Misschien moet ik eerst zeggen over wat voor soort dromen ik het wil hebben, want er is n.l. nogal een verschil.
Zo heb je de dromen die het gevolg zijn van het vele denken, er zijn dagdromen, levensdromen en de meer serieuze dromen.
Gedachtenspinsels
De ‘denkers’ onder ons kennen ongetwijfeld dit soort dromen. Er is iets wat je de hele dag heeft beziggehouden en prompt moet je er de nacht daarna over dromen. Dit zijn ook vaak onrustige dromen, nachtmerries soms die je doen baden in het zweet. Als ik als kind tegenover het ouderlijk huis bij de sloot speelde, droomde ik daarna dat ik in een diep water viel, door een of ander monster werd aangevallen en daarna met een schok wakker werd. Dat soort dromen had ik zo vaak dat ik op het laatst (in mijn droom) dacht: laat maar, ik droom toch. Nu zullen er misschien onder de lezers zijn die me direct naar een psycholoog willen hebben, maar ik heb me altijd aan het woord uit de Bijbel vastgehouden dat dit met het vele denken (en doen) te maken heeft.
Dagdromen
Dagdromen of ‘je fantasie de vrije loop geven’, zoals het woordenboek het zegt, kennen ook de meeste mensen. Die momenten waarop je je even ontspant en je gedachten de vrije loop laat. Vaak niet serieus maar meer een soort gymnastiek van je denkvermogen.
Levensdromen
Zoals de ‘gedachtenspinsels’ van hierboven met het verleden te maken hebben (in je droom beleef je iets dat al achter je ligt) zo hebben levensdromen met de toekomst te maken. Levensdromen maken een plaatje van hoe de toekomst eruit zou kunnen zien. Het is een meer serieuze vorm van dagdromen. Zo hoop ik altijd nog eens naar Amerika te gaan en me daar te vergapen aan de natuur, de mensen, het land, kortom, aan alles wat daar veel groter en mooier is dan hier bij ons.
Dromen
Het gezegde ‘dromen zijn bedrog’ geeft al aan dat je aan dromen niet teveel waarde moeten hechten. De kans dat een droom iets te maken heeft met de realiteit wordt meestal heel klein geacht. Des te opmerkelijker is het dat de Bijbel tal van dromen noemt die je heel serieus moet nemen. Jakob droomde toen hij bij Betel lag te slapen. Bij die gelegenheid vertelde God hem dat hij nooit alleen zou zijn en de Heer altijd met hem mee zou gaan, ook over de grenzen van het land heen. Jozef droomde twee keer, ontmoette twee van Farao’s personeelsleden die beiden een droom hadden en moest tenslotte bij Farao zelf komen om twee van zijn dromen uit te leggen. Niet verwonderlijk dat Jozef aan het eind van zijn leven van God een ‘droom’, een profetie, kreeg waarin God hem vertelde dat het lichaam van Jozef, nadat hij gestorven was, door het volk Israël mee terug zou worden genomen naar het land Kanaän. Israël zou niet voor altijd in Egypte blijven maar God zou hen verlossen. Daarvan was deze profetie de garantie.
Het is Gods zaak
Wat mij in de geschiedenis van Jozef met de schenker en de bakker zo aanspreekt, is de korte opmerking van Jozef: “Zijn de uitleggingen niet Gods zaak?” (Gen. 40: 8) Alsof hij zeggen wil: “Wij mensen kunnen zo onze dromen, dagdromen of levensdromen hebben maar hoe ons leven zal verlopen en wat zich daarin allemaal zal voordoen, is een zaak van de Heer.” Het is God die ons leven in handen heeft, een leven dat van Hemzelf is. Of, zoals later iemand het zou schrijven: “Niemand van ons leeft voor zichzelf.” Wij zijn altijd en helemaal van de Heer. Hij stuurt ons leven en leidt ons op Zijn weg. Het is God zelf die Zijn Woord aan ons uitlegt maar niet alleen Zijn Woord, ook onze dromen, ook de omstandigheden, ook de dingen die ons overkomen. Hij legt het uit. Misschien nu nog niet, maar in het licht van het offer van de Here Jezus kunnen we vrede hebben met Zijn keuzes. Dan wil en durf ik best te dagdromen over alles wat Hij voor mij heeft klaarliggen om mij vandaag of morgen te geven. Dat is geen luchtkasteel, maar een Burcht, een rotsvast uitgangspunt in deze moerassige wereld.
Uiteindelijk dacht de schenker niet meer aan Jozef (Gen. 40:23). Dat kun je van God niet zeggen. Hij is altijd met je.