vroegere staat van dienst als Israëliet, Jood en Hebreeër en de inspanningen die hij van daaruit geleverd had, reden heeft om trots op zichzelf te zijn. Hij doet dit daarentegen niet, maar stelt dat hij deze zaken juist als schade en vuilnis beschouwt. Zijn status en prestaties hielpen hem niet in zijn relatie met God en maakten dat hij in zijn leven op dood spoor zat. In plaats van het nog van deze zaken te verwachten, staat Christus nu centraal in zijn leven, leeft hij uit Diens geloof en is enkel nog gericht op God (Filipp. 3:4-14).
Het is voor ons belangrijk dat net als bij Paulus onze oude identiteit ons doen en laten niet meer bepaalt. Niet wat wij in het verleden hebben gepresteerd of juist waarin wij mislukt zijn maakt wie wij ten diepste zijn. Ook onze huidige status doet dit niet. Of wij nu directeur of werkeloos zijn, rijk of arm, gezond of ziek, intelligent of zwakbegaafd, gehuwd of alleenstaand, het doet er in Christus allemaal niet toe. Het is zoals in Galaten 3:28 staat: “… want allen bent u één in Christus.” Ook geldt dit voor onze toekomstige keuzes: Wij hoeven niet meer voor een baan of partner te kiezen die ons ego en aanzien vergroten. Ook hoeven wij niet allerlei prestaties te leveren om iets voor te stellen. Wij kunnen datgene kiezen en doen waarbinnen onze nieuwe in Christus ontvangen identiteit het beste tot recht komt. Sterker nog, wij mogen juist ook onze keuzes maken vanuit die identiteit.
Ik kan dit misschien wel het beste uitleggen met een voorbeeld. Vanuit mijn opvoeding heb ik ervaren dat het behalen van een universitaire graad, het hebben van een mooie grote woning en een belangrijke positie in de kerk nodig was om erkenning te kunnen krijgen van mijn ouders. Zo hoopten mijn ouders dat ik dominee zou worden. Toen ik begon te spreken, vonden ze dat aanvankelijk interessant. Echter, toen bleek dat dit in kleine en onaanzienlijke gemeentes was, haakten zij snel af. Aanvankelijk heeft deze manier van denken en doen mij enorm geraakt. Ik had natuurlijk alsnog een theologische opleiding kunnen gaan doen. Of ik had mij juist kunnen gaan afzetten tegen mensen die in de ogen van mijn ouders datgene bereikt hebben wat zij van mij verwachtten. Door de jaren heen heb ik echter geleerd om los te komen van de verwachtingen en teleurstellingen van mijn ouders. Vanuit de wetenschap dat de hemelse Vader mij in Christus, los van mijn eigen prestaties, accepteert zoals ik ben, kan ik dankbaar zijn voor wat ik mag doen zonder daar uiteindelijk erkenning van mensen voor nodig te hebben of er een label van trots aan te hangen. De manier waarop wij volgens mij als christenen het beste in het leven kunnen staan, wordt verwoord in een oud nummer van de christelijke rockband Whitecross: “Ik ben een eenvoudige man en ik houd van de Heer, Hij voorziet in alles wat ik nodig heb en Zijn liefde betekent alles voor mij.”
3. Uit de nieuwe identiteit gaan leven
Het is niet altijd makkelijk om de oude identiteit af te leggen, net zo min als dat het eenvoudig is om vanuit onze nieuwe identiteit te gaan leven. Echter, deze moeilijkheid is niet van God en Christus afkomstig, maar wij leggen ons die zelf op doordat wij vaak blijven vasthouden aan onze oude identiteit. In feite is het daadwerkelijk leven uit de nieuwe identiteit niets meer en minder dan een bewuste keuze maken voor waar wij op gericht zijn. Paulus verwoordt dit in Filippenzen als volgt: “… vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is” (Filipp. 3:14). Paulus vergat niet daadwerkelijk zijn oude identiteit, maar hij vergat wel om er nog langer uit te leven. In plaats daarvan keek hij vooruit naar het heerlijke moment waarop hij na dit aardse leven bij God zou zijn. Paulus’ herkomst lag niet meer in het verleden op aarde, maar in de toekomst in de hemel. De vraag aan ons is waar wij op gericht zijn: Is dit op wie wij denken te zijn door onze afkomst, prestaties en mislukkingen, of door te zien op wie wij werkelijk zijn in Christus? Zien wij op onszelf of op Christus?
De menselijke praktijk leert dat de keuze van gerichtheid doorgaans niet eenmalig gemaakt wordt. Daarin zien wij een onderscheid met het eenmalig tot geloof komen in Christus en het daarbij ontvangen van onze identiteit in Christus. Deze laatste twee zaken hebben wij eenmaal gekregen en blijven door alles heen bestaan. Echter, wij kunnen er, ondanks het ontvangen van de nieuwe identiteit, nog wel steeds voor kiezen om uit de oude identiteit te leven. Het is niet alleen dagelijks, maar zelfs door de dag heen, dat onze gerichtheid kan wisselen. Zo kunnen wij het ene moment dankbaar zijn dat wij die ene persoon vanuit de liefde van Christus hebben kunnen helpen, terwijl wij even later ineens heel erg geïrriteerd kunnen reageren op iemand die iets kwetsends tegen ons zegt.
Het is enerzijds belangrijk dat wij ons er bewust van zijn dat dit gebeurt, zodat wij ook leren om op lastigere momenten de juiste gerichtheid te blijven houden. Anderzijds moeten wij ons er niet teveel van aantrekken dat dit gebeurt. Het is goed om fouten in te zien, deze te erkennen, er in bepaalde mate mee te zitten en om excuses te maken. Wij hoeven er echter niet onder gebukt te gaan. God ziet ons namelijk niet aan naar onze oude identiteit van waaruit wij onze fouten maken, maar Hij kent en herkent ons in Christus. Blijven hangen in schuldgevoel betekent doorgaans dat wij in onze oude identiteit wonen in plaats van in de identiteit die wij in Christus hebben ontvangen.
Het gaan leven uit de identiteit van Christus is iets wat moet groeien. Het heeft tijd nodig en gaat met vallen en opstaan. Eén van de valkuilen die wij hierin kunnen hebben, is dat wij dit te krampachtig gaan doen uit angst om het fout te doen. Om dit te voorkomen, is het aan de ene kant belangrijk dat wij niet alleen uit Christus leven, maar ook uit het besef dat in Hem al onze fouten en tekortkomingen zijn vergeven. Aan de andere kant kan het ook helpen om ons minder met onze eigen gedachten en gevoelens bezig te houden en deze sowieso niet te voeden met iedere negatieve ervaring die wij meemaken. Op lastige momenten is het dan beter om ons het volgende voor te houden: “Ik word nu gekwetst, bekritiseerd, niet gezien of pijn gedaan, maar ik ben in Christus gekend en geliefd door de Vader. Vanuit de liefde die Hij mij heeft gegeven wil ik leven en uitdelen aan anderen en teruggeven aan God.” Wij zouden dit allemaal zelfs nog wat duidelijker en korter kunnen stellen: “Als ik aan Christus denk, ben ik geen slaaf meer van mijn eigen falen en tekortkomingen.”
Een andere valkuil is juist tegengesteld aan de vorige, namelijk dat wij hetgeen Christus in ons doet onszelf als prestatie toerekenen. Het is het gevoel van zelfgenoegzaamheid dat bij ons opkomt op het moment dat wij bezig zijn iets goeds te doen. In plaats van op zo’n moment op Christus gericht te zijn, kijken wij naar onszelf. Wanneer wij op zo’n moment in plaats van op ons zelf op Christus zien, verdwijnt de verkeerde tevredenheid over onszelf en maakt plaats voor dankbaarheid richting God voor wat wij vanuit Zijn kracht mogen doen. Misschien is het beste kenmerk van het leven uit Christus nog wel dat wij het niet als bijzonder of goed ervaren, maar als iets dat wij niet meer dan normaal vinden.
Besluit
Wij hebben in dit artikel veel (maar natuurlijk niet alles) gezegd over het leren leven uit de identiteit van Christus. Er is echter nog wel één belangrijk punt dat zeker genoemd moet worden. Het leven uit de identiteit van Christus neemt namelijk niet al onze problemen weg. Wij blijven te maken houden met tegenslagen, teleurstellingen en mislukkingen. Het is echter wel zo dat wij hier beter mee om kunnen gaan doordat wij leven uit de onaantastbare identiteit van Christus waarvan bovendien door de kracht van Gods Geest getuigd wordt in ons hart. Daarbij verschaft God ons ook de nodige middelen die ons kunnen helpen om ondanks alle omstandigheden rotsvast te blijven staan in de identiteit van Christus. Maar dat is iets waar wij in het volgende artikel bij stil willen staan.
“Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en geen angst hebben, want mijn kracht en psalm is de HEERE HEERE, en Hij is mij tot heil geworden. U zult met vreugde water scheppen uit de bronnen van het heil”
(Jes. 12:2-3).