Het bevreemdt te meer wanneer wij bedenken dat Paulus tijdens zijn bediening vele gelovigen genas. Vaak was het al genoeg om zijn zweetdoek aan te raken om beter te worden. Hoe kan het dan dat deze apostel met ziekte te kampen had? Waar leed hij aan? Wat was Gods bedoeling hiermee?
In 2 Korintiërs 12:7 is te lezen dat Paulus door de Here een doorn in zijn vlees was gegeven1. Maar waarom deed de Here dat? Paulus was toch een goede dienstknecht en hij had toch niet gezondigd? Toch had hij deze kwaal en wat hij ook tot de Here bad, de doorn werd niet weggenomen. Het was echter geen straf van de Here, maar juist een teken dat God hem liefhad en wilde beschermen. Paulus leefde namelijk in zo'n grote staat van genade, gepaard gaande met zoveel voorrechten, dat het gevaar aanwezig was dat hij hoogmoedig zou worden.
Hemel
Zo schrijft Paulus in 2 Korintiërs 12 dat het hem vergund was om door middel van gezichten en openbaringen een blik te werpen in de hemelse heerlijkheid. Hij vertelt onder andere dat hij werd weggevoerd tot in de derde hemel 2. Wij worden hier bepaald bij de hemel der hemelen, de hoogste hemel, het bovenhemelse, de plaats waar God met Christus troont. Wat Paulus daar gezien heeft, is zo overweldigend geweest, dat hij er veertien jaar later nog vol van was toen hij de Korintiërs scheef. Wat hij daar zag was de woonplaats van God, wat de apostel later tegenover Timotheüs omschreef als een ontoegankelijk licht 3. Paulus mocht als klein en vergankelijk wezen dit licht binnen treden en iets zien van Gods geweldige majesteit. Een soortgelijk gebeuren ondervond ook Mozes 4. Echter waar Mozes op aarde slechts een glimp mocht opvangen van Gods heerlijkheid, daar mocht Paulus de hemel binnengaan en de volle glorie van Gods luister en glans zien. Dit was mogelijk geworden door het offer van de Here Jezus Christus, dat de weg tot Gods genadetroon vrijmaakte.
Naast weggevoerd te zijn naar de hemel der hemelen, was het Paulus ook vergund een blik te werpen in het paradijs. Daar hoorde hij onuitsprekelijke woorden 5. Deze woorden waren zo heilig en bijzonder dat het niet mogelijk voor hem was om ze openbaar te maken. Het was letterlijk een onbeschrijfelijke ervaring. Het paradijs waar Paulus naar toe gevoerd werd, was niets anders dan het Jeruzalem, dat eens uit de hemel op aarde zal neerdalen. Het zien hiervan moet zeer indrukwekkend voor hem zijn geweest, daar deze stad enorm is qua omvang en schitterend van uiterlijk. Alleen al de lengte en de breedte van deze stad zijn 2.400 km. Ook de hoogte heeft deze afmeting. Als wij bedenken dat de hoogste berg ter wereld, de Mount Everest, met 'slechts' 8 kilometer al meer dan imposant is, hoe overweldigend moet het hemels Jeruzalem dan wel niet zijn, dat 300 keer zo hoog is! Dit gaat ons bevattingsvermogen ver te boven. En wat te zeggen van het uiterlijk van de stad. De muren zijn van diamant, het fundament is versierd met edelstenen en de stad zelf is met haar straten gemaakt van zuiver goud 6. Haar schoonheid moet Paulus overweldigd en verblind hebben.
Doorn
Om Paulus ervoor te behoeden dat hij zou gaan denken dat hij deze openbaringen op grond van eigen verdienste had gekregen, werd hem een doorn in zijn vlees gegeven. Hierdoor werd hij er bij bepaald dat alles wat hij ontving enkel uit genade was. Maar wat was dan die doorn die hij in zijn vlees kreeg? Hier zijn verschillende meningen over. Sommigen menen dat Paulus aan epileptische aanvallen leed. Dit zou dan terug te zien zijn in de engel van satan die hem met vuisten sloeg. Een parallel wordt dan getrokken met de bezeten jongen uit Markus 9. Deze had, wanneer de boze geest hem aangreep, last van stuiptrekkingen, schuim op zijn mond, tandenknarsen en verstijving 7. Anderen denken dat Paulus leed aan slechtziendheid. Ondersteuning voor dit uitgangspunt wordt gevonden in het feit dat Paulus' handschrift uit zeer grote letters bestond 8 en dat zijn persoonlijke verschijning bepaald niet overtuigend was 9, iets wat dikwijls kenmerkend voor een slechtziende is. Een ander belangrijk argument voor deze verklaring is in Galaten 4 terug te vinden. Daar schrijft Paulus dat de liefde van de gelovigen te Galatië ten aanzien van hem zo groot was, dat zij bij wijze van spreken hun ogen wilden uitrukken om ze aan hem te geven 10. Een paar verzen voordat hij dit zegt, refereert hij aan het feit dat zijn lichamelijke toestand te wensen over liet 11. Deze twee zaken tezamen zouden ons bepalen bij zijn slechtziendheid. Hoe het ook zij, Paulus leed in ieder geval aan een aandoening waar hij behoorlijk last van had en wat zijn bediening soms erg zwaar maakte. De reden dat de arts Lukas vaak met hem optrok, was dan ook waarschijnlijk gelegen in het feit dat hij Paulus medisch kon ondersteunen tijdens de lange en zware zendingsreizen.
Gebed
Het is heel begrijpelijk en goed voor te stellen dat Paulus de Here verzocht heeft om de doorn in zijn vlees van hem weg te nemen. Immers, het belemmerde hem in grote mate om zijn taak voor de Here uit te oefenen. Uit het feit dat hij hiervoor tot driemaal toe de Here bad, blijkt wel dat de apostel het eigenlijk zelf ook niet echt kon begrijpen waarom hij hiermee te kampen had 12. Zo zien wij dat zelfs de wijze en in veel Godsgeheimen ingewijde Paulus dus soms gewoon vragen in zijn leven had. Maar hij bleef niet met deze vragen rondlopen, tobben en twijfelen, zoals wij vaak doen. Hij ging ermee in gebed tot de Here. Waren dit lange en veelvuldige gebedssessies? Nee, de apostel bad ‘slechts’ drie keer, toen was het genoeg en accepteerde hij Gods beslissing. Uit de wijze waarop Paulus over die driemaal sprak, blijkt zelfs dat dit erg veel voor zijn doen was. Wat een verschil is dit met de bidcultuur die tegenwoordig in 'christelijk' Nederland heerst. Bidnachten, bidmarathons, gebedsketens, gebedscellen, etc., men doet er alles aan om God duidelijk te maken wat men van Hem hebben wil. Letterlijk uren en soms zelfs dagen worden doorgebracht met bidden. Alsof God doof of vergeetachtig is en men tot duizend keer toe dezelfde vraag moet stellen. Soms lijken gelovigen wel een stel ondankbare en jengelende kleuters die net zo lang bij de hemelse Vader blijven zeuren tot zij hun zin krijgen. Dit principe zien wij overigens ook terug in het vaak gebruikte 'afsmeken'. Oftewel: net zo lang doorgaan tot God doet wat men zegt. Door op deze wijze met het gebed om te gaan, worden de rollen omgedraaid. Niet wij dienen de Here, door ons leven geheel voor Hem in te zetten, maar Hij moet ons dienen door op commando cadeautjes te geven in de vorm van voorspoed, gezondheid, en dergelijke. Terecht zei iemand eens dat een groot deel van de huidige generatie christenen lijdt aan een vorm van zogenaamd 'Sinterklaasgeloof'. Als wij veel goede werken doen en veel bidden, ontvangen wij veel goeds, zo veronderstelt men onterecht.
Wanneer gelovigen zich nu eens wat meer volwassen gingen gedragen door te luisteren naar wat Gods Woord tot hen zegt, dan zouden zij gaan beseffen dat zij al veel meer hebben ontvangen dan waar zij ooit om gevraagd hebben. Ook zouden zij inzien dat een goed geloofsleven niet af te meten is aan het verkrijgen van voorspoed en gezondheid. Wie echt met de Here wandelt, komt tot de ontdekking dat hij zonder te vragen reeds uit een enorme rijkdom van hemelse zegeningen leeft. Deze zegeningen gaan de aardse te boven, zijn onuitsprekelijk en hebben een niet te bevatten rijkdom. Wie daarin wandelt, zal ook kunnen accepteren dat voorspoed en gezondheid niet altijd vanzelfsprekend zijn. Ook zij die tot het Lichaam van Christus horen, hebben, evenals Paulus dat had, vaak te kampen met ziekte en lijden. Gelukkig mogen wij ook in deze dingen de apostel tot een voorbeeld hebben.
Genade in zwakheid
Nadat Paulus tot maar liefst drie keer toe had gebeden om de doorn uit zijn vlees te verwijderen, nam hij uiteindelijk genoegen met het alles verklarende antwoord dat hij van de Here kreeg: "Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid…" (2 Kor. 12:9) Hiermee liet de Here Paulus zien dat Hij zijn aandoening wilde gebruiken om Zijn genade ten volle in hem uit te werken. Hoe zwakker Paulus uit zichzelf was, des te afhankelijker werd hij van zijn Hemelse Vader, wat tot gevolg had dat Deze hem des te meer kon bekrachtigen. Zodoende kon de apostel een nog betere dienstknecht worden van Jezus Christus. Paulus' ziekte werd op deze wijze tot een waar getuigenis van Gods genade.
Het is mooi om te zien dat Paulus het antwoord van de Here vrij eenvoudig kon accepteren. Er volgde geen relaas van boosheid, twijfel of ongeloof, maar een heel nuchtere en van geloof getuigende conclusie: "Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome…" (2 Kor. 12:9) Zo op het eerste gezicht lijkt dit antwoord van Paulus niet zo bijzonder, maar als wij het gaan vertalen naar de praktijk van zijn dagelijks leven, dan komt het bijna zelfdestructief over: "Heel graag wil ik mij nog meer beroemen in vervolgingen, geselingen, gevangenschap, slagen, honger, dorst, slapeloze nachten, kou, armoede, ziekte en zelfs gevaar voor eigen leven. Daardoor heeft Christus' kracht nog meer kans om in mij uit te werken, zodat ik temeer Zijn naam kan groot maken…" Paulus offerde zichzelf helemaal op ten dienste van de Heer en had het er zelfs voor over om daarvoor ziekte en lijden te moeten verdragen. Het ging hem niet om zijn eigen belang en welzijn, maar om dat van Christus, daarin vond hij zijn geluk: "Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen ter wille van Christus…" (2 Kor. 12:10)
Hoe anders is dit dan de instelling die gelovigen vaak hebben. Ziekte wordt eerder beschouwd als iets dat met een gebrek aan geloof te maken heeft, dan dat het door de Here gebruikt zou kunnen worden om een getuigenis te geven. Waarmee overigens niet gezegd is dat God ons ziekte en lijden laat overkomen. Nee, Hij wil de gegeven situatie van deze gevallen schepping gebruiken om daarin Zijn goedheid en genade te tonen. Zo wil Hij gelovigen en ook ongelovigen dichterbij Hem brengen.
Hoe ondergaan wij tegenslag en ziekte? Is er boosheid, twijfel en ongeloof of overheerst de vreugde en blijdschap vanwege Gods genade? Wanneer wij in boosheid, twijfel en ongeloof blijven hangen, dan kan Gods kracht nooit ten volle in ons uitwerken en zijn wij niet alleen lichamelijk, maar worden ook geestelijk ziek. Als wij echter in afhankelijkheid van de Here leven, dan ontvangen wij Zijn kracht en vrede. Dit neemt de pijn en het lijden weliswaar niet weg, maar geeft ons wel de blijdschap van boven. Deze stelt ons in staat pijn en moeiten te dragen en tegelijkertijd ware getuigen van Christus te zijn. Dan kunnen wij ook zeggen:
"…want als ik zwak ben, ben ik machtig!"
Voetnoten:
- 2 Kor. 12:7 "Daarom is mij, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven, een engel des satans, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen."
- 2 Kor. 12:2 "Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden (of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het) dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel."
- 1 Tim. 6:16
- Ex. 33:18-34:9
- 2 Kor. 12:3-4 "En ik weet van die persoon (of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het) dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken."
- Openb. 21 en22
- Mar. 9:17-27
- Gal. 6:11 "Ziet, met hoe grote letters ik u eigenhandig schrijf!"
- 2 Kor. 10:10 "Want zijn brieven, zegt men, zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken betekent niets."
- Gal. 4:15 "Want ik kan van u getuigen, dat gij, ware het mogelijk geweest, uw ogen uitgerukt en ze mij gegeven zoudt hebben."
- Gal. 4:13-14 "Ja, gij weet, dat ik aan u de eerste maal, omdat ik ziek geworden was, het evangelie verkondigd heb, en toch hebt gij de verzoeking, die er voor u in mijn lichamelijke toestand gelegen was, niet als iets verachtelijks beschouwd of ertegen gespuwd…"
- 2 Kor. 12:8 "Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten."