Vorige artikelen
In de vorige artikelen zagen wij dat het niet goed is om onze identiteit van het oordeel van anderen of onszelf af te laten hangen. Vanuit de brieven van Paulus leerden wij dat het beter is ons te laten beoordelen door de Heere. In Christus worden wij door de hemelse Vader aangenomen als Zijn kinderen en werkt de kracht van Gods Geest in ons binnenste. De identiteit van ons als gelovigen rust zo niet in onszelf maar in Christus. Hij geeft ons bovendien de nodige middelen die ons kunnen helpen om ondanks alle omstandigheden rotsvast te blijven staan. Eén van de middelen die ons ter beschikking staan, is de geestelijke wapenrusting. Deze helpt ons weerstand te bieden tegen de huidige egocentrische en egoïstische tijdgeest die wij zouden kunnen omschrijven als: “Ik heb mijzelf lief boven alles en mijn naaste als het mij uitkomt.” De geestelijke wapenrustig staat gelijk aan Gods kracht en helpt ons stand te houden tegenover zowel innerlijke als uiterlijke destructieve krachten. Deze proberen ons ertoe te verleiden onszelf tot middelpunt van ons denken te maken. In dit artikel staan wij stil bij de vraag hoe de verschillende onderdelen van de wapenrusting helpend kunnen zijn ten aanzien van onze identiteitsvorming.
1. Gordel van de waarheid (Efe. 6:14)
In het denken van onze huidige tijd bestaat er geen absolute waarheid meer. Iedereen heeft zijn eigen waarheid die gerespecteerd moet worden. Tegelijkertijd is dit ook weer niet waar, want er wordt ons – met name op gebied van identiteitsvorming – door politiek, media en influencers indirect duidelijk gemaakt wat wij wel en niet mogen zeggen, denken en zelfs zijn. Wij zouden in een tolerante samenleving leven, terwijl die tolerantie tegelijkertijd intolerant is in het respecteren van hen die zich niet thuis voelen binnen het speelveld hiervan. Hoe blijf je dan staande en struikel je niet? Daarvoor geeft God ons de gordel van de waarheid. Zo’n gordel hield vroeger de lange mantel omhoog, zodat men daar niet over zou vallen bij het lopen of in de strijd. De waarheid wijst hier enerzijds op Gods Woord. Het vasthouden hieraan behoedt ons voor verkeerde en egoïstische gedachten en het sluiten van verleidelijke compromissen met het denken van onze tijd. Aan de andere kant ziet het ook op eerlijkheid en oprechtheid tegenover anderen. Het volgen van de waarheid is zowel deze te lezen als uit te leven. Daarbij duidt het omgorden van de middel vanuit het oosterse denken op klaar- of gereedstaan. Dat houdt in dat wij niet alleen te allen tijde bereid zijn om de waarheid uit te dragen, maar ook verantwoording af te leggen van datgene waarvoor wij staan. Omdat wij er ‘slechts’ toe opgeroepen worden om stand te houden (Efe. 6:11), doen wij dit nooit op een aanvallende of agressieve manier, maar vanuit bedachtzaamheid en liefde. Ten aanzien van het onderwerp van deze artikelenserie moeten wij daarbij ook opmerken dat wij onszelf niet hoeven te laten gelden, omdat wij in Jezus Christus mogen zijn wie wij zijn. Niet de waarheid van deze tijd bepaalt onze identiteit, maar degene die wij in Hem mogen zijn.
2. Harnas van de gerechtigheid (Efe. 6:14)
Het volgende onderdeel van de wapenrusting sluit heel mooi aan bij het vorige. Het gaat hier om een zogenaamd borstharnas dat het bovenlijf beschermde (hart, longen en ingewanden). In Christus zijn wij gerechtvaardigd en daarmee vrijgepleit van alle schuld en zonde. Dit betekent dat wij in dat opzicht door niets en niemand nog beschadigd kunnen worden. Of, zoals in Romeinen 8:33 staat: “Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.” Telkens wanneer wij falen of bij ons falen bepaald worden, mogen wij op deze zekerheid terugvallen. Maar ook als wij ons te min, te slecht, te onbeduidend of tot niets in staat voelen, mogen wij dit doen. Even verderop staat dan nog in Romeinen 8, vers 37: “Maar in dat alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad.” Als wij het moeilijk hebben met onszelf of twijfelen aan ons kunnen of zijn, dan mogen wij ons koesteren in Zijn liefde en tot het besef komen dat wij overwinnaars zijn. Dit mogen wij voor onszelf weten en ook uitdragen aan anderen door hen rechtvaardig te behandelen. Als je iemand rechtvaardigheid bewijst, behandel je hem naar zijn oorspronkelijke staat als schepsel. Iemand wordt weer zoals God hem/haar bedoeld heeft. Daarbij behandelen wij anderen niet naar wat zij doen, maar naar wie zij in Gods ogen zijn. Daarin spelen afkomst, ras, geslacht en leeftijd geen enkele rol. Wie wij in Christus willen laten thuiskomen, moeten wij behandelen alsof hij daar reeds is aangekomen. Een verdwaald mens zal pas dan thuis kunnen komen als hij weet wat ‘thuis’ is en waar hij dit kan vinden. Door hem hier op te wijzen, in plaats van hem op zijn daden af te wijzen, doen wij hem gerechtigheid zoals ook aan ons gerechtigheid gedaan is.
3. Schoeisel van bereidvaardigheid (Efe. 6:15)
In hoeverre zijn wij bereid om de ander gerechtigheid te doen? Dit is afhankelijk van in hoeverre wij dat voor onszelf aanvaard hebben. Het geschoeid-zijn met de bereidvaardigheid van het Evangelie van de vrede vraagt allereerst van ons in hoeverre wij zelf leven uit die vrede. Hoe kan ik voor iets gaan als ik er zelf niet van overtuigd ben dat het de moeite waard is om uit te leven en van te getuigen? Gelukkig hoeven wij dit niet in eigen kracht te doen, maar mogen wij gesterkt worden in de sterkte van Gods macht (Efe. 6:10). Want is het niet zo dat wij zelf zo vaak vol zwakheid, onzekerheid en twijfel zitten? Waar deze zaken in de wereld verwerpelijk zijn, daar vormen ze voor God juist het aanknopingspunt om Zijn kracht in ons te openbaren: “… want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht” (2 Kor. 12:9). Waarom ging de Heere Jezus tijdens Zijn wandel op aarde juist met verworpenen en verachtelijken om? Dat was omdat Hij Zijn genade het beste bij hen kwijt kon. Het schoeisel van de bereidvaardigheid van het Evangelie van de vrede aantrekken is zeggen: “Heer, ik ben van mijzelf niets, wilt U Zich maar in mij openbaren, mij Uw rust geven en mij daar brengen waar U mij nodig heeft.” Het is niet de motivatie in onszelf zoeken, maar er bewust voor kiezen om God onze motivatie te laten zijn van waaruit wij leven, wandelen en handelen. Of zoals in Psalm 86:11 staat: “Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen.” Een hart dat één is, is niet intern verdeeld tussen wat de wereld van ons vraagt en God ons biedt. Het is een hart dat versmolten is met dat van Jezus Christus en God. Hun liefde en vrede drijven ons om overeenkomstig hun wil te leven en te spreken.
4. Schild van het geloof (Efe. 6:16)
Als je dan op weg gaat in dit leven en in handel en wandel getuigt van Gods waarheid en gerechtigheid, dan stuit je onherroepelijk op weerstand als ook verleidingen. Hoe moeilijk is het om niet mee te gaan in de tijdgeest van deze wereld waarin aanzien, prestaties, naam en eer vaak belangrijker zijn dan bescheidenheid, integriteit en eerlijkheid? Maar het is ook lastig om hieraan vast te houden als onze houding bij anderen eerder weerzin dan instemming oproept. Op momenten zoek je dan een plek waar je kunt schuilen en gevrijwaard blijft van alles wat je bedreigt en aan je trekt. Misschien is daarbij de grootste verleider nog wel onze eigen hooghartigheid vanwege onze vermeende geestelijkheid van waaruit wij soms op anderen neerzien. In zulke omstandigheden biedt het manshoge schild van het geloof ons uitstekende bescherming. Wij kunnen met alles wie wij zijn hierachter schuilen. Het geloof bepaalt ons daarin bij het geloof van Hem Die alles voor ons is en alles voor ons volbracht, Jezus Christus. Ons tekort schietende geloof mag op het Zijne inhaken en daaraan kracht ontlenen. Het mag ons er eveneens bij bepalen dat wat wij doen en hebben gedaan voor Hem, tegelijkertijd uit Hem is en geen reden vormt voor roemen in onszelf. Het roemen mag in Hem zijn in wie wij zijn. Daarbij biedt het geloof als het-de-rede-overstijgend-denken-en-voelen ons ook bescherming tegen ons eigen verstandelijk redeneren en dat van de wereld om ons heen. Wie schuilt achter het schild van het geloof kan met de dichter van Psalm 116 meezeggen: “De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, maar Hij heeft mij verlost. Mijn ziel, keer terug tot uw rust, want de HEERE is goed voor u geweest” (Ps. 116:6-7).
5. Helm van de redding (Efe. 6:17)
In letterlijke zin hebben wij in ons land in deze tijd niet echt te vrezen dat iemand ons de hersens inslaat. Zo’n tachtig jaar geleden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, was dit wel anders. Menig gelovige heeft toen het doen van gerechtigheid moeten bekopen met zijn leven. Uit die tijd zijn er getuigenissen van gelovigen die zich in de kracht van het geloof naar de plaats van executie lieten leiden. Ik denk bijvoorbeeld aan de predikant Dietrich Bonhoeffer die weigerde te zwichten voor het nazistische regime. Hij werd uiteindelijk opgehangen. Ook Paulus, die de Efezebrief schreef, moest het vasthouden aan het evangelie bekopen met de dood. Ondanks dat er in onze tijd en in ons land geen sprake is van een dergelijke dreiging, kunnen wij ons als mens en gelovige wel bedreigd en aangevallen voelen. Wij zullen weliswaar niet letterlijk omgebracht worden, maar kunnen door wat anderen ons aandoen of door bepaalde omstandigheden soms wel het idee hebben dat wij geestelijk kapot gaan. Denk aan die moeilijke partner waarmee wij samenleven, zorgen om onze kinderen, die moeilijke baas, het sociaal isolement vanwege corona, geestelijke aftakeling door psychiatrie of dementie, etc. Hoe blijf je in zo’n situatie staande? Gelukkig geeft God ons hiervoor de helm van de redding. Deze helm garandeert ons dat wij op grond van Christus’ verlossende werk gered zijn en de zekerheid van eeuwig leven bezitten. Met zo’n helm op je hoofd durf je de strijd wel aan te gaan, zelfs als dat de dood tot gevolg heeft. Het nut van zo’n helm ondervind je pas op het moment dat je deze nodig hebt, namelijk als je op je hoofd geslagen wordt. Op het moment dat wij in fysieke of geestelijke nood komen, garandeert Gods redding ons dat het -hoe dan ook- goed komt: “Want ik ben ervan overtuigd dat niets ons kan scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer.” (Rom. 8:38-39, samengevat).
6. Zwaard van de Geest (Efe. 6:17)
Soms hebben wij het nodig om ons af te weren van alle invloeden en aanvallen die op ons af komen in deze wereld. God geeft ons daarvoor het zwaard van de Geest, Gods Woord, de Bijbel. Dit afweren heeft altijd een verdedigende intentie, nooit een aanvallende; het gaat immers om standhouden. Wij hebben nog wel eens de neiging om als de ander (verbaal) naar ons uithaalt, hetzelfde terug te doen. Het is ook niet de bedoeling dat wij anderen met Bijbelteksten om de oren slaan, maar dat wij op de juiste manier op de ander reageren: “Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden” (Kol. 3:4). Dit spreken mag zeker wel vol kracht zijn, maar dan wel de kracht van Gods liefde. Die liefde is niet wraakzuchtig en afbrekend van aard, maar verzoenend en opbouwend. Deze is zo sterk dat het zelfs goed kan doen aan onze ergste vijanden. Een belangrijk punt hierbij is dat het hier om het zwaard van de Geest gaat. Dit duidt er niet alleen op dat Gods Woord geïnspireerd is door de Geest, maar dat wij ook de leiding van de heilige Geest mogen gebruiken om op een goede manier met dit Woord om te gaan. Sterker nog, om te voorkomen dat wij niet maar wat om ons heen slaan, is Zijn hulp onontbeerlijk voor ons. Tot slot helpt dit wapen ons ook om in Christus staande te blijven in onszelf. Als ons innerlijk aangevochten wordt door moeite en strijd, dan wil God ons bekrachtigen met Zijn Woord, wat ons in staat stelt om vast te houden aan de hoop en het geloof die ons geschonken zijn: “U bent mijn schuilplaats en mijn schild, op Uw woord heb ik gehoopt” (Ps. 119:114).
7. Inspiratie van het gebed (Efe. 6:18)
Gods wapenrusting wordt vervolmaakt met een zevende onderdeel dat de wereldse wapenrusting niet kent. Alhoewel dit zevende onderdeel nog wel eens onrechtmatig is toegepast door hen die heilige oorlogen aangingen, maar dat terzijde. Naast dat de gelovigen alle onderdelen van de wapenrusting moeten aantrekken en gebruiken (Efe. 6:11), worden zij er ook toe opgeroepen voortdurend te bidden en daarin met volharding waakzaam zijn. Dit bidden gebeurt met gebed en smeking. Gebed legt het accent hier op het op God gericht zijn. Smeking duidt op het tegenover God kenbaar maken van de eigen noden en die van anderen. Dit alles gebeurt “in de Geest”, wat wil zeggen: door de kracht van de Geest en naar de wil van de Geest in de wetenschap dat die Geest voor de gelovigen pleit (Rom. 8:26). Waar de overige onderdelen van de wapenrusting vooral in verhouding staan tot de buitenwereld, daar staat dit onderdeel in verhouding tot God. In de directe ontmoeting met Hem worden wij bepaald bij de bron van kracht die gelegen is in Zijn wapenrusting. De geestelijke wapenrusting zal altijd Zijn wapenrusting blijven die Hij ons geschonken heeft. Zodra wij het als onze wapenrusting gaan beschouwen, kunnen wij ons weliswaar krachtig als Goliath voelen, maar lopen het risico om al door het kleinste dingetje onderuit gehaald te worden. Het bidden tot God om Hem als Heer te erkennen, en ook om alles wat ons bezig houdt bij Hem te brengen, helpt ons om bewust te blijven van die afhankelijkheidsrelatie. Bovendien vormt het de meest directe weg waarop wij kracht ontvangen. De uitwerking van dit gebed geeft ons niet alleen geloof, hoop, liefde en kracht, maar laat ons ook onbevangen en vrij als getuigen van God in deze wereld staan (Efe. 6:19). Daarin leven wij niet voor onszelf en zijn wij voor onze naam en faam niet afhankelijk van onze eigen bewijsdrang. Wij staan in de vrede en rust van het verlossende werk van Jezus Christus in het besef dat Hij ons daarin alles heeft gegeven wat wij nodig hebben en nog veel meer dan dat.
“In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God (…) God heeft één ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de kracht van God is” (Ps. 62:8 en 12).