De eerste vrees
Adam zei: “Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt, daarom verborg ik mij” (Gen. 3:10). Zodra de zonde in de wereld komt, ontstaat vrees, de mens is uit zijn positie gevallen door ongehoorzaamheid en beseft dat hij niet meer in Gods nabijheid kan zijn. Slechts vijf verzen verder is er al de belofte dat de Heere voor een oplossing zal zorgen! Vanaf dat moment is het de Heere Die zegt: wees niet bevreesd.
Wees niet bevreesd!
De Heere is een liefdevolle God en kent Zijn maaksel, Hij komt ons tegemoet! In vele teksten spreekt Hij uit: Wees niet bevreesd! Hij zei tegen Abram: “Wees niet bevreesd Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot” (Gen. 15:1), tegen Izak: “Ik ben met u, Ik zal u zegenen …” (Gen. 26:24), tegen Jakob: “Ik ben de God van uw vader, wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken …” (Gen. 46:3). Zo ook bij Mozes (Num. 21:34), Jozua (Joz. 10:8) en Daniël (Dan. 10:12). Op grote momenten in Gods heilsplan bemoedigt de Heere. Denk ook aan Jozef (Matt. 1:20), Maria (Luk. 1:30) en Paulus: “De Heere zei ’s nachts door een visioen tegen Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet” (Hand. 18:9).
Vrees voor
Een mens vreest wat af. Vooral voor medeschepselen: de broers voor Jozef, Saul voor David (1 Sam. 18:12), Israël voor de Egyptenaren (Ex. 14:10). Je kunt ook bang zijn voor omstandigheden, Israël moest door de grote en vreselijke woestijn heen (Deut. 1:19).
Ontzag(wekkend)
Vrees kan ook ontzag betekenen. Manifestaties van de Heere maken indruk op de mens. De discipelen waren zeer bevreesd toen zij de Heere Jezus zagen lopen op het water (Joh. 6:19) en toen zij een stem uit de wolk hoorden Die zei: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem” (Matt. 17:5-6). Nehemia belijdt: “HEERE, God van de hemel, de grote ontzagwekkende (SV vreselijke) God” (Neh. 1:5). Ontzag en vrees gaan samen.
Van vrees naar de vreze des HEEREN
Onder het oude verbond roept de Heere het volk Israël op om Hem te vrezen. In Deuteronomium vinden we een definitie van wat dat inhoudt: “Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel” (Deut. 10:12). Dat gold ook zeker voor de koning, hij moest een afschrift van de wet schrijven (dat beklijft!) en er alle dagen van zijn leven in lezen om de HEERE, zijn God, te leren vrezen en alle woorden van de wet en de verordeningen in acht te nemen door ze te houden (Deut. 17:19). De opdracht om de wet te houden is echter voor de mens een onmogelijke opgave.
Van Christus werd voorzegt: “Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten: de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN” (Jes. 11:2).
De straf des HEEREN
Gelukkig is er Eén Die gekomen is om de wet te vervullen, de Heere Jezus (Matt. 5:17). In Filippenzen lezen we dat de Heere Jezus gehoorzaam is geworden tot de dood, tot de kruisdood (Fil. 2:8). Hij, de Onschuldige en Volmaakte, droeg de straf van een vervloekte (Deut. 21:23; Gal. 3:13), voor u en mij!
De Enige die deze straf niet hoefde te ondergaan, deed dat wel en vrijwillig! Het betekende een volkomen en Gode welgevallig offer en dat om ons te redden van de dood, de straf op de zonde.
Angst
Denk niet dat dit een eenvoudige zaak was. In Gethsémané was de Heere Jezus overweldigd door angst (Mark. 14:32-42), maar gaf het over aan de Vader. In Hebreeën 5:7 lezen we: “In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord.”
Waar naartoe?
Als gelovigen van het Lichaam van Christus zijn we met Christus verborgen in God (Kol. 3:3). Dát is onze positie, maar hoe gaan we in de praktijk om met vrees en angst? We mogen weten dat Christus onze vrees en angsten kent en op dezelfde wijze als wij verzocht is geweest, maar zonder zonde. Hij is de Enige Die ons doorgrondt en kent!
Daarom geldt voor ons: “Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus” (Fil. 4:6-7).