De laatste dagen vormen een periode
Zijn dan nu de laatste dagen aangebroken? Ja, want het eerste wat Petrus zegt als hij Joël aanhaalt, is: "Het zal zijn in de laatste dagen dat ik zal uitstorten van Mijn geest". Je kunt dus op z'n minst zeggen dat op de Pinksterdag de laatste dagen aan de gang waren.
In Jesaja 2:2 staat: "Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen" (Jes. 2:2). De berg van het huis van de HEERE staat ook wel bekend als Sion: "Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het Woord van de HEERE uit Jeruzalem" (Jes. 2:3b).
In de periode van de laatste dagen valt dus ook de tijd waarin het huis van de HEERE zal vaststaan, waarbij ook sprake zal zijn van de aanwezigheid van de nieuwe tempel met alles wat daarbij hoort. waarover ook de profeet Ezechiël zo uitgebreid spreekt.
We zoeken ook Joël 2 op en lezen daar de woorden die Petrus aanhaalt:
28 "Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien.
29 Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten.
30 Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen.
31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende.
32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal".
Meteen valt aan het begin het verschil op met hoe Petrus het zegt. Joël begint met "Daarna ..." terwijl Petrus op de Pinksterdag - vol van heilige geest! - zegt: "Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God ...".
Deze teksten - en ook de andere teksten over de laatste dagen - laten zien dat de uitdrukking "de laatste dagen" betrekking heeft op een langere periode. Het begin van die periode wordt beschreven in Hebreeën 1: "Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon ..." (vs. 1). Hier staan 'de laatste dagen' in tegenstelling tot ‘voorheen’. We kunnen concluderen dat de laatste dagen globaal begonnen met de (eerste) komst van Christus. De afronding van de laatste dagen is de laatste dag, die meestal 'de dag van de HEERE' wordt genoemd en die begint met de openbaring van Christus.
De profetische lijn ziet er dus als volgt uit: de laatste dagen beginnen met het spreken in de Zoon - de boodschap van dood en opstanding. Dan volgt de uitstorting van heilige geest (de Handelingenperiode), waarna er een tijd aanbreekt met wonderen en tekenen (bloed, vuur en rookwalm). Dan zullen er tekenen zijn aan zon maan en sterren, waarna de dag van de HEERE aanbreekt.
Profetisch gezien is er sprake van één doorlopende lijn. In de dagen van Petrus waren die laatste dagen al aan de gang. Achteraf gezien zeggen we: 'Dat tijdpad is onderbroken'. Op het uitstorten van de geest na, zijn de overige fasen (beschreven in Hand. 2:19 en 20) namelijk niet gebeurd. Er is geen laatste jaarweek geweest, geen grote verdrukking, geen wederkomst, en de berg van het huis van de HEERE is er ook niet.
Er is dus een moment geweest in de laatste dagen waarop die laatste dagen zogezegd zijn onderbroken en met die onderbreking zijn uitgebreid. Die periode is als het ware uitgerekt. En daaruit volgt dat wij - die leven in de periode die ertussen geschoven is, de periode waarmee de laatste dagen zijn uitgerekt - nu ook leven in de laatste dagen.
Want de laatste dagen beginnen met het spreken in de vernederde Zoon (verleden) en eindigen met het spreken in de verheerlijkte zoon (toekomst).
De doelgroep van het getuigenis
Petrus spreekt tot "Joodse mannen en u allen die in Jeruzalem woont ... " (vs. 14).
Deze lijn begon al in vers 5 : "Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn". De uitstorting vond plaats op Joodse mensen (ongeveer honderdtwintig personen) en het getuigenis dat het gevolg daarvan was, was op zijn beurt gericht op Joodse mensen. De HEERE houdt het dicht bij huis.
Deze toehoorders zeggen: "En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?" (vs. 8). De landen die vervolgens worden genoemd in vers 9-11 betreffen de volkeren om Israël heen. De toehoorders kwamen - vanuit het land Israël gezien - grofweg uit het oosten en noordoosten; Judea; het noordwesten; het zuidwesten en tot slot het westen en het zuidoosten.
Deze mannen waren buiten het land geboren, namelijk in hun eigen taal, en in hun eigen taal horen ze het getuigenis aan. Zij zijn de doelgroep, tot hen richt Petrus zich. Hij noemt ze achtereenvolgens:
- "Joodse mannen en u allen die in Jeruzalem woont" (vs. 14);
- "Israëlitische mannen" (vs. 22);
- "mannenbroeders" (vs. 29) en
- "voor u is de belofte en voor uw kinderen (...) zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal" (vs. 39). Vergelijk deze laatste woorden met de grotendeels gelijkluidende oorspronkelijke woorden van Joël: "... die de HEERE roepen zal" (Joël 2:32b)!
In vers 36 heeft Petrus het ook nog over "heel het huis van Israël en in vers 39 over "allen die veraf zijn". Met deze laatste uitdrukking worden de tien stammen bedoeld, die ruim 700 jaar daarvoor met de 'echtscheidingsbrief' waren weggestuurd. Overal waar het getuigenis klinkt in Handelingen wordt dat eerst tot het Joodse volk gericht en daarna tot de overigen voor wie deze boodschap bestemd was: "allen die veraf zijn”. Het Joodse volk en allen die veraf waren, vormen samen heel het huis van Israël.
'Wat is dit?' of eigenlijk: 'Wie is dit?'
De aanhaling van Joël wordt gevolgd door een machtig getuigenis die verband houdt met het spreken van God in de Zoon. Dat is de kern van de Bijbelse boodschap: Zijn dood en opstanding:
"Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet, deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is, hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden" (vs. 22-24).
Dit is in feite het spreken van God in de Zoon (Hebr. 1:1).
In vers 22 herinnert Petrus deze mannen eraan dat ze zelf ook wel weten wat er allemaal gebeurd was met de Heere Jezus: " ... zoals u ook zelf weet ...". In vers 23 wijst Petrus erop dat dit alles volgens de raad en voorkennis van God ging. Zoals het gegaan was, zo móest het gaan. Het was immers Gods plan! Petrus beschuldigt hier zijn toehoorders dus niet, maar geeft slechts een feitelijk verslag van wat er gebeurd is: "... deze Jezus (...) hebt u gevangengenomen en (...) aan het kruis gespijkerd en gedood".
En dan die machtige boodschap in vers 24: "God heeft Hem echter doen opstaan ..."! Vergelijk ook vers 32: "Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn". Het werk van Gods Geest is altijd: wijzen op de gestorven en opgestane Heere. Zo was het immers voorzegd door de Heere: jullie zullen kracht ontvangen en jullie zullen Mijn getuigen zijn. En deze Opgestane is gemaakt tot Heere én tot Christus, “deze Jezus, Die u gekruisigd hebt” (vs. 36).
We zagen al dat Petrus deze toespraak houdt naar aanleiding van die vraag "Wat wil dit toch zeggen?" (vs. 12). Wat is dit nou, dat spreken in talen? En dan zien we een mooie lijn in zijn toespraak met zinnen waarin de nadruk op 'dit' of 'deze' ligt:
- "Wat wil dit toch zeggen?" (vs. 12);
- "... dit is wat gesproken is door de profeet Joël ..." (vs. 16);
- "... deze Jezus Die ... overgegeven is ..." (vs. 23);
- "Deze Jezus heeft God doen opstaan ..." (vs. 32) en
- "... deze Jezus, Die u gekruisigd hebt" (vs. 36).
Het is uiteindelijk niet zozeer de vraag wat dit wil zeggen, maar wat Deze wil zeggen. En uiteindelijk natuurlijk: wat wil God zeggen in en door en over de Zoon? Hij is tot Heere en Christus gemaakt. Deze woorden gelden Hem vanzelfsprekend in Zijn verhoging: "David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten" (vs. 34 en 35). Later beschrijft Paulus dit ook in de Filippenzenbrief: "Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie ..." (Fil. 2:9 en 10a)! Hier wordt Degene beschreven Die wij mogen kennen als ons Hoofd.
Ook wij leven in de laatste dagen
Zoals gezegd, het tijdpad is onderbroken: de laatste dagen zijn a.h.w. uitgerekt. En nu - in deze tussentijd - mogen wij Hem kennen als de verhoogde Heer, Die gesteld is boven al wat is. Paulus beschrijft in 2 Timotheüs 3 de laatste dagen met betrekking tot de tijd van de gemeente, het lichaam van Christus: "En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken. Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede, verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God" (vs. 1-4).
Hier beschrijft Paulus, in de laatste brief die hij schreef, de situatie in de laatste dagen. En dan heeft hij het dus over de periode waarin het lichaam van Christus bestaat. Ook wij leven in die grotere periode van de laatste dagen. Echter in dat deel dat voor het oog van de profeten verborgen was. En de kenschets die Paulus geeft van de zware tijden in de laatste dagen, is voor ons best wel herkenbaar als we kijken naar de wereld waarin we leven.
Tot slot
Petrus spreekt zijn toehoorders op een zeker moment aan met "mannenbroeders" (vs. 29). En zíj vragen op hun beurt, nadat zij diep in het hart geraakt zijn door de boodschap aangaande de gekruisigde, gestorven, opgestane en verheerlijkte Heere, aan Petrus en de andere apostelen: "Wat moeten wij doen, mannenbroeders?" (vs. 37b). En dan geeft Petrus het enige antwoord dat op dat moment kon klinken: "Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen" (vs. 38). Wat een geweldig resultaat van de prediking van Petrus op de Pinksterdag.
Ook wij kunnen soms diep in het hart geraakt worden wanneer wij in Gods Woord lezen over de lijdende Knecht van God. De psalmen spreken vaak over Zijn lijden, sterven en opstanding. En zo werken ook de vier Evangeliën daar naartoe. De boodschap van het sterven en opstaan van Christus is de basisboodschap van het Woord van God. Daar kunnen ook wij dus diep door getroffen worden in onze harten. Dat is het werk van de Heilige Geest in onze tijd: dat we onder de indruk komen van de rijkdom van Gods Woord. We mogen de Heere danken voor alles wat Hij in Zijn Woord ons geschonken heeft. Daarbij mogen we met name onder de indruk komen van alles wat Zijn verborgen plan omvat. Waarover we lezen in de laatste brieven van Paulus. We hebben 'zo maar' deel gekregen aan de verhoogde en verheerlijkte Christus. We zijn in Hem gezegend met alle geestelijke zegen.