Werkzaam
Eva was het eerste slachtoffer van de tegenstander. Aan Timotheüs schreef Paulus: “… de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen” (1 Tim. 2:14). Hieruit kunnen we meteen al twee dingen concluderen. Eén: misleiding heeft te maken met het ingaan tegen het Woord van God (en veelal dus ook tegen de wil van God). De slang gaf een draai aan Gods Woord en hield Eva voor dat God iets anders bedoeld had dan wat Hij zei. Twee: wie op zijn leugen ingaat, komt vanzelf tot overtreding van Gods Woord en wil. Het woord ‘overtreding’ is de vertaling van het Griekse parabasis, hetgeen letterlijk betekent: naast de basis. Zij werd dus op het verkeerde been gezet en struikelde daardoor, ze week van haar plaats en stond niet recht meer tegenover God.
Uit de geschiedenis in Genesis 3 blijkt dat, hoewel er sprake was van misleiding c.q. verleiding, de mens daardoor niet vrijgesproken wordt. Het feit dat satan misleidde, ontnam hen niet hun verantwoordelijkheid jegens God. Zij hebben overtreden, gezondigd tegen God, en moesten de gevolgen daarvan zelf ondervinden.
Kaïn en Abel
Was er bij het eerste mensenpaar nog sprake van misleiding door de duivel, bij de volgende generatie komt de zonde in en van de mens zelf naar voren. Feitelijk gaat het in de geschiedenis van Kaïn en Abel om gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord. Hoewel het niet expliciet wordt gezegd, kunnen we wel aannemen dat God hen (rechtstreeks of via hun ouders) duidelijk gemaakt had hoe zij Hem konden of moesten naderen en dienen. Beiden brachten zij een offer aan de HEERE, maar alleen die van Abel werd door God geaccepteerd. Pas in Hebreeën 11 lezen wij waarom. Vers 4 zegt: “Door het geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn. Daardoor kreeg hij getuigenis dat hij rechtvaardig was; dit heeft God met het oog op zijn gaven getuigd. En door dit geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.”
Zoals bijna elke zin in dit hoofdstuk begint ook dit vers met de woorden ‘door het geloof’. Dat is kenmerkend voor de rij van getuigen in Hebreeën 11 genoemd. Zij waren geen volmaakte mensen, die niets fout deden ofzo. Net als andere mensen waren zij zondaars, begingen misstappen en noem maar op. Wat hen kenmerkte, was dat zij geloofden in wat God tot hen sprak en als bewijs daarvan waren zij gehoorzaam aan Zijn Woord. Want dat is geloven: vertrouwen op wat God zegt en daarnaar handelen. Daarom was het offer van Abel ’beter’ dan dat van Kaïn. In Genesis 4 lezen we dat Kaïn een offer bracht van de vruchten van het land. Eigenlijk best logisch, want hij was immers landbouwer. Hij nam dus iets (of misschien wel veel) van de opbrengst van zijn land en gaf dat als offer aan de HEERE. Chapeau, zou je zeggen. Zijn broer Abel was herder en over hem lezen we: “Ook Abel bracht een offer, van de eerstgeborenen van zijn kleinvee en van hun vet …” (vs. 4). Ook logisch, want hij was veeboer en zonderde eveneens iets van de opbrengst van zijn vee af voor de HEERE.
En dan lezen we: “De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer, maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen ontstak Kaïn in grote woede en liet hij zijn hoofd zakken.”
Je zou zomaar medelijden met hem kunnen hebben, maar let op de reactie van God. De HEERE vraagt hem waarom hij zo reageert en zegt: “Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen?” (vs. 7). Hier raken we de kern van het verhaal. Kaïn handelde niet goed. Hij bracht weliswaar een offer, maar dat was kennelijk niet ‘door het geloof’. Met andere woorden: hij deed het niet zoals God het wilde (en voorgeschreven had). Hij gaf zijn eigen invulling aan Gods Woord en in plaats van een slachtoffer, bracht hij een -zoals het later in de Wet genoemd wordt- spijsoffer, waar geen bloed aan te pas kwam. En dat is de crux. Door de hele Bijbel heen wordt duidelijk dat God slechts te naderen is op grond van het bloed (brandoffer c.q. slachtoffer). Ongetwijfeld had de Heere God dat duidelijk gemaakt. Maar Kaïn ging zijn eigen weg, luisterde niet naar het Woord van God en bedreef, zoals Paulus dat later noemt, een ‘eigenwillige godsdienst’ of ‘eigenwillige aanbidding’ (Kol. 2:23). Daarom was zijn offer, hoeveel het wellicht in geld uitgedrukt ook kostte, zonder enige waarde en diende het slechts tot bevrediging van het vlees!
In plaats van zich te bekeren en gehoorzaam te zijn, werd Kaïn toornig en doodde tenslotte zijn gelovige, rechtvaardige broer. De apostel Johannes schreef daarover: “… hij was uit de boze en sloeg zijn broer dood. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken slecht waren en die van zijn broer rechtvaardig” (1 Joh. 3:12).
Judas schreef later in zijn brief over mensen die ‘de weg van Kaïn’ zijn ingeslagen. Dat zijn mensen die “… lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben, en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde” (Jud. 1:10).
Boos
Van Kaïn wordt gezegd dat hij ‘uit de boze’ was. Het woord ‘boze’ en ‘boos’ komt van het Griekse poneros. Dit woord komt vele malen voor en over het algemeen moeten we het opvatten in de betekenis van slecht, kwaad(willend).
Het begrip ‘de boze’ kan duiden op de satan (o.a. Matt. 6:13; Joh. 17:15; Efe. 6:16) en wordt ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, bijvoorbeeld: ‘slechte/boze dingen’ (Matt. 12:35); ‘de tegenwoordige slechte/boze wereld’ (Gal. 1:4); ‘boze opzet’ (2 Tim. 4:18).
Paulus spreekt in Galaten 1:4 over ‘de tegenwoordige slechte wereld’. Het woord ‘wereld’ is hier de vertaling van het Griekse ‘aioon’, eeuw. Dit heeft betrekking op het tijdperk waarin de (geschapen) wereld (Gr. kosmos) momenteel bestaat. Van die wereld (lees: eeuw) wordt gezegd dat satan de baas is. In 2 Korinthe 4:4 wordt hij genoemd ‘de god van deze eeuw’. Hij is de autoriteit, de machthebber over de koninkrijken der aarde (Matt. 4:8-9). In Efeze 2:2 wordt hij omschreven als ‘de aanvoerder van de macht in de lucht’ en ‘de geest die nu werkzaam is in de kinderen (lett.: zonen) van de ongehoorzaamheid’.
Als Paulus dus schrijft dat het geheimenis der wetteloosheid werkzaam is, dan is dat dus de geest die werkzaam is in de zonen van de ongehoorzaamheid. Dit staat tegenover de Geest van God, die door Gods Woord werkzaam is in degenen die geloven (vgl. 1 Thess. 2:13).
Even terug naar het begrip ‘de boze’. Dat kan dus betrekking hebben op satan zelf, maar ook op de boze eeuw waarin wij nu (nog) leven en duurt tot de wederkomst van Christus.
Als van Kaïn gezegd wordt dat hij ‘uit de boze’ is, gaat het er niet zozeer om dat hij uit satan is (voortgekomen), maar dat hij handelde in overeenstemming met deze ‘tegenwoordige boze of slechte eeuw’, namelijk ‘in de begeerten van het vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen’ (Efe. 2:3). Zoals Johannes schreef: zijn werken waren boos/slecht. In die zin was hij uit ‘de boze’. Zie in dit verband bijvoorbeeld ook Mattheüs 5:37, waar de Heere zegt: “… laat uw woord ja echter ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze.”
In Mattheüs 13:24-43 vinden we de gelijkenis van de tarwe en het onkruid (zie uitvoerig in de vorige AMEN, pag. 20). De Heere legt uit in de verzen 36-43: “Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen.” De Heere verkondigde de goede boodschap, het evangelie van God, waardoor mensen tot geloof in Hem kwamen. De akker is de wereld (Gr. kosmos).
“Het goede zaad zijn de kinderen (lett.: zonen) van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen/zonen van de boze.” Net als Kaïn zijn de ‘zonen van de boze’ dus degenen die zich niet richten naar de boodschap van God, maar naar hun eigen hart, hun eigen wil en gedachten en geïnspireerd worden door ‘de geest die nu werkzaam is in de zonen van de ongehoorzaamheid’. Want: “De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel …” Anders gezegd: degenen die uit het goede zaad zijn, dat zijn dus gelovigen, en in deze context ‘zonen van het Koninkrijk’ (het rijk van de Koning) en de anderen, die uit het zaad van de duivel zijn, dat zijn ongelovigen en ‘zonen van de boze’, oftewel: behorend bij het rijk van satan.
Meer in het algemeen gesproken leven zij leven zonder God en uit de begeerten van het vlees, et cetera, en handelen overeenkomstig ‘de tegenwoordige boze/slechte eeuw’. Zij wandelen “…in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart” (Efe. 4:17-18).
De boze
Satan wordt dus regelmatig aangeduid als ‘de boze’. Zoals gezegd, is hij momenteel de autoriteit van deze aioon/eeuw. Van de wereld zoals die er nu is en derhalve ‘het boze’ genoemd kan worden. Johannes schrijft in zijn eerste brief: “Wij weten dat wij uit God zijn en dat de hele wereld in het boze ligt “ (1 Joh. 5:19). Letterlijk staat er: in de boze, dat is: in de macht van de boze. Tegen degenen die ontwaakt zijn en wandelen in het licht, zegt Paulus: “Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen, en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn. Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heere is” (Efe. 5:14-17).
Het woord ‘kwaad’ is van het Griekse poneros, boos. We leven in een boze wereld, in de boze dagen, omdat deze wereld geregeerd wordt door satan en de mensen hun eigen weg gaan, hoe religieus ze zich ook (kunnen) gedragen, denk aan Kaïn.
Zoals we zagen is de boze ‘de geest die nu werkzaam is in de kinderen (lett.: zonen) van de ongehoorzaamheid’. Hij inspireert mensen (en leiders) om te denken en te doen wat niet in overeenstemming is met de wil van God. Let wel, dat betekent niet dat elke ongelovige tegen God is, of op zoek is naar het kwade of constant liegt. Integendeel, er zijn vele ongelovigen die zich -naar de mens gesproken- correct gedragen, sociaal zijn en het goede nastreven. De beoordeling van hun levenswandel en intenties mogen we aan God overlaten (Pred. 12:14; 1 Kor. 4:5).
Desalniettemin kunnen zulke mensen, die God en Zijn Woord niet kennen, met de beste bedoelingen dingen doen die God absoluut niet wil. Bovendien zijn zij een gemakkelijke prooi voor de tegenstander om misleid te worden. Eén voorbeeld: Er zijn vandaag talloze mensen die bang zijn dat de aarde naar de vernieling gaat vanwege het stikstofprobleem, milieuverontreiniging, opwarming, klimaatverandering, en zo meer. En natuurlijk, er zijn enigermate problemen, en het is goed om afval te scheiden, om zuinig te zijn op wat de aarde ons biedt, maar dat het voortbestaan van de mensheid op het spel staat? Complete onzin! Tot zulke conclusies kun je alleen maar komen als je Gods Woord (en Zijn plan) niet kent of niet gelooft. Want God heeft gezegd dat de aarde zal voortbestaan en wij weten uit Openbaring 20, dat het in ieder geval nog meer dan 1000 jaren duurt. En ja, deze hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar niet door de invloed van de mens(heid), maar door ingrijpen van God. En de belofte die daarbij hoort, is dat er nieuwe hemelen en een nieuwe aarde komen. Geen vuiltje aan de lucht dus in dat opzicht.
Uiterlijke schijn
Het is beschamend om te zien dat ook mensen die zich christen noemen zich mee laten slepen in dat onzinverhaal en zodoende het Bijbelse getuigenis blameren! En ja, ik weet het, het woord christen is niet synoniem met gelovige. Net zoals iemand niet Jood is, die het uiterlijk is, maar die het in het verborgene is, in z’n hart. Als Paulus over de laatste dagen schrijft en wat de mensen dan allemaal doen, zegt hij: “Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend” (2 Tim. 3:5). Zelfs mensen die hebben geprofeteerd en in de Naam van Jezus allerlei krachten deden, worden door de Heere Jezus werkers van wetteloosheid genoemd (lees Matt. 7:21-23). Zij deden, hoe vroom en religieus ook, niet de wil van God (zie vs. 21!).
Ook in Paulus’ dagen was er sprake van misleiding en uiterlijke schijn als onderdeel van het geheimenis van de wetteloosheid. Zo schreef hij over zijn opponenten het volgende: “Want zulke lieden zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Kor. 11:13-15).
De uitdrukking ‘valse apostelen’ is in de originele tekst: pseudo-apostolos, leugenapostelen. Zij hadden een ‘aardje naar hun vaartje’ (zie Joh. 8:44). Zij dienden feitelijk de satan en waren, zoals Jezus het zou zeggen, wolven in schaapskleren.
Lieve mensen, laat je niks wijsmaken. Het is vandaag niet anders. Zoals toen, is ook in de tijd daarna, door de eeuwen heen, tot op de huidige dag, het geheimenis van de wetteloosheid volop werkzaam. En na de ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen, waarover we in AMEN vaker schreven, lijkt alles nu in een stroomversnelling te komen. De satan doet er alles aan om het getuigenis van Gods Woord onderuit te halen en spiegelt mensen een waarheid voor, die in het licht van de Bijbel pure leugen genoemd kan worden. En hij heeft dienaren te over, al of niet religieus.
Tenslotte
Hoewel dit onderwerp eigenlijk best wel verdrietige kanten heeft, wil ik dit artikel niet in mineur eindigen, en wel om twee redenen. Ten eerste moeten we bedenken dat het in Gods Woord staat. Kennelijk wil God dat we er weet van hebben. Bovendien worden we opgeroepen om niet deel te nemen aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ze veeleer te ontmaskeren (Efe. 5:11). Maar dan moet je wel weten wat die werken van de duisternis zijn! Goeie reden dus om gehoorzaam te zijn en ook deze dingen aan de hand van Gods Woord te onderzoeken.
Ten tweede is het goed te bedenken, dat al deze dingen ‘moeten geschieden’, maar dat God over alles waakt en dwars door alles heen Zijn heilsplan volvoert. En dat geeft niet alleen rust in ons hart, maar is ook reden voor grote blijdschap. We mogen te allen tijde weten: het loopt Hem, de Allerhoogste, Schepper van hemelen en aarde, niet uit de hand. Daarom mogen wij vol vertrouwen de toekomst tegemoet gaan en altijd vol goede moed zijn, want de Heere is met ons, altijd en overal!
‘Dit is mijn vreugde, altoos te zijn - in mijne Heiland, Jezus is mijn’
Lied 197, Joh. de Heer
Wordt vervolgd