Het zesde gezicht: de vliegende boekrol (5:1-4)
In dit gezicht ziet Elia een vliegende boekrol die met een grootte van 10 bij 5 meter een enorme omvang heeft. De engel die bij Zacharia is, legt hem uit dat de boekrol de vloek voorstelt die over het hele land (Israël) uitgaat als straf over hen die stelen en (vals) zweren. De reden hiervoor is in vers 3 te vinden, wat in de meeste vertalingen niet correct wordt weergegeven. Het woordje 'weggevaagd' dient hier namelijk vertaald te worden met 'ongestraft gelaten' 1. Het komt er op neer dat ieder die steelt of (vals) zweert geen straf ontvangt. Dit is echter niet de wil van HERE, zoals er bedoeld lijkt, maar het komt omdat er een toestand van goddeloosheid in het land heerst. Er kan dus, bij wijze van spreken, op los gezondigd worden. Omdat de HERE dit niet aan kan zien zal Hij een vloek over het land laten komen die zowel de dief als de vals zweerder in zijn huis zal treffen, zo is vervolgens in vers 4 te lezen.
Stelen en vals zweren
Het stelen en vals zweren is iets wat kenmerkend zal zijn voor de beestheerschappij in de eindtijd. Dit is wel heel duidelijk te zien in het optreden van de mens der wetteloosheid. Hij zal zich onrechtmatig de heilige plaats toe eigenen (stelen) en Gods Naam lasteren (vals zweren) 2. Ook in ander opzicht zijn stelen en vals zweren terug te vinden. In Mattheüs 24 valt te lezen dat er rond de eindtijd valse profeten zullen optreden. Dat diefstal en leugenspraak deel uit zal maken van hun verkondiging blijkt duidelijk uit wat in Jeremia 23 staat: "...de profeten (...) die Mijn woorden van elkander stelen (...) die zij vertellen om Mijn volk te misleiden door hun leugens..." Evenals in de voorgaande profetieën worden wij in deze profetie dus weer bepaald bij de eindtijd. Ook uit het volgende punt zal dit duidelijk blijken.
De boekrol
Het oordeel dat de HERE over de dief en de leugenaar laat komen, wordt symbolisch weergegeven als een enorme rol.3 De grootte van de rol duidt mijns inziens op de omvang van het oordeel. Elders in de Schrift zien wij de rol ook in verband gebracht worden met oordeel. Zo valt in Ezechiël 2 te lezen dat de profeet een boekrol 4 moet opeten waarop het geklaag, gezucht en gejammer van de Israëlieten als gevolg van de ballingschap staat geschreven. De boekrol smaakt in eerste instantie weliswaar zoet, vanwege het daarin verkondigde heil voor de gelovigen uit Israël. Echter, in twee instantie maakt het de buik bitter, omdat het volk de heilrijke woorden niet wil aannemen en daardoor ten gronde zal gaan. Een zelfde gebeuren vinden wij overigens later ook ten aanzien van Johannes in Openbaring 10 beschreven. In het vervolg van Openbaring zien wij nog een gebeurtenis weergegeven waarin een verband wordt gelegd tussen boekrol en oordeel. Er wordt in hoofdstuk 4 en 5 gesproken over de almachtige Here en God Die zittend op Zijn troon in de hemel een boekrol met zeven zegels vasthoudt. Niemand in de hemel, op de aarde of onder de aarde is echter bekwaam om de zegels te openen of te lezen, wat verdriet veroorzaakt bij de apostel Johannes. De reden van dit verdriet is dat het openen van de zeven zegels voorwaarde vormt voor de wederkomst van Christus. Als de boekrol niet geopend wordt, zal de profetie niet vervuld worden, kan Christus niet weerkomen en zullen Israël en de volken niet tot hun bestemming komen. 5
De boekrol waar hier over gesproken wordt, komt in zekere zin overeen met het boek waarover in Daniël 12 wordt gesproken. Daar wordt tegen Daniël ten aanzien van de aan hem geopenbaarde profetie het volgende gezegd: "Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen..." (vers 4) Ook de boekrol uit Openbaring zal tot de eindtijd verzegeld blijven. Maar waar er in Daniël geen sprake van is dat de boekrol geopend wordt, daar is hier in Openbaring uiteindelijk wel sprake van. Dit gebeurt op het moment dat het Lam naar voren treedt. Hij blijkt bekwaam om de zeven zegels te verbreken. In het vervolg van Openbaring is te lezen wat het effect is van het openen van de zeven zegels. Er verschijnen gekleurde paarden, die verschillende oordelen symboliseren (eerste vier zegels). 6 Er wordt gesproken over de zielen van geslachte heiligen die tot de Here roepen om erbarming (vijfde zegel). 7 Er is sprake van rampzalige tekenen aan de hemel en op aarde (zesde zegel).8 Tenslotte luidt het zevende zegel weer een nieuwe reeks van oordelen en gebeurtenissen in, die gerangschikt zijn in zeven bazuinen, die op hun beurt weer uitlopen op zeven schalen van gramschap.9
Het is goed om nog even terug te komen op het feit dat de boekrol uit Openbaring ook bepaalt bij de wederkomst van Christus. Het openen van de boekrol en alles wat daarmee gepaard gaat, loopt namelijk uit op het uitroepen van Gods Koningschap over de aarde in Openbaring 19. Dat de oordelen, zoals vervat in de zeven zegels (en de daarop volgende bazuinen en schalen), vooraf moeten gaan aan het Koningschap van de Here zien wij ook bevestigd in Hebreeën 10 vers 12 en 13. 10 Deze verzen laten ons zien dat Christus' openbaring op zich laat wachten totdat Zijn vijanden als een voetbank voor Zijn voeten gemaakt zijn. De verwezenlijking hiervan vinden wij terug in het openen van de zeven zegels, waarbij de nederwerping van satan op aarde de belangrijkste gebeurtenis vormt (Openb. 12:9) 11. Dit laatste gebeuren wordt gevolgd door de volgende veelzeggende woorden: "Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van Zijn Gezalfde..." (Openb. 12:10)
Enerzijds brengt de verschijning van het koningschap oordeel voor de ongelovigen met zich mee. Anderzijds moeten wij opmerken dat het juist ook verlossing brengt voor de gelovigen: "Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt..." (Openb. 19:7) Hiermee is de boekrol niet alleen symbool van oordeel, maar juist ook van heil en genade. Een duidelijke bevestiging hiervan is terug te vinden in Psalm 40, waar voor het eerst in de Bijbel over 'boekrol' wordt gesproken. Hier staat: "Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven (...) Ik verkondig de blijde mare van uw gerechtigheid in een grote gemeente..." In Hebreeën 10 vers 7 zien wij bevestigd dat het hier Christus' komst naar de aarde betreft om Zijn volk en later ook ons te behouden.12 Christus ging met Zijn Eigen bloed in tot het hemelse heiligdom. Hij toonde daarmee het Lam te zijn, dat staande als geslacht, waardig bevonden zou worden om de boekrol te openen. Door Hem zijn wij ontkomen aan het oordeel en is Gods boekrol, Zijn Woord, de Bijbel, ons niet tot vloek maar juist tot zegen geworden. Sterker nog, wij mogen door Zijn Geest Zijn Woord in ons dragen zoals een boekrol in vroeger dagen in aarden vaten bewaard werd.
Het oordeel
In het voorgaande stukje hebben wij gezien dat Gods oordeel gesymboliseerd wordt door een boekrol. Maar wat houdt nu concreet het oordeel in met betrekking tot de boekrol zoals deze verschijnt in Zacharia 5? Het antwoord hierop is te vinden in het tweede deel van vers 4: "en hij [de boekrol, red.] komt tot het huis van de dief, en tot het huis van hem die bij Mijn naam vals zweert, en hij overnacht in zijn huis en vernietigt het, zowel zijn houtwerk als zijn stenen." Mijns inziens moeten wij hier aan een letterlijk vernietigen van huizen denken, omdat er concreet gesproken wordt over houtwerk en stenen. Een overeenstemmend gebeuren vinden wij beschreven in Leviticus 14 ten aanzien van de reinigingswetten rond melaatsheid. Kort beschreven staat hier het volgende:
Als de HERE een plaag van melaatsheid over een huis liet komen (waarschijnlijk vanwege zonde en ongerechtigheid), dan moest de priester komen en het huis inspecteren. Als in het huis sporen van melaatsheid werden aangetroffen, dan moest de priester het huis voor zeven dagen sluiten. Als na die zeven dagen de plaag zich had uitgebreid, dan moest de priester de besmette stenen van het huis wegnemen en ze op een onreine plaats werpen. Het huis moest grondig gereinigd worden en er werden op de lege plekken nieuwe stenen aangebracht.
Mocht ondanks dit alles de melaatsheid toch weer in het huis uitbreken, dan werd het gehele huis onrein verklaard. Het huis moest omvergehaald worden en de stenen en het houtwerk moesten buiten de stad gebracht worden op een onreine plaats.
Tot zover de beschrijving vanuit Leviticus. Wellicht moet ten aanzien van Zacharia 5 ook aan een plaag van melaatsheid gedacht worden, gelet op het vernietigen van houtwerk en stenen. In ieder geval kan melaatsheid wel als een beeld van de zonde beschouwd worden. De zondigheid van de dief en de leugenaar besmette, evenals de melaatsheid, hun woning, zoals Habakuk 2 ons laat zien: "Wee hem die onrechtmatig gewin bijeenbrengt voor zijn huis, (...) Want de steen schreeuwt uit de muur, en de balk antwoordt hem uit het houtwerk." Omdat de zondigheid van de dief en de leugenaar niet alleen henzelf, maar ook hun huis besmette, moest het huis daarom vernietigd worden.
Een gebeuren waarbij eveneens huizen door een vloek getroffen werden, zien wij terug bij de verlossing van Israël uit Egypte. Toen trof de tiende en laatste plaag de huishoudens van de Egyptenaren. Hun meeste kostbare bezit, namelijk hun eerstgeborene, werd door de HERE gedood. Er was echter gelukkig ontkoming voor hen die uit geloof de deurposten met het bloed van het paaslam hadden bestreken. Zij werden verlost en mochten op weg gaan naar het land dat HERE hen beloofd had. In dit gebeuren zien wij terug wat later door Salomo in Spreuken 3 wordt verwoord: "De vloek des HEREN is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij. Wanneer Hij met spotters te doen heeft, spot Hij Zelf, maar de nederigen geeft Hij genade." Wellicht zal in de eindtijd wederom sprake zijn van een dergelijk gebeuren. In ieder geval zullen de gelovigen hier dan, evenals Israël in Egypte, tegen beschermd zijn, doordat zij Gods zegel dragen. Wat ons als gelovigen in deze tijd betreft, wij zijn door genade behouden van Gods toekomende toorn. De hemels Vader zal ons nimmer treffen met oordeel of vloek. Hiervan zijn wij vrijgekocht door het bloed van het Lam van Golgotha. Geprezen zij daarvoor Gods heerlijke Naam in Christus Jezus!
Voetnoten
- Vgl. Ex. 21:19 + Num. 5:28, waar hetzelfde woord ('nakah') voorkomt.
- 2 Thes. 2:3-4 "...de mens der wetteloosheid (...) die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is."
Openb. 13:6 "En [het beest] opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om Zijn naam te lasteren en Zijn tent en hen, die in de hemel wonen." - Beter is om hier te spreken van alleen 'rol'. Het Hebreeuws onderscheidt namelijk drie terminologieën die niet altijd consequent hetzelfde vertaald worden. Allereerst hebben wij 'sepher', wat 'geschrift' betekent. Dan hebben wij 'megillah', wat 'rol' betekent. Daarnaast hebben wij nog een combinatie van beide woorden wat wij als 'boekrol' kunnen vertalen. Er zou gesteld kunnen worden dat 'sepher' duidt op de inhoud, terwijl 'megillah' het accent legt op het uiterlijk van de rol. Beide woorden samen duiden op een geschrift dat in een rol is opgenomen. In Zach. 5 wordt enkel over 'megillah' gesproken, wat ons dus voornamelijk bepaalt bij de uiterlijk vorm van de rol en niet zo zeer bij de inhoud ervan. Die doet hier blijkbaar niet ter zake.
- 'megillah sepher'
- Zie de overeenkomst met wat in Zach. 1:12 staat. Daar is de Engel des HEREN bedroefd omdat de aarde in volkomen rust verkeerd. Dit is geen goed teken voor Israëls heil, want dit kan pas komen na een periode van onrust. Zie voor meer uitleg artikel 1 van deze reeks.
- Openb. 6:1-8.
- Openb. 6:9-11
- Openb. 6:12-7:17
- Openb. 8:1 e.v. tot uiteindelijk 18:24
- Heb. 10:12-13 "Deze echter is, na een offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat Zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor Zijn voeten."
- Openb. 12:9 "En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem."
- Opvallend is dat wij in Heb. 10 zowel het begin als het einde van het openen van de boekrol uit Openbaring terug zien. In vers 5 t/m 8 zien Christus gepresenteerd als het Lam staande als geslacht. In vers 13 als Hij Die zal komen als de oordelen van de boekrol voltooid zijn en Zijn vijanden aan Zijn voeten onderworpen zijn.