Vanaf het begin der wereld en de schepping van de mens wist God hoe de geschiedenis zich zou ontwikkelen. Hij wist niet alleen wat er zou gebeuren en welke problemen zich zouden voordoen, maar ook wanneer en wat nodig is om het op te lossen, om zodoende tot Zijn doel te komen. Dat is mogelijk omdat God boven alles is verheven en ook alles overziet.
De Bijbelse geschiedenis is niet alleen historie, maar vooral ook His story, Zijn verhaal
Licht
Vanaf het begin heeft God gezegd wat Hij wil en waar het naartoe zal gaan. De allereerste keer dat God iets zegt in de Bijbel is in Genesis 1:3. De eerste 2 verzen beschrijven het begin en de toestand waarin de aarde zich bevond: duisternis. En dan zegt God: “Laat er licht zijn” en er was licht. Dat was op dat moment nodig om de duisternis te doorbreken. Slechts door te spreken (Ps. 33:9) was er plotseling licht, terwijl op de vierde dag pas wordt gesproken over zon, maan en sterren, als “aanduiding van vast(gesteld)e tijden”. Licht van God Zelf dus.
Maar… die eerste woorden van God vormden ook een profetie! Als je de teksten in de Bijbel met het woord ‘licht’ volgt, blijkt het later ook een Persoon te zijn, namelijk de Heere Jezus Christus (zie Joh. 1:9; 8:12). In zijn eerste brief schrijft Johannes: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Joh. 1:5).
De laatste keer dat we het woord tegenkomen is in Openbaring 22:5, waar over het nieuwe Jeruzalem, op de nieuwe hemel en aarde, staat: “En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen.” Daarmee is de cirkel rond. Het is precies zoals de Heere in Jesaja sprak: “Ik, Die vanaf het begin verkondigt wat het einde zal zijn, van oudsher de dingen die nog niet plaatsgevonden hebben; Die zegt: Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen; Die een roofvogel roept uit het oosten, een man van Mijn raad uit een ver land. Ja, Ik heb gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb het geformeerd, Ik zal het ook doen” (Jes. 46:10 en 11).
Inderdaad, vanaf het begin (Gen. 1:3) heeft God het einde (Openb. 22:5) verkondigd. En dat geldt voor alles wat Gods plan en het profetisch Woord betreft. Tussen twee haakjes: de woorden “Die een roofvogel roept uit het oosten, een man van Mijn raad uit een ver land” hebben betrekking op de situatie in de tijd van Jesaja. Die roofvogel uit het oosten is namelijk Nebukadnezar, de koning van Babel, dat ten oosten van Jeruzalem ligt. Hij is de man van Gods raad en hij wordt als zodanig ‘Mijn dienaar’ genoemd (Jer. 25:9; 27:6). Kores, de koning van Perzië, die later Babel zou verslaan en de Joden uit ballingschap zou doen terugkeren naar Jeruzalem, wordt door God ‘Mijn herder’ (Jes. 44:28) en ‘gezalfde’ (Jes. 45:1) genoemd. Dit zegt niets over de hoedanigheid van deze machthebbers, maar alles over Gods plan. God gebruikte hen om Zijn plan met, in dit geval, Israël te volvoeren en zijn daarin dus Zijn dienaren.
Geloof
Enfin, zo heeft alles dus z’n vastgestelde tijd in Gods plan. Je kunt er altijd op vertrouwen (ook vandaag!), dat als God iets zegt, het ook echt gebeurt. Wij zeggen (of zingen?) soms: het duurt te lang, maar dat ‘te’ is bij God niet mogelijk. De apostel Petrus laat dat ook duidelijk zien in zijn tweede brief, als mensen vragen hebben over de vervulling van Gods belofte(n): “Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen” (2 Petr. 3:8 en 9).
God vertraagt de belofte niet. Dat kan ook niet, want alles heeft immers z’n vastgestelde tijd! Petrus zegt eigenlijk: beschouw de tijd dat het nog duurt maar als geduld of lankmoedigheid van God. Maar het komt zeker, geen twijfel mogelijk. Ooit zei God dat tegen Habakuk, toen hij zich afvroeg hoe lang de ellende nog zou duren. Zijn antwoord was: “Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd (Hebr. mow’ed), aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven” (Hab. 2:2-4). Met deze belofte kon Habakuk het doen. Als rechtvaardige (lees: gelovige) mocht en kon hij door zijn geloof leven, en dat deed hij ook, getuige de laatste woorden in zijn profetie (zie artikel op pag. 24).
Dat geloof is uitermate belangrijk. Geloof is: vertrouwen op wat God zegt, en het is de vaste grond ( of: zekerheid) van de dingen die men hoopt, zegt Hebreeën 11:1. En de Heere God heeft daarin een welbehagen, dat mensen geloven wat hij zegt en daaruit leven (vs. 6).
Als het gaat om Gods Woord en Zijn beloften moeten we bedenken dat Hij de Almachtige is en alles naar Zijn hand kan zetten. Dat is bijvoorbeeld mooi te zien bij de geboorte van Jezus. Uit diverse teksten in het Oude Testament is op te maken dat de Messias geboren zou worden in Bethlehem (bijv. Micha 5:10). Jozef en Maria woonden echter in Nazareth. En nu blijkt dat er een volkstelling nodig was om hen naar Bethlehem, hun geboortestad, te krijgen. Daar eenmaal aangekomen, werd de Messias geboren: “En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren Zoon…” (Luk. 2:6). Zo ging Gods Woord in vervulling!
Later schrijft Paulus, dat dit op de vastgestelde tijd plaatsvond: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet …” (Gal. 4:4).
De tijd was vol geworden, d.i. de vastgestelde tijd was aangebroken.
Alles op z’n tijd
De Prediker zegt: “Voor alles is er een vastgestelde tijd (Hebr. zaman), en een tijd (Hebr. eth) voor elk voornemen onder de hemel” (3:1), en even verder: “De rechtvaardige en de goddeloze zal God oordelen, want er is een tijd voor elk voornemen en voor elk werk” (vs. 17).
Als de Heere Jezus in de synagoge te Nazareth is, leest Hij voor uit de profetie van Jesaja over Zijn zending tot Israël en “… om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken” (Luk. 4:19). Vervolgens geeft Hij het boek aan de dienaar terug en zegt dan: “Heden is deze Schrift in uw oren vervuld” (vs. 21).
Als we nu het oorspronkelijke gedeelte in Jesaja 61 erbij nemen, ontdekken we dat de Heere Jezus de tekst niet volledig heeft geciteerd, want daar lezen we: “… om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE en de dag van wraak van onze God” (vs. 2). Het laatste deel over de dag van wraak laat de Heere Jezus weg. Waarom? Omdat daarvoor de tijd nog niet was aangebroken. Denk aan Johannes 3:17, waar Jezus zegt: “Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.”
De Heere Jezus hield zich aan een belangrijke regel voor de arbeider die het Woord predikt, namelijk dat hij “… het Woord van de waarheid recht snijdt” (2 Tim. 2:15).
Alles op z’n tijd! De dag van wraak was toen nog niet aan de orde, maar zal in de toekomst aanbreken op de vastgestelde tijd in het plan van God.
Zo lezen we dikwijls dat voor alles een (vastgestelde) tijd is. Een paar voorbeelden:
- Als Sara moet lachen omdat God haar en haar man Abraham op hoge leeftijd een zoon belooft, zegt de HEERE: “Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Op de vastgestelde tijd, over een jaar, zal Ik bij u terugkomen, en Sara zal een zoon hebben! (Gen. 18:14).
- In Psalm 102:14 wordt de toekomstige verlossing van Sion aangekondigd: “Ú zult opstaan, U zult Zich ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de vastgestelde tijd is gekomen.”
- Over het oordeel over Babel zegt de HEERE in het boek Jeremia: “Zie, Ik zál u, overmoedige! spreekt de Heere, de HEERE van de legermachten. Want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik u straffen zal” (Jer. 50:31).
- In de profetie van Daniël wordt een paar keer gezegd, dat het einde wacht op de vastgestelde tijd (Dan. 8:19; 11:27 en 35).
- De demonen riepen tot de Heere: “Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?” (Matt. 8:29).
- Toen zijn broers Hem opriepen om naar Judea te gaan en op te treden, zei de Heere: “Mijn tijd is nog niet aangebroken …” (Joh. 7:6).
Romeinen 5:6 zegt: “Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven.”
Openbaring 11:18 spreekt over de komende toorn van God “… en daarmee ook het tijdstip voor de doden om geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten…”
Tijden en gelegenheden
In het Nieuwe Testament komen we de uitdrukking ‘tijden en gelegenheden’ tegen. In de Griekse tekst lezen we: chronos (tijden) en kairos (gelegenheden). Er breken tijden aan waarop bepaalde gelegenheden c.q. gebeurtenissen zullen plaatsvinden.
De betekenis van chronos en kairos ligt, zou je kunnen zeggen, in elkaars verlengde. Het woord ‘chronos’ geeft de tijd(sduur) in algemene zin aan, terwijl ‘kairos’ de tijd aangeeft, waarin de dingen tot een beslissend punt gebracht worden, het tijdstip of de tijdsspanne.
In Handelingen 1:6 stellen de discipelen een hele logische vraag, nu de Heer is opgestaan uit de dood: “Heere, zult U in deze tijd (Gr. chronos) voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?” Het antwoord zal voor hen enigszins teleurstellend geweest zijn, want de Heere zegt: "Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.”
Het herstel van het Koninkrijk is een gebeurtenis of handeling die over en op een bepaalde tijd zal plaatsvinden. Over het wanneer en hoe laat de Heere Jezus hen dus in het onzekere, maar één ding is zeker: het zal gebeuren op Gods tijd.
In 1 Thessalonicenzen 5:1 gebruikt Paulus dezelfde uitdrukking als hij spreekt over de dingen die verband houden met de (komst van de) Dag des Heeren: “Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft.” Kennelijk had de apostel er al over gesproken: “Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.”
Er komt een tijd dat ‘zij’ zullen zeggen: ‘Er is vrede en veiligheid’, maar schijn bedriegt. Die ‘zij’ dat zijn degenen die in duisternis wandelen en dus het licht van Gods Woord niet hebben. Voor hen die het Woord wel kennen, ligt de zaak anders. Zij hebben immers weet van het profetisch Woord! Daarin staat geschreven wat er (in de toekomst) zal gebeuren en wanneer.
De tijden der eeuwen
Deze uitdrukking gebruikt Paulus in 2 Timotheüs 1:9 en Titus 1:2. Hij spreekt over Gods voornemen, Zijn genade en de hoop op (beter: van) het eeuwige leven. Dat heeft Hij reeds vóór de tijden der eeuwen beloofd.
Hier wordt met de uitdrukking ‘de tijden der eeuwen’ verwezen naar Gods plan van de eeuwen. Het oorspronkelijke woord voor ‘tijden’ (meervoud van chronos) duidt in de eerste plaats op tijd als zodanig; het meervoud zou je kunnen zien als perioden waarin 'tijd' een rol speelt. In combinatie met ‘eeuwen’ denken we dan aan de eeuwen, die samen Gods plan van de eeuwen vormen. Vóór (pro) dit plan heeft God reeds de belofte gedaan van eeuwig leven. Dit gaat terug naar een moment waarop er nog geen wereld of schepsel was. Tóen al beloofde God dit en Hij deed dat dus kennelijk aan Zichzelf. Het was Zijn eigen voornemen en omdat Hij de God is Die niet liegt (Gr. apseudes; letterlijk: zonder leugen), is ook daadwerkelijk openbaar geworden wat Hij Zich voorgenomen had. Als ‘de God Die niet liegt’ staat Hij tegenover de duivel, die een "leugenaar (Gr. pseustes) en de vader der leugen" is (Joh. 8:44).
Zijn eigen tijdstippen
In Titus 1:2 spreekt de apostel Paulus, naast de ‘tijden der eeuwen’ ook over ‘op de door Hem bestemde tijd’. Letterlijk staat er: ‘op Zijn eigen tijdstippen’. Hier staat het woord tijdstippen (meervoud van kairos) in combinatie met ‘eigen’ (idios): ‘eigen tijdstippen’. Deze uitdrukking vinden we ook nog in 1 Timotheüs 2:6 en 6:15.
Paulus zegt hier dus dat God op ‘Zijn eigen tijdstippen’ Zijn Woord openbaarde (lett.: deed verschijnen). We hebben dus te maken met een voortschrijdend proces. Het gaat hier niet alleen om het openbaren van het Woord in het algemeen, maar vooral ook om dat deel van het Woord dat de Heer in de prediking van Paulus deed verschijnen. Het is de beloofde genade en hoop, die God gedurende het plan der eeuwen verborgen hield in Zichzelf (Efe. 3:9) en pas in de aan Paulus toevertrouwde prediking bekendmaakte.
Wederkomst
Hoezeer wij soms ook kunnen verlangen naar de beloofde wederkomst van de Heere Jezus, ook dat is afhankelijk van de vastgestelde tijd in Gods plan. In Handelingen 3:21 zegt Petrus: “Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden (Gr. chronos) waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen.”
Als die tijden aanbreken, zal alles wat geschreven is op de vastgestelde tijdstippen worden vervuld, in overeenstemming met Gods raadsbesluit. In de apotheose van de wereldgeschiedenis zal satan, volgens het boek Openbaring, nog op aarde geworpen worden, terwijl hij weet “dat hij nog maar weinig tijd (Gr. kairos, een kleine tijdsspanne) heeft” (Opb. 12:12). Waarom? Omdat de intocht van de grote Koning der koningen aanstaande is (Opb. 19). Hij zal orde op zaken stellen in een verwarde en duistere wereld. Dan is Zijn tijd gekomen om als de Vorst van de vrede te heersen in hemelen en op aarde!