Licht
Als je alle kleuren van de regenboog in dezelfde mate samenvoegt, krijg je wit. Dit is op zich dus geen kleur, maar ontstaat bij vermenging van alle kleuren samen.
Wit en licht worden in de Bijbel een beetje door elkaar gebruikt, zoals in Genesis 1:3, waar God zegt: “Laat er licht zijn”, en het was er. God zag het licht en het was goed.
Dit gebeurt allemaal vóórdat de zon en de maan geschapen zijn, want daarover lezen we pas in Genesis 1:16.
Toch groeide er al van alles op de aarde, volgens vers 12: “En de aarde bracht groen voort, zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is naar hun soort. En God zag dat het goed was.”
Dat was allemaal het gevolg van Gods allereerste bevel: Laat er licht zijn, want planten groeien door licht; fotosynthese heet dat. En dat licht kwam niet van de zon, want die was er nog niet. Dat licht kwam van de Heere God Zelf en heeft alles te maken met Zijn veelkleurige wijsheid waarover wel vaker gesproken wordt in de Bijbel.
In die ‘veelkleurigheid’ kunnen niet anders dan alle kleuren gezeten hebben en dat heeft ’wit’ tot gevolg. En dat licht gaat uit van de Heere God en is dus helder wit en schoon en rein en alles waar wit voor staat. Manna, beeld van het Woord van God, was ook wit (Exod. 16:31). Het staat ook voor de veelkleurige wijsheid van God, zoals vermeld in Efeze 3:10 en dat komt overeen met de uitspraak van de Heere Jezus in Johannes 8, vers 12: “Ik ben het Licht der wereld.”
'Wit' in Gods Woord
Jesaja 1:18
Al waren Uw zonden als scharlaken; ze zullen wit worden als sneeuw. Al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol’.
Openbaring 2:17
Die overwint, Ik zal hem geven het manna (= wit) dat verborgen is en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven’.
Openbaring 7:9
De grote menigte die niemand tellen kon draagt witte klederen.
Openbaring 7:14
Zij hebben hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Openbaring 14:14
Ik zag, en zie, een witte wolk en op de wolk zat iemand als een Mensenzoon, met op Zijn
hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel.
Openbaring 19:14
En de legers in de hemel volgden Hem (het Woord Gods zie vs. 13) op witte paarden gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos.
Openbaring 20:11
En ik zag een grote witte troon en Hem die daarop zat’.
Uit bovenstaande teksten blijkt wel duidelijk waar wit voor staat. Wit = reinheid / zuiverheid / schoon / oprechtheid / heiligheid. Daarom kleedt een bruid zich in wit en is ook medisch personeel in het wit gekleed. Wit is inherent aan licht, leven, het goede, eerlijkheid en openheid. De teksten uit Openbaring spelen met name in de laatste dagen, als God met Israël tot Zijn doel komt.
Het grote Licht
De Messias (het Licht der wereld) werd 700 jaar voordat Hij werkelijk geboren werd al aangekondigd in Jesaja 9, vers 1: “Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Zij die wonen in het land van de schaduw van de dood, over hen zal een licht schijnen.”
Dan komen wijzen uit het oosten vertellen dat ze dat ‘grote licht’, namelijk als een ster, hebben gezien en gevolgd zijn. Dat was slim van die wijzen, dat zou ieder mens moeten doen.
Johannes 1:1-18 begint met de woorden: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het Licht van de mensen. En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.”
Mooie,glasheldere woorden die wel heel duidelijk aangeven wat het verschil is tussen Gods Licht en menselijke duisternis.
Vers 9 zegt: “Dit was het waarachtige Licht, dat in de wereld komt en ieder mens verlicht.”
Christus Jezus wordt hier dus voorgesteld als het waarachtige Licht dat ieder mens verlicht. Geen enkele beperking hier: ’ieder mens’. Als Johannes op Patmos is, schrijft hij over de voleinding van Gods plan voor Israël in Openbaring 22, vers 5: “En daar zal geen nacht zijn en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen.”
Zwart
Zwart is eigenlijk ook geen echte kleur, maar ontstaat als er geen enkele kleur is. Wat er dan overblijft is zwart.
Zwart staat voor onpartijdigheid (rechters), duisternis/nacht, treuren, en ten principale: verwijderd zijn van God. Alles wat het daglicht niet kan verdragen.
De nachtelijke hemel boven ons is ook zwart en absorbeert licht en warmte. In een heldere nacht kan de temperatuur omlaag schieten omdat alles wordt geabsorbeerd door het zwarte boven ons. Het merkwaardige is ook, dat we miljoenen sterren zien die allemaal licht uitstralen en dat toch het heelal voornamelijk zwart lijkt als we in een wolkeloze nacht naar boven kijken.
Zwart staat ook voor verdriet en donkerheid, zoals ook blijkt uit de volgende Bijbelteksten:
Job 3:3-9
Laat de dag vergaan waarop ik geboren ben/ laat die dag duisternis zijn/ en laat er geen
lichtglans over schijnen.
Job 30:28
Ik ga, zwart geworden, maar niet door zonnegloed. Mijn huid is zwart geworden op mij.
Psalm 35:14
ik ging gebukt, in het zwart gehuld, als iemand die om zijn moeder treurt.
Psalm 38:7
Ik ben krom geworden, ik ga zeer diep gebukt: de hele dag ga ik in het zwart gehuld.
Ezechiël 32:7
Ik zal de Hemel bedekken wanneer Ik u uitblus, zijn sterren zal Ik in het zwart hullen, Ik zal de zon met wolken bedekken en de maan zal zijn licht niet laten schijnen.
Joël 3:15
Zon en maan worden in het zwart gehuld en de sterren hebben hun schijnsel ingetrokken.
Zwart staat dus ook voor: oordeel, rouw, verdriet, e.d. Hieraan ontleent de mensheid de gewoonte om zich in het zwart te kleden bij rouw.
Gods veelkleurige wijsheid
Geen seizoen is zo kleurrijk als de herfst. Goed dat er seizoenen zijn. Stel je voor dat je in de tropen woont, daar kent men dat niet.
De herfst in Nederland herinnert ons in al zijn schitterende kleurschakeringen aan de gang van dit aardse leven. Het begint in het voorjaar, als het nieuwe leven losbarst in al zijn kleurenpracht. Alles krijgt een prachtige groene waas en alles wat groeit loopt uit en de overheersende kleur is groen: lichtgroen!
Psychologen weten dat de mens zich prima voelt bij groen: de machines in veel fabrieken zijn daarom lichtgroen van kleur.
In de loop van de zomer verandert dat prachtige lichtgroen van de natuur in donkergroen.
‘Groen’ is ook een werkwoord in de Bijbel. Daniel 4, vers 4: “Ik, Nebukadnezar, gerust zijnde in mijn huis, en in mijn paleis groenende, zag een droom die mij vervaarde…” (St. Vert.).
De NBG-‘51 heeft hier i.p.v. ‘groenende’: “in goede welstand in mijn paleis.”
‘Groenen’ is dus: je goed voelen, in goede welstand zijn, op je gemak zijn.
Praktisch de hele natuur is hierom door God met juist dit pigment geprogrammeerd. De mens voelt zich er prima bij en wordt rustig bij de kleur groen.
Maar dan komt de herfst: beeld van het ouder worden en voorloper van de winter, beeld van de oude dag en de eindigheid van dit aardse bestaan. We vinden deze loop der dingen ook weer terug in de kleuren van de bladeren van de bomen.
God heeft Zijn natuur dusdanig geprogrammeerd dat Zijn verlossingswerk erin te herkennen is door ieder mens die zijn/haar ogen daarvoor opent.
Bij ons in de tuin verkleuren de groene tinten langzaam in rood en dan lichtgeel. Daarna, vlak voor ze eraf vallen of waaien, in bruin en op de grond gelegen sterven ze af in donkerbruin tot zwart. Deze kleurenvolgorde herkennen we wel. Rood is de kleur van bloed, het bloed van Christus. Hij stierf voor ons allen en betaalde alle schuld. Denk hieraan en besef waar onze verlossing vandaan kwam.
Dan komt de kleur geel, de kleur van het nieuwe leven, de kleur van Pasen, de kleur van de opstanding (zie Rom. 6:23).
De winkeliers vergissen zich echt niet als ze met Pasen de etalages geel kleuren, velen weten alleen niet meer waarom.
Zo programmeerde de Heere God al deze pigmenten in de juiste volgorde in de natuur, waar we middenin zitten. Laten we de ogen openhouden en lezen wat God ook d.m.v. de natuur tot ons te zeggen heeft. Laten we Hem danken voor al die duidelijke signalen. Laten we Hem prijzen om Zijn uitzonderlijke, kleurrijke wijsheid. Zo laat de Heere God ook aan al die miljoenen mensen, die nog geen Bijbel in hun eigen taal hebben, zien hoe Hij werkt.
Groenen
Onderstaande teksten zijn uit de Statenvertaling overgenomen, omdat hierin het werkwoord ‘groenen’ nog wordt gebruikt.
Job 15:32
Vóór zijn tijd zal het met hem gedaan zijn en zijn palmtak zal niet groenen’.
Spreuken 11:28
Wie op zijnen rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof.
Prediker 2:6
ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmee te bewateren het woud dat met bomen
groende.
Hooglied 1:16
Zie, gij zijt schoon, mijn liefste, ja liefelijk; ook groent onze bedstede.
Jesaja 66:14
En gij zult het zien, en uw hart zal vrolijk zijn, en uw beenderen zullen groenen als het tedere gras; dan zal de hand des Heren bekend worden aan zijn knechten, en Hij zal zijnen vijanden gram worden.
Daniël 4:4
Ik Nebukadnezar, gerust zijnde in mijn huis, en in mijn paleis groenende, zag een droom die mij vervaarde, en gedachten die ik op mijn bed had en de gezichten mijns hoofds beroerden mij.
Hosea 14:9
Efraïm, wat heb ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord en zal op hem zien, Ik zal hem zijn als een groenende Dennenboom, uw vrucht is uit Mij gevonden.
Is het werk van de Heere God in de natuur terug te vinden?
Het hangt er maar van af aan wie deze vraag wordt gesteld. Iemand die van harte in Gods Woord gelooft en Christus als Zoon van de levende God erkent, zal er een positief antwoord op geven, met tal van prachtige voorbeelden.
Stel je de vraag aan iemand die God afwijst en de Bijbel ook, dan komt er een negatief antwoord.
Koning Salomo vroeg zich dat ook af. In Prediker 8:17 schreef hij: “… zo zag ik, dat de mens niets kan ontdekken van het werk van God, dat onder de zon geschiedt; want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet ontdekken, en wanneer soms een wijze mocht zeggen, dat hij het weet, hij kan het niet ontdekken.”
Het gaat hier over ‘het werk van God dat onder de zon geschiedt’. Dat gaat dus niet over de schepping, want toen was er nog geen zon, maar het gaat over wat de Heere God nu doet.
Voorbeeld: Stel je bent ziek en je bidt de Heere God om genezing en je wordt inderdaad binnen afzienbare tijd weer helemaal gezond. Dat is reden tot blijdschap en daar kun je God voor danken. Maar om nou te zeggen dat God daar direct de hand in heeft gehad, dat weten we niet. Het kan, maar we weten het niet met absolute zekerheid. Bepaalde ziekten en ongemakken gaan zo maar weer over na enige tijd.
En dan begrijp ik Prediker 8:17 beter: “Zelfs als de wijze zegt het te weten, zal hij het toch niet kunnen ontdekken.”
Maar in Psalm 19 wordt over de schepping gesproken over “… het werk van Zijn handen” (vs. 2). Hier lezen we uitvoerig dat er veel te ontdekken valt in datgene wat geschapen is in de beide hemelen. Die twee hemelen beginnen daar waar de aarde ophoudt en eindigt bij de derde hemel waar de Heere God woont. Dit wordt ook wel het ‘uitspansel’ genoemd. Die derde hemel hoort niet bij de schepping, want die was er al.
Het gaat in vers 3 om ‘kennis’, oftewel informatie en data, en over hun richtlijn en de boodschap die van de schepping uitgaat.
Dus op bovenstaande vraag kan een volmondig ja volgen: er is heel veel te ontdekken in de natuur. Psalm 19 besluit met de woorden: “Laat de woorden van mijn mond en de overdenkingen van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser.”
Analogie in de natuur
Er zijn tal van prachtige analogieën te vinden in de natuur om ons heen die regelrecht heenwijzen naar Bijbelse en Goddelijke principes. God heeft namelijk hoogstpersoonlijk de natuur bedacht en in al z’n prachtige, verfijnde raffinement uitgevoerd.
De zon als bron van licht en leven is natuurlijk een beeld van de Heere God van Wie we warmte, leven en groei ontvangen.
De loop der seizoenen, bijvoorbeeld, staat model voor dood en opstanding:
Voorjaar Geboorte
Zomer Leven
Herfst Ouder worden
Winter Sterven, maar daarna weer het nieuwe (hemelse) leven.
Ook de rups als beeld van de oude zondige mens die na een symbolische dood (cocon) als een totaal nieuwe schepping te voorschijn komt als vlinder. De rups houdt zich uitsluitend met aardse zaken bezig; hij vreet en vreet, en is met zeer veel poten aan de aarde verbonden. De rups kan ook geen nageslacht voortbrengen.
De kleurrijke vlinder daarentegen begeeft zich in hogere sferen en dartelt van bloem naar bloem, drinkt een beetje en brengt vrucht (= nageslacht) voort. De rups kan niets van dat alles en is noch vrouwelijk, noch mannelijk.
De vlinder echter is het beeld van de opnieuw geboren mens (Joh. 3:3) die de dingen zoekt die boven zijn, waar Christus is.
Kolossenzen 3:1-4: “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. (…) want u (= oude mens, rups) bent gestorven, (cocon) en uw leven (= nieuwe mens, vlinder) is met Christus verborgen in God.” Lees in dit verband ook Efeze 4:20-24.
Levendmakend water
Een ander voorbeeld: de vloeistof water. Water is dé voorwaarde voor leven, in welke vorm dan ook, en waar dan ook in de kosmos.
Christus Zelf gebruikte dit water als voorbeeld voor ‘wedergeboorte’ bij Zijn gesprek met Nicodemus en de Samaritaanse vrouw. In Johannes 4:10 zegt de Heere: “… Hij zou u levend water gegeven hebben.”
En in vers 14 “…maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.”
We weten onderhand dat zonder water geen leven kan bestaan. Als de NASA in peperdure projecten raketten lanceert richting onbekende planeten dan is er eigenlijk maar één fundamentele vraag: is daar water of niet? Geen water betekent geen leven. En dat betekent het in overdrachtelijke zin ook: zonder Christus is geen Leven. Maar mét Christus is er een prachtig, nieuw begin met een hemels perspectief.
Als we dan als mens voor de Heere God gekozen hebben, dan gaan we alles om ons heen met andere ogen beschouwen. Dan doorgronden we de gedachten van David ook als hij in de 19e psalm schrijft: “De hemelen vertellen over Gods grote eer, en de wijde luchten spreken over Zijn scheppend werk. De dag vertelt het aan de dag en de nacht geeft zijn kennis door aan de nacht. Het is duidelijk dat dit geen echte woorden zijn; het is immers niet te horen? Toch spreekt de hele schepping over God; die taal hoort men over de hele wereld.
Het is of God een tent heeft gemaakt voor de zon, die ’s morgens, blij als een bruidegom, naar buiten gaat en zingend zijn weg betreed als een gevierde held” (uit: Het Boek)
Bovenstaande woorden omschrijven schitterend wat er voor gelovigen allemaal te genieten valt als we Gods scheppend werk in de natuur om ons heen beschouwen. Ik las ooit in een natuurtijdschrift een artikel van een bioloog over vlinders.
Hij schreef: “Er is biologisch geen enkele noodzaak waarom een vlinder niet gewoon als vlinder uit een ei zou kunnen kruipen, maar het gaat toch via de merkwaardige weg van rups-cocon-vlinder. Zou dit een symbool van wedergeboorte kunnen zijn?” (einde citaat)
Wat de man geloofde weet ik niet, maar zo’n opmerking is wel treffend. Hij slaat (wellicht onwetend) de spijker precies op de kop. Dat was wat God bedoelde.
Laten we met gelovige ogen Gods werk bekijken en bestuderen, en in verwondering knielen voor de Almachtige, de Schepper, Die ons dit alles geeft om er iedere dag van te genieten.
Op deze manier moeten ook de gelovigen de Heere God gevonden hebben, toen er nog geen Bijbel was. Zo wandelde Henoch met God en sprak Hij met Mozes en met al die anderen.
Mozes vertrouwde de eerste vijf Bijbelboeken aan het papyrus toe en toen duurde het nog duizenden jaren voor de hele Bijbel beschikbaar kwam in al zijn pracht.
En de Bijbel is nog (lang) niet in al die duizenden talen in de wereld vertaald. Goed dus dat de Heere God Zich laat kennen in de typologie van de natuur om ons heen.
Van herfst naar lente!
Er is een pallet van kleurrijke vreugd
op het nazomerse groen neergezegen.
Dat bonte geboomte, felgroen in zijn jeugd,
Is nu ‘n goudgele bladerenregen!
De zon die meewarig een glimlach verspilt
aan d’ aarde, die verkilt ligt te dromen.
Dat pittige windje, dat plotseling trilt,
als voelde ’t de stormen al komen.
Hoe alles de naderende winter verraadt,
het rood en het geel van de bladeren.
Laat weten: de koude winter genaakt;
Hij komt onweerstaanbaar weer naderen.
De kleuren getuigen wat ooit is gebeurd:
het rood van Zijn dood en herleven.
Het groen, dat nu langzaam naar geel toe verkleurt,
wijst ons op splinternieuw leven.
God kleurt nu de wereld rondom ons in goud,
toont steeds weer het nieuwe begin.
Er is een nieuw leven, voor jong en voor oud,
En dat geeft dit leven pas zin.
De Heer laat ons zien in die schitterende pracht,
dat Hij overwon: Hij is het Leven.
Hij heerst over alles met zeer grote macht,
En wij genieten Zijn veelkleurige zegen!