Lopen op het water
Allereerst worden we in dit gedeelte in Johannes 6 met nadruk bepaald bij het feit, dat de Messias inderdaad de Zoon van de levende God is. In Job 9:8 wordt over de Heere God als Schepper van hemelen en aarde, gezegd: “Hij alleen spant de hemel uit, en Hij treedt op de hoogten van de zee.”
En in Psalm 89:9-10 lezen we: “HEERE, God van de legermachten, wie is als U? Groot van macht bent U, HEERE; Uw trouw omringt U. U heerst over de overmoed van de zee; wanneer haar golven zich verheffen, stilt Ú ze.”
Uit deze en andere teksten blijkt, dat God de heerschappij heeft over de schepping, en dus ook over de zee en het water. Gebeurtenissen als deze worden door velen (theologen incluis) toegeschreven aan de verbeelding van de schrijvers. We moeten niet denken, dat dit echt gebeurd is, want dat kan niet in de ogen van de moderne mens. Wij hebben zulke gedachten niet. Integendeel, we mogen van ganser harte in de waarheid van dit getuigenis geloven en ook dit wonder letterlijk opvatten. De Heere Jezus heeft echt over het water gelopen en Petrus ook. Over Petrus gesproken, die dit wonder dus zelf heeft ervaren, hij zegt in zijn brief: “Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten…” (2 Petr. 1:16). Later meer over hem.
Zou Hij, die hemelen en aarde gemaakt heeft, inclusief de natuurwetten, niet bij machte zijn over water lopen? De vraag stellen is haar beantwoorden. Ook hier gaat het niet om begrip van onze kant, maar geloof, onvoorwaardelijk vertrouwen op wat God zegt.
Ik, Ik ben
Het was ook voor de discipelen een bijzondere gebeurtenis. Zij zagen Jezus over de zee gaan “…en zij werden bevreesd.” Natuurlijk was het voor hen ook abnormaal. Zij wisten dat iemand niet zomaar op het water kan lopen. Zij konden hun ogen niet geloven! Toch was het echt. Als de Heere Jezus bij het schip is aangekomen, stelt Hij hen gerust en zegt: “Ik ben het, wees niet bevreesd” (Joh. 6:20).
In onze vertaling lezen we simpelweg: “Ik ben het…” De grondtekst zegt: ‘Ego eimi’, waarin eigenlijk tweemaal het woord ‘ik’ ligt opgesloten. ‘Ego’ betekent: ik, en ‘eimi’ betekent: ik ben. Vandaar: ‘Ik, Ik ben’
Deze manier van spreken stemt volkomen overeen met het doel van het Johannesevangelie om te laten zien dat “…Jezus de Christus is, de Zoon van God” (Joh. 20:30).
Wanneer we in het Oude Testament lezen over 'HEERE' dan staat daar in het Hebreeuws de Naam van God, JHWH, Jahweh... Die Naam betekent: Ik ben. De woorden 'Ik ben' bepalen ons daardoor bij de HEERE, en dat is God Zelf!
Door ten overvloede het woordje ‘Ego’ (Ik) te gebruiken legt de Heere Jezus de nadruk op Zichzelf en geeft aan, dat Hij Dezelfde is als de HEERE in het Oude Testament. Zie bijvoorbeeld Jesaja 43, vers 11: "Ik, Ik ben de HEERE, buiten Mij is er geen Heiland."
Zijn Naam is wonderbaar en in Zijn Naam is de zaligheid: “Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven…” (Joh. 1:12).
Wonderteken
Wat is nu de betekenis van dit wonder? Het lijkt erop, dat de Heere met dit teken vooruitwijst naar de tijd, dat Israël tot bekering zal komen en teruggebracht wordt naar het land.
Er zijn twee zaken in deze geschiedenis die belangrijk zijn:
1. Johannes 6:21 zegt: “Zij wilden Hem dan in het schip nemen…” Het woord ‘wilden’ is in het Grieks ‘ethelon’. Ditzelfde woord vinden we ook in vers 11 van dit hoofdstuk. Dit willen duidt vooral op de gesteldheid van het hart. Ze verlangden ernaar, dat Hij in het schip zou komen. Ze wilden Hem graag aan boord nemen (zie NBG-’51 Vert.: “wensten” in vers 11).
Het woord ‘nemen’ kan ook vertaald worden met ‘aannemen’ of ‘ontvangen’. Zo vinden wij het bijvoorbeeld in Johannes 1, vers 12: “Doch allen, die Hem aangenomen ( = ontvangen) hebben…” Je zou dus ook kunnen vertalen met: ‘Zij waren gewillig om Hem te ontvangen…”
En dat is nu juist wat zo nodig is als het gaat om de verlossing van Israël. In Johannes 1:11 lezen we: “Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” En dat is toch noodzakelijk om deel te krijgen aan het heil, dat God heeft bereid. Het aanroepen van Zijn Naam. De aanvaarding van de Messias, staat daarin centraal.
We kunnen hierbij ook denken aan de geschiedenis van Jona. Hij is niet alleen een type van Christus Zelf (vgl. Matt. 12:40 en 16:4), maar ook van het volk Israël. Israël is geroepen het Woord van God onder de heidenen te verkondigen, maar is daar tot op heden nog niet aan toe gekomen. Toen Jona in de buik van de vis in de wateren verkeerde, sprak hij een gebed uit, eindigend met de woorden: “Het heil is van de HEERE” (Hs. 2:9). In het Hebreeuws zit hierin de naam ‘Jezus’ verborgen: de HEERE redt. Jona roept dus als het ware de Naam van de HEERE aan… en wordt behouden. Onmiddellijk lezen we in vers 10: “Toen sprak de HEERE tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge.” En dat is nu precies wat er ook gebeurde met de discipelen in Johannes 6!
2. In Johannes 6:19 lezen we, dat ze 25 of 30 stadiën hadden geroeid. Dat is ongeveer 5 kilometer. Waarom is dit belangrijk om te vermelden? Immers, zonder deze gegevens was het al wonderlijk genoeg geweest. Toch geloven we dat elk Woord van God belangrijk is en z’n betekenis heeft. Kennelijk was dat nog niet de hele afstand die zij moesten overbruggen. Hoever zij nog van hun eindbestemming vandaan waren is moeilijk te zeggen, maar Johannes zegt, nadat zij de Heere Jezus in het schip wilden nemen: “…en meteen bereikte het schip het land waar zij naartoe voeren”(vs. 21).
Meteen dus, onmiddellijk, direct. Het lijkt er op, dat wij hier eveneens te doen hebben met een wonder. Op het moment, dat zij verlangen Hem in het schip te nemen, gebeurt hetzelfde als wat we lazen bij Jona. Ze zijn onmiddellijk op plaats van bestemming! Dat maakt deze geschiedenis in Johannes 6 tot een wonderteken met het oog op Israëls toekomst. Als het volk op een bepaald moment in de toekomst de Naam van de HEERE zal aanroepen, zal het de Messias ‘ontvangen’. Het zal behouden worden en onmiddellijk ‘aan land’ komen, op beschikking van de Allerhoogste.
Dan zullen alle stormen voor het volk voorbij zijn en komt er rust. Israël bevindt zich officieel -in het licht van Gods handelen- nog altijd onder de volkeren. Ze bevinden zich als het ware nog steeds in de zee. Als het moment daar is, dat het volk de Messias aanvaardt, zal de beloofde terugverzameling plaatsvinden en Israël zal in het land gebracht worden en daar wonen in vrede en rust. Het volk zal eten van het Brood des levens en verzadigd worden met alle goede gaven van God!
Petrus
Niet alleen de Heere Jezus liep op het water, het overkwam Petrus ook! De geschiedenis in Mattheüs 14 is in meerdere opzichten wonderlijk. Dat de Heere Jezus op het water loopt is al bijzonder, maar dat Petrus, een mens zoals wij, het ook doet, dat is des te wonderlijker. Waarom gebeurde dat? En waarom juist Petrus en niet één van de andere discipelen?
Petrus kennen we als iemand die het hart op de tong had. Wij zouden misschien zeggen, dat hij een flapuit was! Dikwijls sprak hij al voordat hij er erg in had wat hij zei. Neem nou zijn reactie. De Heere Jezus komt eraan, lopend over het water. Aanvankelijk weten de discipelen niet wat ze zien: “Het is een spook! En zij schreeuwden van angst” (vs. 26). Maar als duidelijk wordt, dat het de Heere is, reageert Petrus onmiddellijk: “Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen” (vs. 28).
Hoe kom je er op om zoiets te vragen?! Het had veel meer voor de hand gelegen dat Petrus iets geroepen had in de trant van: ´Heere, kom gauw in de boot, ik zal U helpen´.
Niet dus. Petrus vraagt of hij naar Hem toe mag lopen… “over het water”. En dan heeft Jezus maar één woord nodig: Kom! Petrus aarzelt niet en stapt over boord. Normaal zou de man er niet over piekeren om zoiets te doen. Hij was een visserman en wist heel goed dat een mens niet over water kan lopen. Maar als Jezus zegt: Kom! dan is dat genoeg. En dan voorziet de grote Schepper van alle dingen in de bijzondere omstandigheid dat het water hem draagt. Inderdaad, een wonder op het water.
Waarom juist Petrus?
De Heere Jezus is niet een soort tovenaar, die zijn kunsten vertoont. Hij verricht geen wonder om het wonder zelf. Alles heeft betekenis. Ook het feit dat Petrus over het water loopt, is een teken. Dit is niet zomaar een historische gebeurtenis. En het feit dat het juist Petrus overkomt, en niet één van de anderen, heeft een functie; het beeldt iets uit. En zoals dat met tekenen en wonderen gaat, heeft ook dit te maken met de toekomst.
Denk nog aan de woorden van Job 9:8 en Psalm 89: 9 en 10, hierboven aangehaald. Het treden op de ‘hoogten van de zee’ illustreert de macht van God.
Bij een andere gelegenheid gaf de Heere Jezus bevel aan de wind om te gaan liggen. En plotseling ging de wind liggen en werd de zee weer rustig. Dat alles toont die macht van God.
Maar er komt nog iets bij. Want de wateren, de zee, dat is in de Bijbel ook een beeld van de volkeren. Wij spreken wel eens over de volkerenzee. En als je dat dan in de sfeer van het Koninkrijk trekt, krijg je ook antwoord op de vraag waarom juist Petrus over het water liep. Dat was niet voor de sensatie! Dat was ook niet ten gerieve van Petrus. Het hoefde ook niet bekend te worden. In de andere Evangeliën staat het er niet eens bij. Het staat alleen in het Mattheüs-evangelie, het Konings-evangelie, waarin het gaat over het Koninkrijk en waarin de Heere Jezus gepresenteerd wordt als de Zoon van David, Die zal heersen op de troon.
In Mattheüs 16 vraagt de Heere Jezus: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” En op een gegeven moment vraagt Hij aan Zijn discipelen: “En u, wie zegt u dan, dat Ik ben?” En we kunnen wel raden wie als eerste antwoord geeft! “Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is (vs. 16-17).
Let op, de Heere Jezus noemt hem hier: Simon Barjona, dat is: Simon, zoon van Jona. Onwillekeurig worden wij hier dus ook bepaald bij de geschiedenis van Jona.
In vers 18 lezen we de woorden van de Heere Jezus naar aanleiding van de belijdenis van Petrus: “En Ik zeg u ook, dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen en de poorten van de hel (beter: dodenrijk) zullen haar niet overweldigen.” Tussen twee haakjes: het begrip ´gemeente´ heeft hier betrekking op het (gelovige) volk van Israël!
En dan komt vers 19: “Ik zal u (d.i. Petrus) de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven, en wat u bindt op aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn”.
Toekomst
Op de belijdenis van Petrus, die erkent dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God, zegt de Heere: jij krijgt de sleutels van het Koninkrijk. Hij krijgt de sleutelpositie in het Koninkrijk. Dus eigenlijk wordt Petrus aangesteld als de plaatsvervanger van Christus. Als degene die autoriteit heeft in het Koninkrijk. En vooruitlopend op deze aanstelling van Petrus liep hij met Jezus op het water. Jezus loopt op het water, en Petrus dus ook! Want lopen op het water is een uitbeelding van: macht hebben over de volkeren.
De Koning der koningen en de HEERE van de legermachten heeft macht over de volkeren. In Openbaring 10, waar we in de eindtijd terecht zijn gekomen, staat: “En ik zag een andere sterke Engel uit de hemel afdalen. Hij was bekleed met een wolk en boven Zijn hoofd was een regenboog. Zijn gezicht was als de zon, en Zijn voeten waren als zuilen van vuur. En Hij had in Zijn hand een boekje, dat geopend was. En Hij zette Zijn rechtervoet op de zee en Zijn linker op de aarde. En Hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult. En toen Hij geroepen had, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen” (vs. 1-3).
De zee en de aarde, in de context van het profetisch Woord, hebben vaak de betekenis van de volkeren en Israël.
In de toekomst wordt heel de wereld geregeerd vanuit het midden der aarde, vanuit Jeruzalem. En het volk van Israël zal dan een Koninkrijk van priesters zijn; het zal deel hebben aan het koningschap van de Heere Jezus. En het zal met Christus heersen over de volkeren der aarde. En zij zullen priesters zijn: ze zullen de volkeren onderwijzen in de inzettingen van God (vgl. Matt. 28:19). Dat is de taak van Israël die God hen van oudsher gegeven heeft. Tot nu toe is die taak nog niet vervuld, maar deze wonderen op het water, nu bijna 2000 jaar geleden, laten zien dat het wel degelijk gaat gebeuren!