Volgens Randall Buth (Vice-president van het Institute for Bilbical Languages & Translation) was Hebreeuws de omgangstaal in Jezus’ tijd, en niet alleen Aramees. Hiermee komt de algemene opvatting dat Jezus Aramees sprak op losse schroeven te staan, en ook dat het Aramees de basis vormde voor de Griekse vertalingen in de eerste eeuw na Christus.
De Bijbel vermeldt uitdrukkelijk dat de namen van Bijbelse plaatsen Hebreeuwse wortels hebben. Toespraken werden in het Hebreeuws gevoerd wat in de Griekse grondtekst Hebraisti of Hebrais wordt genoemd.
- Johannes 5:2 spreekt van het ‘badwater Bethesda’ wat een Hebreeuwse benaming is.
- Het opschrift boven het kruis was in het Hebreeuws, Latijn en Grieks geschreven (Joh. 19).
- Paulus wendde zich ‘in het Hebreeuws’ tot de Joodse menigte in Jeruzalem (Hand. 21:40, 22:2, 26:14).
- En dan is er nog de naam van de engel van de afgrond in het Hebreeuws: Abaddon (Openb. 9:11).
Vooral Duitse filologen spreken er sinds de 19e eeuw over, dat op plaatsen waar in de Griekse grondtekst Hebraisti of Hebrais staat, dit niet altijd hoeft te betekenen dat het over een Hebreeuwse tekst gaat, maar dat het ook een Aramese tekst kan zijn. Deze geleerden gingen er ten onrechte vanuit dat de voertaal van de Joden het Aramees was geworden, en dat Aramese woorden en begrippen ‘geleend’ werden van het oude Hebreeuws. Buth vindt deze conclusie nogal speculatief en verwijst naar nieuwe onderzoeks¬resultaten.
De bijwoordelijke bepaling Aramaisti, in de betekenis van ‘in de Aramese taal’, is in geen enkele authentieke bron gevonden. Als teksten uit de eerste eeuw in het Aramees of Syrisch waren geschreven, werd altijd het woord Suristi gebruikt en niet Hebraisti.
Buth komt met historische bewijzen, bijvoorbeeld dat de rabbijnen alle gelijkenissen die ze met een didactisch oogmerk vertelden, uitsluitend in het Hebreeuws en niet in het Aramees uitspraken. Zo bleef, ook na de Babylonische ballingschap, Hebreeuws de voertaal van de Joden in het land Israël.
Ook de geschriften van Flavius Josephus laten duidelijk zien, dat in de eerste eeuw veel Joden het Hebreeuws van de aartsvaders spraken.
Er werden in de eerste eeuw zowel in Judea als in Galilea waarschijnlijk drie talen gesproken, maar Hebreeuws was en bleef de hoofdtaal. Bron: messianieuws.nl