In Handelingen 2:14-40 vinden we de toespraak van Petrus op de Pinksterdag, de dag van de uitstorting van heilige geest. Het is een prachtige toespraak! Zeker als je er achteraf naar kijkt. Alles wat door Petrus gezegd wordt - grotendeels een aaneenschakeling van profetische woorden - heeft een plek in Gods plan. En alles wat er gebeurde, is in overeenstemming met Zijn voorkennis!
Uitstorting van de geest en het getuigenis
Petrus predikt met grote vrijmoedigheid. Een aantal weken vóór dit moment had hij de Heere Jezus nog verloochend. En in die tijd had de Heere tegen hem gezegd: "En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders" (Luk. 22:32b). Diezelfde Petrus staat hier te prediken alsof hij niet anders gewend is. De reden van zijn vrijmoedigheid vinden we aan het begin van Handelingen 2. Hij heeft namelijk deel gekregen aan heilige geest: "En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest (eigenlijk: heilige geest, de gave namelijk die dé Heilige Geest geeft) en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken" (vs. 4).
God stort hier van Zijn geest uit. Gedurende de veertig dagen na Zijn opstanding had de Heere hen dit al gezegd. In die periode vertelde Hij over alles wat het koninkrijk van God betrof. Daarin speelde de vraag van de apostelen een grote rol: "Heere, zult U in deze tijd voor Israël het koninkrijk weer herstellen?" (vs. 5b). Eén van de dingen die Hij daarop antwoordde was: "... u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn ..." (vs. 8a). Vaak worden deze woorden - met name de laatste, "u zult Mijn getuigen zijn" - opgevat als een bevel of opdracht van de Heere, ja, zelfs een order die ook voor onze tijd geldt. Zo van 'jullie zúllen Mijn getuigen zijn'. Zo zit het echter niet. De Heere Jezus spreekt hier tweemaal in de toekomende tijd. Hij voorzegt dus wat er zou gaan gebeuren, namelijk dat zij Zijn geest zouden ontvangen en zijn getuigen zouden zijn. Het zijn profetische woorden waarmee Hij aangeeft hoe de geschiedenis - namelijk de geschiedenis die in Handelingen wordt beschreven - vanaf dat moment zou gaan verlopen.
Het eerste is dat zij de kracht van de Geest zouden ontvangen en het tweede is dat ze Zijn getuigen zouden zijn. En zo gebeurde het ook. Want tien dagen na Zijn hemelvaart stort Hij van Zijn geest uit op degenen die daar aanwezig zijn.
Het is overigens goed om ons te realiseren dat deze uitstorting in Handelingen 2 de eerste keer is dat dit gebeurt. De geest wordt uitgestort op "ongeveer honderdtwintig personen", later omschreven als "zij allen" (Hand. 1:15 en 2:1).
Het is dus de eerste keer dat in Handelingen beschreven wordt dat God van Zijn geest uitstort. En omdat het de eerste keer is, is het eigenlijk ook meteen de belangrijkste. Maar het is zeker niet de enige keer! Als je heel het boek Handelingen doorneemt, blijken er zeven momenten te zijn dat God van Zijn geest uitstort:
a. Handelingen 2:1-4 Ongeveer honderdtwintig mannen in Jeruzalem
b. Handelingen 4:31 De gelovigen in Jeruzalem
c. Handelingen 8:14-17 Gelovigen in een stad in Samaria ("Judea en Samaria")
d. Handelingen 9:17 en 18 Saulus (Paulus)
c. Handelingen 10:44-47 Cornelius ("Judea en Samaria")
b. Handelingen 13:52 Discipelen in Antiochië
a. Handelingen 19:1-7 Ongeveer twaalf mannen in Efeze1
Voetnoot: Dit overzichtje is overgenomen uit Het boek Handelingen (9789066943612) - zie de Everread-site.
Zowel bij de eerste als de laatste keer staat er bij: "ongeveer"; dit betekent dat onze aandacht extra gevestigd wordt op het getal. De getallen 120 en 12 moeten genoemd worden, terwijl het in werkelijkheid zo had kunnen zijn dat er achtereenvolgens bijvoorbeeld 123 en 9 mannen aanwezig waren.
Het is opvallend dat de vierde keer dat er sprake is van een uitstorting - ook meteen het middelpunt van dit rijtje - betrekking heeft op de uitstorting van de geest op Saulus van Tarsus. Ook over hem kwam de geest om vervolgens getuige te zijn van de opgestane Heere. Het is al met al een volmaakt - namelijk zevenmaal - geheel van uitstortingen. En dat alles staat dus in het kader van het antwoord op de vraag: "Heere, zult U in deze tijd voor Israël het koninkrijk weer herstellen?" Gaat het dan nu gebeuren? We hebben er al zo lang op gewacht ... het zal nu toch wel zover zijn?
In Zijn antwoord zegt de Heere dat het hen niet toekwam "de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn Eigen macht gesteld heeft" (vs. 7b). Hoewel het misschien zo lijkt, is Zijn antwoord niet ontwijkend, maar heeft het direct met de vraag van de apostelen te maken. Want stel dat het getuigenis van de apostelen overal geloofd was door het volk, dan zou het koninkrijk daadwerkelijk gekomen zijn. Immers dan was de Koning teruggekomen (Hand. 3:19 en 20).
Het zijn de laatste dagen!
In Handelingen 2:14 en 15 staat: "... Petrus, die daar met de elf andere apostelen stond, verhief zijn stem en sprak tot hen: Joodse mannen en u allen die in Jeruzalem woont, dit moet u bekend zijn en laat mijn woorden tot uw oren doordringen: deze mensen zijn namelijk niet dronken, zoals u vermoedt, want het is pas het derde uur van de dag". Het is duidelijk dat er een bepaalde aanleiding was, waar Petrus op inhaakt.
De uitstorting van de geest op die ongeveer honderdtwintig personen had als gevolg dat ze in allerlei talen gingen spreken. Er werd gesproken in de (bestaande) talen waarin de toehoorders individueel geboren waren. Eén persoon hoorde dus zijn eigen taal en daarnaast een kakafonie van allerlei andere talen. Met als gevolg dat er grote verbazing was. Vers 12b: "Wat wil dit toch zeggen?" - letterlijk: wat wil dit zijn? Dit doet ons denken aan Exodus 16 waar het over het manna gaat. 'Manna' betekent: 'Wat is dit?' of 'Wie is dit?' Het lijkt ook op dat moment dat de Heere Jezus Zijn intocht in Jeruzalem had. Toen klonk in de stad de vraag "Wie is dat?" (Matt. 21:10). Het is net of dezelfde vraag hier in Handelingen 2 naar voren komt. Terwijl ze horen van de grote daden van God in hun eigen taal, vragen ze zich af: "Wat wil dit toch zeggen?"
Maar voor anderen was er reden voor spotternij: "Zij zijn vol zoete wijn" (vs. 13b).
Petrus antwoordt hierop: "Dit is wat gesproken is door de profeet Joël" (vs. 16). Waarna we die uitdrukking ‘de laatste dagen’ lezen: "En het zal zijn in de laatste dagen ..." (vs. 17a). Dat wat hier gebeurde, was niet de letterlijke vervulling van wat Joël gezegd had, maar het was wél in overeenstemming daarmee! Petrus zegt dit zo onder de volle leiding van de Heilige Geest. Hij haalt Joël als volgt aan:
"En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen. En ook op Mijn dienaren en op Mijn dienaressen zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed, vuur en rookwalm. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de Heere komt" (vs. 17-21).
Als we deze woorden zien in het licht van de woorden van de Heere Jezus in Handelingen 1 en met name ook van de woorden van de twee mannen in witte klederen die tot de apostelen spreken als de Heere net de hemel is ingegaan: "Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan" (Hand. 1:11b), ontdekken we dat Petrus met Joëls woorden een 'tijdpad' naar de ontzagwekkende dag van de HEERE geeft. Deze 'dag' die het koninkrijk van God op aarde omvat, zou beginnen met het terugkomen van de Heere. Zijn wederkomst luidt de dag van de HEERE in. En in Handelingen 2 beschrijft Petrus met Joëls woorden hoe het zou gaan vanaf de uitstorting van Gods geest tot en met de wederkomst van de HEERE. Dat is ook meteen de zevende dag in het heilsplan van God.
Het 'tijdpad' naar de wederkomst toe
- Vers 17 en 18 kunnen we zien als een beschrijving van de Handelingenperiode. En in die periode worden er dus zeven uitstortingen beschreven. Het is de tijd waarover in Hebreeën 2:4 de volgende woorden staan: "God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven (= uitdelingen) van heilige geest, overeenkomstig Zijn wil".
- Vers 19 is een beschrijving van wat er zal gebeuren in de 'laatste jaarweek van Daniël', de zogenaamde eindtijd. Dat is globaal de periode van zeven jaren direct voorafgaand aan de openbaring van de Heere Jezus Christus. De gebeurtenissen in die periode worden in het boek Openbaring beschreven aan de hand van de zeven zegels, de zeven bazuinen en de zeven schalen. Daar wordt ook vaak over bloed, vuur en rook geschreven!
- Meteen na die periode gaat vers 20a in vervulling. Denk hier ook aan Mattheüs 24: "En meteen na de verdrukking (deze verdrukking omvat de tweede helft van deze onder meer in Openbaring beschreven periode van zeven jaren) van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden" (vs. 29). "En dan ...", zegt Mattheüs 24:30, "... zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid".
- Daarna zal gebeuren wat er in Handelingen 2:20b staat: "... de grote en ontzagwekkende dag van de Heere komt".
Het gevolg van het getuigenis van de Heere via Zijn apostelen / discipelen had - even menselijk gesproken - kunnen zijn dat de Heere Jezus zou wederkomen op dezelfde wijze als zij Hem naar de hemel hadden zien gaan. Hij zou Zijn koninkrijk dan aan Israël oprichten.