Feitelijk is dit een universele waarheid die geldig is in alle tijden van Gods heilsplan: om deel te hebben aan de dingen van God, moet het fundament van de dood en opstanding van Christus in je leven aanwezig zijn. Daar is elke verkondiging vanuit Gods Woord op gestoeld: “Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden” (Rom. 10:9).
Wat als er geen opstanding zou zijn?
Voordat Paulus ingaat op de opstanding en de dingen die daarmee te maken hebben, legt hij eerst uit hoe het zou zijn, als er geen opstanding der doden is. Indien er geen opstanding der doden is, dan:
- is ook Christus niet opgewekt (vs. 13);
- is onze prediking zonder inhoud (vs. 14);
- is uw geloof zonder inhoud (vs. 14);
- zijn wij valse getuigen van God (vs. 15);
- is uw geloof zinloos (vs. 17);
- bent u nog in uw zonden (vs. 17) en
- zijn zij die in Christus ontslapen zijn, verloren (vs. 18).
En dan komt Paulus tot een slotsom: "Als wij alleen voor dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen" (vs. 19). Het woord dat hier met ´beklagenswaardig´ is weergegeven, wordt verder nog eenmaal gebruikt in het Nieuwe Testament en wel in Openbaring 3:17, waar het in de NBG-´51 en de Statenvertaling met ´jammerlijk´ vertaald is.
1 Korinthe 15:18 laat zien dat de opstanding absoluut noodzakelijk is voor de zaligheid, zoals de apostel ook in vers 1 en 2 al zei. Laat je de opstanding weg, dan zijn ook zij die ontslapen zijn, verloren. Dan zouden we nog in onze zonden zijn, ja, dan heb je eigenlijk niets meer te prediken. Want dan zou je een boodschap brengen zonder inhoud. En laten we wel zijn: hoeveel wordt er niet 'gepredikt' door mensen, die niet geloven in de opstanding der doden in het algemeen en in het bijzonder in de opstanding van Christus?! Zonder de opstanding der doden is het leven per definitie hopeloos.
Als de doden niet opgewekt worden… “laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij". En dan zijn we inderdaad ‘de meest beklagenswaardige van alle mensen’.
Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden
Gelukkig zijn we niet beklagenswaardig. Integendeel, er is juist hoop, want er is opstanding! En meer triomfantelijk als Paulus het uitroept in vers 20 kan het niet: "Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn".
Christus is de Eersteling van hen die ontslapen zijn, zo klinkt het in vers 20. Vers 21 legt dit dan nader uit: "Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens”. Inderdaad, Mens met een hoofdletter, want het gaat immers om Christus. De mens door wie de dood er is, is hier Adam. In Romeinen 5:12 schrijft Paulus: "Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben ...". Let ook op het algemene karakter van dit alles, zowel in 1 Korinthe 15 als hier in Romeinen 5 gaat het over "alle mensen". De dood is door die ene mens bij alle mensen terechtgekomen. Dat gold niet alleen ten tijde van het volk Israël (dus: gedurende de periode dat de wet er was), want "reeds vóór de wet was er zonde" en al van Adam tot Mozes heerste de dood als koning (Rom. 5:13 en 14).
Tegenover de dood door een mens, staat de opstanding der doden door een Mens. En ook deze woorden uit 1 Korinthe 15:21 worden nader uitgelegd en wel in vers 22: "Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus (letterlijk: 'de Christus') allen levend gemaakt worden".
Orde
Nu schrijft de apostel in vers 22 over het-levend-maken in (de) Christus. Dit levend-maken gebeurt in een bepaalde volgorde en die omschrijft hij in vers 23 en 24. Daarbij grijpt hij in eerste instantie even terug op vers 20 en daarom begint zijn opsomming met de Eersteling, Christus.
Vers 23 opent met: "Echter ieder in zijn eigen orde ...". Het woord ‘orde’ (Grieks: tagma) komt verder niet in het Nieuwe Testament voor. Dit woord duidt op iets dat deel uitmaakt van een bepaalde ordening.
Eersteling | Christus |
vervolgens | die van Christus zijn bij Zijn komst |
daarna | het einde |
Om wat voor soort ordening gaat het hier nu eigenlijk? Het woord 'Eersteling' leidt onze gedachten direct naar het oogsten. Het gaat dus eigenlijk om de (volg)orde in de oogst. Zoals u weet zijn er aan het oogsten ook feesten verbonden, waarover we bijvoorbeeld lezen in Leviticus 23. Het is op zich wel mooi dat in de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) het woord 'eersteling' in ´eerstelingsgarve´ in Leviticus 23:10 vertaald wordt met hetzelfde woord dat in 1 Korinthe 15:20 en 23 voor Christus gebruikt wordt1.
Wat verder opvalt in Leviticus 23 is dat van de zeven feesten die daar genoemd worden2, er drie zijn die iets met het oogsten te maken hebben. Met andere woorden: Evenals in 1 Korinthe 15 is er ook in Leviticus 23 sprake van een driedelige volgorde die met de eersteling begint:
vers 10 | de garve van de eersteling |
vers 15 en 16 | het wekenfeest (of pinksterfeest) |
vers 33 | het loofhuttenfeest (het laatste van de zeven feesten) |
Deze drie feesten zijn dus oogstfeesten; zie met betrekking tot de eersteling: vers 9; met betrekking tot het wekenfeest: vers 22 en met betrekking tot het loofhuttenfeest: vers 39, waar het in plaats van over oogst over 'opbrengst' gaat.
Zetten we de driedeling uit 1 Korinthe 15 ernaast, dan krijgen we:
Leviticus 23 | 1 Korinthe 15 |
de garve van de eersteling | de eersteling Christus |
het wekenfeest | die van Christus zijn bij Zijn komst |
het loofhuttenfeest | het einde |
Voor wat 1 Korinthe 15 aangaat, heeft de ‘Eersteling’ dus betrekking op Christus3. Op Zijn opstanding volgt die van hen die Hem toebehoren bij Zijn komst (lett.: in Zijn parousia, aanwezigheid). En dan is er tot slot het einde van de opstanding. Hierover gaat het vooral in de verzen 24-28. Dit einde mondt uit in de situatie dat "God alles in allen zal zijn".
Het einde
Het ‘einde’ (Grieks: telos) in vers 24 duidt de laatste fase aan in de driedelige volgorde die hier in 1 Korinthe 15 genoemd wordt. Het tijdstip van deze laatste fase staat er min of meer bij: "... wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan". Dit legt Paulus in de volgende verzen verder uit, door met ‘want’ te vervolgen: "Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood. Immers, alle dingen heeft Hij aan Zijn voeten onderworpen. Wanneer Hij echter zegt dat aan Hem alle dingen onderworpen zijn, is het duidelijk dat Hij Die Zelf alles aan Hem onderworpen heeft, hiervan is uitgezonderd. En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn".
Al met al hebben we dus niets te klagen. Integendeel, God heeft Zijn plannen gemaakt en komt in de opstanding tot Zijn doel. Hij maakt Zijn werk helemaal af.
De (lichamelijke) opstanding van Christus is niet alleen een historisch feit en overwinning van de dood, maar ook een voorschot op de toekomst. Hij is immers de Eersteling. Velen zullen volgen. Reden temeer om Pasen te vieren als het feest van de hoop, want ´de Heer is waarlijk opgestaan´!
Lees meer over dit onderwerp in De Fundamentele Betekenis van de Opstanding – 1 Korintiërs 15 (ISBN 90-6694-261-4) te bestellen bij Everread Uitgevers – www.everread.nl
Voetnoten
- Grieks: aparchee; in Leviticus 23:10 de vertaling van het Hebreeuwse resjieth. Dit woord (hier, evenals in 1 Kor. 15:20 en 23, een vrouwelijk woord dat in het enkelvoud staat) is ook het allereerste woord van de Bijbel (berésjieth, in den beginne) en betekent kortweg: 'begin'. Het is afgeleid van rosj (hoofd, belangrijkste). Resjieth komt bijvoorbeeld voor in Exodus 23:19 en 34:26 ("Het beste van de eerstelingen ..."; eigenlijk: De eerste van de eerstelingen ..."; zie ook Deut. 11:12 (resjieth hosjanah, 'begin van het jaar'; 'Nieuwjaar' heet in Israël nu ook nog: Rosj Hosjanna). Psalm 111:10 begint in de Hebreeuwse Bijbel met resjieth: (Het) begin der wijsheid is de vreze des HEREN.
- Zie voor meer informatie hierover het boekje De Feesten des HEREN (ISBN 90-6694-256-8)
- Dit vrouwelijke woord komt in het Nieuwe Testament alleen in het enkelvoud voor en wel in Romeinen 8:23; 11:16; 16:5; 1 Korinthe 15:20, 23; 16:15; 2 Thessalonicenzen 2:13; Jakobus 1 :18 en Openbaring 14:4. In een aantal teksten wordt het overigens wel eens in het meervoud vertaald. Toch zou het beter en duidelijker zijn als het altijd als enkelvoud vertaald was. Anders had de Heer immers wel het woord in het meervoud in Zijn Woord laten optekenen.