Eigenlijk is de hele schepping al zuchtende in barensnood, en dat betekent in ieder geval dat er iets aan zit te komen! Daarbij komt, dat deze wereld gelegen is in het machtsgebied van de tegenstander, de satan. Hij wordt niet alleen de 'overste der wereld', maar ook de 'god van deze eeuw' genoemd (2 Kor. 4:4). Dat alles maakt het leven van Gods kinderen hier op aarde er niet eenvoudiger op. Zij zuchten dikwijls mee met een zuchtende schepping en zijn bovendien nog betrokken in een strijd. Maar ... en dat is goed om te beseffen: de overwinning staat bij voorbaat vast!
Tegenstander
Als gelovigen hebben we te maken met het lijden hier en nu, en zijn we verwikkeld in een geestelijke strijd. Niet voor niets adviseert Paulus ons in Efeze 6 de wapenrusting van God aan te doen "opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad." De satan -de naam zegt het al- is de tegenstander. Hij staat het werk van God tegen en richt zich zodoende ook op Gods kinderen. Nu is het niet de bedoeling, dat wij de handschoen opnemen en ten strijde trekken tegen de macht(en) der duisternis. De wapenrusting is niet gegeven om aan te vallen, maar om te verdedigen! Daarom is het goed de methoden van de tegenstander te (onder)kennen, zodat we op onze hoede kunnen zijn.
De tegenstander heeft vijf methoden om aan te vallen:
1. twijfel zaaien aan Gods Woord op een verborgen manier. Hij gebruikt Bijbelse woorden en gedachten en geeft daaraan een andere inhoud. Genesis 3: "Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof? (...) Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn" (vs. 1 en 5);
2. Gods Woord oneigenlijk gebruiken. In Lukas 4:10 zien we dat satan probeerde de Heere Jezus te verleiden met woorden uit Psalm 91;
3. verdeeldheid brengen onder gelovigen (2 Kor. 2:10). De satan wil voordeel op ons behalen;
4. inspelen op de noden en/of behoeften van de mens (Luk. 4:3). Satan speelde in op het hongergevoel van de Mens Jezus;
5. inspelen op de begeerten van de mens, 'de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven' (1 Joh. 2:16).
Medestrijders
In Filippenzen 1:27 en 28 zegt de apostel Paulus: "Alleen, wandel het evangelie van Christus waardig ... en dat u samen eensgezind strijdt voor het geloof van het evangelie, en dat u zich in geen enkel opzicht schrik laat aanjagen door de tegenstanders."
In de eerste plaats valt op, dat zo'n waardige wandel inhoudt dat je samen met de andere gelovigen medestrijder bent. Je bent dus betrokken in een geestelijke strijd, waarbij je ook te maken hebt met tegenstanders ...
In de tweede plaats blijkt het een positieve strijd te zijn. Dat wil zeggen: niet strijden tegen de boze machten, ongeloof, goddeloosheid, onrechtvaardigheid, wetteloosheid, e.d., maar strijden voor het geloof van het evangelie.
Judas schrijft in zijn brief ook over een positieve strijd: Hij vermaant de gelovigen om "… te strijden voor het geloof ..." (vs. 3). En waarom zegt hij dit? Omdat er goddelozen zijn binnengeslopen in de kring van de gelovigen, die "… de genade van onze God veranderen in losbandigheid en die de enige Heerser, God en onze Heere Jezus Christus, verloochenen" (vs. 4).
Wij mogen er dus net als Paulus van uitgaan dat de hele gemeente in deze strijd betrokken is en niet een paar gedreven enkelingen. De gemeente is in de praktijk een samenleving, waarin allen samen betrokken zijn in de strijd voor het geloof. Dat betekent niet alleen dat we samen leven uit het gemeenschappelijke heil dat we ontvangen hebben, maar ook dat we de fakkel van het evangelie verder dragen. Want daardoor kunnen mensen tot geloof komen: Het geloof is uit het horen en het horen door het Woord van Christus. En: Hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt? (Rom. 10).
Mensen worden niet bekeerd door de manier van ons leven (hoe belangrijk ook), en ook niet door het getuigenis van onze bekering en leven met de Heer (hoezeer dit mensen ook kan aanspreken), doch bekering is alleen mogelijk door geloof op grond van het Woord. Petrus zegt, dat wedergeboorte voortkomt uit "… onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God" (1 Pet. 1:23).
Ons getuigenis moet dus altijd gedragen worden door het getuigenis van het evangelie, anders komen mensen niet tot geloof. Deze prediking gaat nooit zonder strijd en heeft altijd tegenstand tot gevolg. Het is een geestelijke strijd tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten (Efe. 6:12). Ook Paulus zelf had een zware strijd te voeren om de boodschap uit te dragen (vgl. Kol. 2:1).
Wedstrijd
De woorden 'medestrijdende' en 'strijd' hebben ook de betekenis van 'wedstrijd' in zich. En een wedstrijd veronderstelt tegenstand en ... overwinning! De gelovige wordt door God in het strijdperk geplaatst en krijgt van Hem ook de genade om te kunnen volharden, ook al brengt dat moeite en pijn. Wie niet loopt, heeft geen last, maar wint ook niets. God heeft ons in het strijdperk geplaatst, en de vraag is: Wat doen we daarmee? Voor de gelovige geldt dat hij niet in eigen kracht hoeft te strijden, maar hij wordt wel uitgedaagd de renbaan te lopen en volhardend te zijn.
Ook de Heere Jezus heeft deze renbaan gelopen en in Zijn leven op aarde deelgenomen aan de strijd. Als Mens heeft Hij volgens Hebreeën 5 de gehoorzaamheid geleerd uit het lijden, de verdrukking en de tegenstand. Hij had een zware strijd te strijden. Omdat Jezus deze loopbaan gelopen heeft en de strijd gestreden, heeft God Hem bovenmate verhoogd (Fil. 2:9).
Paulus gebruikt dit voorbeeld van de Heere Jezus om de gelovigen op te roepen dezelfde weg te gaan, d.w.z. in dezelfde gezindheid van toewijding, vernedering en overgave (Fil. 2:5). Op een andere plaats zegt de apostel: "Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Christus ben" (1 Kor. 11:1). Paulus achtte zijn leven niet kostbaar voor zichzelf als hij zijn loopbaan maar ten einde mocht brengen (Hand. 20:24). Hij gebruikt dus het leven van de Heere Jezus en zijn eigen leven als voorbeeld om ons op te wekken gehoorzaam te zijn tot het einde toe, waarna God ons in de opstanding zal verhogen.
'Maar', zegt iemand, 'wij zijn toch al verhoogd met Christus in de hemelse gewesten?' En dat is waar. Kennelijk sluit het één het ander dus niet uit. Met de Heere Jezus was het net zo: het stond vast dat Hij verhoogd zou worden, maar toch moest Hij de gehoorzaamheid leren. Ook voor ons, gelovigen, geldt dat wij na onze bekering (waardoor wij gezet zijn in de hemelse gewesten in Christus) nog een weg te gaan hebben. Waarom heeft God ons anders niet direct na onze bekering tot Zich geroepen in de hemel? Dan was het toch allemaal veel makkelijker geweest? Gods weg is anders: Hij heeft ons verzekerd van een hemelse positie in Christus en ons tegelijk op aarde gelaten om in gehoorzaamheid deel te nemen aan de strijd en zo onze eigen loopbaan te volbrengen.
In Filippenzen 2:9 staat: "Daarom ... heeft God Hem bovenmate verhoogd ...". Waarom? Omdat Hij gehoorzaam geweest is tot de dood van het kruis. Vervolgens past Paulus dit voorbeeld toe op de gelovigen en zegt: "Daarom, mijn geliefden (...) werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven" (vs. 12), d.i. in gehoorzaamheid en overgave aan God. We mogen dus aannemen, dat de mate waarin wij gehoorzaam zijn en deelnemen aan de strijd, z'n uitwerking zal hebben in de mate van verhoging in de toekomst: loon naar werken ... of niet natuurlijk!
De zaligheid hebben wij als een geschenk van Gods liefde en genade ontvangen. De oproep van Paulus is nu: Werk die zaligheid uit, doe er wat mee, stel je leven in dienst van de Heer, strijd de goede strijd van het geloof!
God doet het
'Maar', zegt iemand anders nog, 'er staat toch bij, dat God het willen en het werken in u werkt?' Ja, dat staat er. Maar dat betekent niet, want dat kan de ondertoon van deze vraag zijn, dat hij daarmee zegt, dat we maar moeten afwachten tot God ons de wil, de lust geeft om iets te doen. We moeten goed lezen wat er staat: "... werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, oftewel: in overgave en afhankelijkheid, want (en nu volgt de reden) het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen".
De nadruk ligt dus niet zozeer op ons werk, maar meer op onze overgave aan de Heer! Als wij ons overgeven aan de Heere, ons leven aan Hem toewijden, ons afhankelijk stellen van Hem en ons zo in de strijd werpen, zal God het willen en het werken uitwerken. Dé levensroeping van iedere gelovige is: te leven voor Hem! (vgl. 2 Kor. 5:15). Zo'n leven begint met volkomen overgave en toewijding aan de Heer. Paulus had na zijn bekering nog maar één verlangen, namelijk om bezig te zijn met de dingen van de Heer, met Zijn Woord, met Zijn werk, samen met medegelovigen. In dat spoor mogen wij verder gaan. En God zal ons genade geven om te strijden, te lijden (vgl. Fil. 1:29) en te volharden… totdat de overwinning daar is, in Zijn heerlijkheid. Dus: voorwaarts, mars!