In het Oude Testament is ‘wolk’ meestal de vertaling van ‘gab’, ‘gânân’ 1.
‘Gab’ duidt eigenlijk letterlijk geen wolk aan, doch een "dichtheid" of "donkerheid", zoals men kan zien uit Exodus 19:9 waar men in de Statenvertaling leest: "in een dikke wolk", en in de Nieuwe Vertaling: "in een donkere wolk." Letterlijk staat er: "in de dichtheid (of: donkerheid) van een wolk", waar "wolk" de vertaling is van het tweede woord ‘gânân’. In de meeste andere plaatsen vertaalt men ‘gab’ door ‘wolk’. Dit woord op zichzelf staat nooit in verband met een bovennatuurlijke verschijning.
‘Gânân’
Enkele malen duidt dit woord op een gewone wolk, bestaande uit waterdeeltjes (Gen. 9:13, 14, 16; Job 7:9. Een paar keer wordt het gebruikt voor de wolk (SV "nevel") van het reukwerk in de tabernakel (Lev. 16:13; Ezech. 8:11). Doch meestal (méér dan 50 keer) duidt het een bijzonder verschijnsel aan, bijvoorbeeld de wolkkolom die Israël in de woestijn leidde, de wolk op de Sinaï en in de tabernakel. In al die gevallen is het een zichtbaar teken van Gods tegenwoordigheid of gemeenschap.
We halen enkele teksten aan:
Exodus 13:21 "De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom, om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom, om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan."
Zie ook Exodus 14:24 en Exodus 16:10 "De heerlijkheid des HEREN verscheen in een wolk."
Exodus 19:9 "Daarna zeide de HERE tot Mozes: Zie, Ik kom tot u in een donkere (SV: dikke) wolk."
Zie verder: Exodus 24:16-18; 33:9-11; 34:5 en Leviticus 16:2 "Want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel."
Jesaja 4:5 zegt in verband met de toekomst, dat er een wolk zal zijn om beschutting te geven. In de ‘gezichten’ van Ezechiël staat de wolk in verband met de cherubs.
Men ziet dus, dat in dergelijke schriftplaatsen het woord ‘wolk’ geen gewone luchtwolk aanduidt, doch een zeer bijzonder verschijnsel. Het geleek in de dag op een gewone wolk, doch kon des nachts licht geven en verbleef gewoonlijk dicht bij de grond. Door deze wolk werd iets van Gods heerlijkheid en tegenwoordigheid voor het menselijke oog (of in een gezicht) waarneemhaar.
In de ‘gezichten’ van Ezechiël werden "de hemelen geopend" en zo zag hij "gezichten Gods." (Ezech. 1:1) Hij zag een vurige wolk die vanaf het Noorden kwam (symbool van de plaats van Gods troon, Jes. 14:13, d.i. zijn heerschappij in de kosmos, Job 26:7-9) en in het midden van de wolk iets schitterends. In die vurige wolk was ook wat geleek op vier levende wezens (in 10:20 als cherubs erkend). Boven die cherubs was de gelijkenis van een uitspansel, zoals het zicht van een ontzagwekkend ijskristal (vs.. 22 NBG). Van boven dit uitspansel klonk een stem en bevond zich iets als een troon uit lazuursteen. Hierop zat een gedaante, die er uitzag als een mens, vers 26, doch schitterend als gesmolten metaal en omhuld in een glans als die van een regenboog. En Ezechiël voegt erbij: "Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN" (vs. 28, NBG; zie ook Ezechiël 10 en verder onze opmerking bij Openb. 10:1. Dit geestelijk gezicht is meer volledig, doch dan ook méér symbolisch, dan de zintuigelijke waarneembare verschijnselen waarvan elders sprake is.2
Voor wat het Oude Testament betreft, in verband met dergelijke ‘wolken’, zou men nog kunnen denken aan de opname van Elia in een vurige wagen met vurige paarden temidden van een onweer (2 Kon. 2:11).
‘Wolk’ in het Nieuwe Testament
Dit woord is steeds de vertaling van ‘nephelè’, uitgezonderd in Heb. 12:1, waar ‘nephos’ gebruikt wordt in de uitdrukking “een wolk van getuigen.”
‘Nephelè’ duidt soms luchtwolken aan, Lukas 12:54, 2 Petrus 2:17, Judas :12, doch meestal een verschijnsel dat overeenkomt met hetgeen we in het Oude Testament hebben Ieren kennen. Een dergelijke ‘wolk’ wordt vermeld:
1. In verband met de verheerlijking van Christus op de berg
Zie Mat. 17:5; Mark. 9:7; Luk. 9:34. Op een hoge berg, werd Jezus van gedaante veranderd. Petrus, Jakobus en Johannes zagen Zijn gelaat stralende gelijk de zon, en zijn klederen wit als licht. Toen verscheen hun Mozes en Elia. Een lichtende (phóteinos) wolk overdekte3 hen. En uit die wolk klonk een stem, die zeide: "Deze is mijn geliefde Zoon…" Het was dus God, de Vader , die sprak. Alhoewel hier geen engel vermeld wordt, kunnen we uit het Oude Testament opmaken, dat die stem zintuigelijk hoorbaar werd door middel van een engel.
2. In verband met de hemelvaart van de Here
In Handelingen 1:9 lezen we: "En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen."
3. In verband met de wegvoering van gelovigen
1 Tessalonicenzen 4:17 zegt: "…daarna zullen wij, levenden, die achterblijven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht…”
De Griekse tekst luidt: ‘in wolken’, dus niet ‘in de wolken’ (SV), of ‘op de wolken (NBG). Men moet hier waarschijnlijk niet denken aan gewone luchtwolken.
4. In verband met de wederkomst van de Zoon des mensen
(Zie ook Dan. 7: 13). In Mattheüs 24:30; 26:64 "…komende op de wolken des hemels." (Grieks: ‘op de wolken der hemelen’)
Het gebruik van hemelen in het meervoud kan ons weerhouden uitsluitend aan de gewone luchtwolken te denken.
Markus 13:26 "…komende op de wolken" (Grieks: ‘in wolken’).
Markus 14:62 "…komen met de wolken des hemels." (Grieks: ‘met de wolken der hemelen’).
Lukas 21:27 "…op een wolk." (Grieks: ‘in wolk’).
Openbaring I:7 "…Hij komt met de wolken." (Grieks: ‘met de wolken’).
Men bemerkt dus dat er in de Evangeliën eigenlijk staat: ‘op’, of ‘met’ de wolken der hemelen , ofwel: ‘in wolk’ (of: ‘in wolken’), zonder het lidwoord ‘de’.
In Openbaring I:7 staat wel ‘met de wolken’ (zonder ‘der hemelen’), doch waar dit boek over geestelijke gezichten handelt, en in verbinding staat met het boek Daniël, wijst ‘de wolken’ natuurlijk niet op gewone luchtwolken.
5. In verband met de hemelvaart van de twee getuigen
Openbaring 11:12 "En zij voeren op naar de hemel, in de wolk." Evenals bij Openbaring 1:7 is opgemerkt, gaat het in dit geestelijk gezicht niet over een gewone wolk.
6. In verband met een sterke engel
Openbaring 10:I "En ik zag een andere sterke engel, afkomende van de hemel, die bekleed was met een wolk." Er staat bij, dat er een regenboog boven zijn hoofd was, wat ons doet denken aan Ezechiël 1:26-28. Doch hier, in Openbaring 10:1, wordt duidelijk gezegd dat het een engel betreft. Geen gewone, doch een sterke engel. Men heeft wel aan Michaël gedacht, de grote vorst die voor de zonen Israëls staat (Dan. 12:1), en die in Openbaring 12:7 bij name genoemd wordt.
Hierbij zij opgemerkt, dat het in Ezechiël 1:26 en Daniël 7:13 de HERE zelf, in heerlijkheid, betreft, want er wordt van Hem gezegd, dat Hij op de troon zit en dat de ‘Oude van dagen’ Hem heerschappij, en ere en het Koninkrijk geeft. De cherubs en de sterke engel bevinden zich bij de troon van de Here God, dus ook onder de regenboog, en delen in zijn heerlijkheid.
7. In verband met Christus in heerlijkheid
Openbaring 14:14 (SV) "…een witte wolk en op de wolk was Eén gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op zijn hoofd een gouden kroon."
Openbaring 14:15, 16 "…die op de wolk zat."
Uit deze schriftplaatsen kunnen we opmaken dat de vermelding van een wolk of van wolken in het Nieuwe Testament bijna steeds in verband staat met een bovennatuurlijke gebeurtenis betreffende Christus in heerlijkheid en schepselen die aan die heerlijkheid deelhebben. Evenals in het Oude Testament is het een zintuigelijk waarneembaar verschijnsel van de tegenwoordigheid van de Here in Zijn heerlijke bestaanswijze.
Voor de mens kan die wolk gelijken op een gewone luchtwolk. Méér zelfs, mogelijk heeft die tegenwoordigheid een fysische invloed en verwekt een wolk samengesteld uit waterdeeltjes. Hoe dan ook, er is méér dan een gewone wolk.
Men zou ook kunnen spreken over een ‘wolk van engelen’, d.i. dus een grote menigte engelen. Meermalen worden engelen vermeld in verband met wolken. Zo bijvoorbeeld in Exodus 14:19 en bij de wetgeving op de Sinaï, Handelingen 7:38, 53; Galaten 3:19. Verder ook in Openbaring 10:1. En bij Zijn wederkomst in wolken, is de Here vergezeld van een menigte van engelen (Matt. 25:31; 1 Tess. 3:13; 2 Tess. 1:7).
Waar we gezien hebben, dat in het Oude Testament de engelen er steeds tussenkomen om de tegenwoordigheid des HEREN voor de mens zichtbaar (of hoorbaar) te maken, zou men dan ook kunnen veronderstellen, dat in de gebeurtenissen vermeld in het Nieuwe Testament de zichtbare wolken veroorzaakt worden door een ‘wolk van engelen’.
Voetnoten
- Het werkwoord ‘gânân’ heeft de betekenis van ‘bedekken’ of ‘overdekken’. De luchtwolken zijn, in zekere zin, een bedeksel. Dit werkwoord komt voor in Genesis 9:14. Men zou kunnen schrijven: "als ik de aarde met wolken (of ‘bedekselen’) zal bewolken (of: ‘bedekken’). De Statenvertaling geeft gewoonlijk een vorm van dit werkwoord weer door "guichelaar" of "guichelarij"; en de NBG door "toverij", "wichelaar", "toekomstvoorspelling", "waarzegger". In dergelijke gevallen betreft het waarschijnlijk waarzeggerij door het waarnemen der wolken, ofwel het zich bezig houden met "bedekte" dingen (occultisme).
- Men bemerkt de moeite die de ziener heeft om door middel van de gewone menselijke woorden en begrippen uit te drukken wat hij gezien had. Hij zag geen uitspansel, geen ijskristal, geen troon, geen gesmolten metaal, geen regenboog. Maar wel, geestelijke werkelijkheden die min of meer konden vergeleken worden met die aardse dingen.
- Grieks werkwoord ‘episkiazó’, afgeleid van ‘skia’. Dit woord wordt in de Schrift meestal in abstracte zin gebruikt: "schaduw des doods" (Mat. 4:16; Luk. 1:79); "schaduw der toekomende dingen" (Kol. 2:17); "schaduw der hemelse dingen" (Heb. 8:5); "schaduw der toekomende goederen" (Heb. 10:1).
In Handelingen 5:15 vindt men beide ‘skia’ en ‘episkiazó’: "…opdat als Petrus kwam, ook maar de schaduw (skia) iemand van hen beschaduwen (episkiazó) mocht." Men bemerkt dat dit werkwoord hier niet de nadruk legt op de gedachte van schaduw, doch wel op die van een invloed, een overdekken of bedekken; zoals de ‘wolk’ in het Oude Testament de berg "bedekte" (Ex. 24:15). Daarom kan dan ook de Septuagint ‘episkiazó’ in Psalm 91:4 en 139:8 in de zin van ‘dekken’, ‘bedekken’ of ‘beschermen’ gebruiken.
Deze betekenis van ‘episkiazó’ vindt men ook terug in Lukas 1:35 "de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen."
Zo moet men ook bij de verheerlijking op de berg niet denken aan een schaduw. De woorden “..toen die de wolk ingingen" (Luk. 9:34) leren ons, dat Mozes en Elia in Gods heerlijkheid verdwenen en alzo Jezus alleen zichtbaar achterbleef voor de apostelen.