Goël
Het woord ´verlossen´ komt in het Oude Testament veelal van het Hebreeuwse ga´al, waarvan ook het woord goël afkomstig is: (ver)losser. In Israël was het gebruikelijk, dat wanneer iemand zijn bezit was kwijtgeraakt, de 'losser' verplicht was de bezittingen terug te kopen. We lezen in Leviticus 25: "Wanneer uw broeder in armoede raakt en een deel van zijn bezit moet verkopen, dan moet zijn losser komen die nauw aan hem verwant is, en vrijkopen wat zijn broeder heeft verkocht" (vs. 25).
Boaz en Ruth
Een prachtig voorbeeld van de losser vinden we in het boek Ruth. Daar was een Israëliet, genaamd Elimelek, de naam van zijn vrouw was Naömi en de namen van zijn beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Bethlehem in Juda. Zij vertrokken naar Moab, omdat er honger was in Israël. Het staat niet beschreven, maar het ligt voor de hand, dat Elimelek zijn bezittingen had verkocht. Na ongeveer tien jaar keerde Naömi, berooid van alles, terug in het land Israël. Alleen haar schoondochter Ruth was met haar meegegaan. Zij had gezegd: "... uw God is mijn God ..." (Ruth 1:16).
We kennen de geschiedenis. Ruth kwam (niet toevallig) op het land van Boaz terecht om aren te lezen. Toen Naömi hoorde waar Ruth was geweest, zei zij: "Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers" (Ruth 2:20). Later zegt Naömi tegen Ruth: "Welnu, is Boaz, bij wiens meisjes je geweest bent, geen bloedverwant van ons? Zie, hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen. Was je dan en zalf je en doe je beste kleren aan en ga naar de dorsvloer, maar zorg ervoor dat je niet door de man wordt opgemerkt, voordat hij klaar is met eten en drinken. En het zal gebeuren als hij gaat liggen, zorg dan dat je de plaats weet waar hij ligt. Ga er dan heen, sla de deken aan zijn voeteneind op en ga liggen. Dan zal hij je zelf vertellen wat je doen moet" (Ruth 3:2-4).
En aldus geschiedde. Toen Boaz in de nacht wakker werd en ontdekte dat er iemand aan zijn voeten lag, schrok hij en vroeg: "Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser" (Ruth 3:9). Niet alleen het land dat van Elimelek was geweest, werd gelost door de losser, ook moest de losser voor nakomelingen zorgen als de overledene die niet had nagelaten. Daarom was Boaz ook de losser van Ruth. En zo verwierf Boaz ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden (Ruth 4:5). En de vrouwen van Bethlehem waren blij met Naömi, want zij zeiden: "Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven. Moge zijn naam beroemd worden in Israël!" (Ruth 4:14).
Een prachtige geschiedenis, waar we veel van kunnen leren. Zo mogen we ons eerst afvragen waarom er honger was in Israël. Het volk Israël zou toch door de HEERE in het land gezegend worden? Dat er honger was, betekent dat het volk in ongehoorzaamheid leefde. Dat Elimelek in den vreemde ook niet gezegend kon worden, bleek wel uit het feit, dat Naömi totaal berooid terugkeerde. Toch lag er een rijke zegen voor Naömi in het verschiet in Bethlehem. Zo is het gegaan en zal het ook gaan met het volk Israël. Door hun ongehoorzaamheid zijn ze uit het land verwijderd. In hun verstrooiing zullen ze niet tot wasdom komen. Totaal berooid zal het volk eenmaal terugkeren in het land, ze zullen dan door de Heere zelf terugverzameld worden. En dan zullen ze gezegend zijn onder de Koning der koningen. Daarom zegt het Woord: "In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser" (Jes. 54:8).
Zo is Boaz, als losser, een type van de ware Losser, de Heere Jezus Christus. Zoals Boaz het land van Elimelek moest lossen, zo zal Christus het land Israël lossen. Het land waarvan God Zelf had gezegd: "... het land is van Mij ..." (Lev. 25:23). En zoals Boaz Ruth moest lossen, zo zal Christus Israël lossen. De HEERE zei: "Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid" (Hos. 2:18). En: "In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen" (Hos. 2:19). De profeet Jesaja schreef: "Want uw Maker is uw Man, HEERE van de legermachten is Zijn Naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, de God van heel de aarde zal Hij genoemd worden" (Jes. 54:5). Zelfs Job getuigde: "Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan" (Job 19:25). Bij dit alles moeten we weten, dat de Losser het recht van eigendom heeft.
Openbaring
In hoofdstuk 5 van het laatste Bijbelboek is de boekrol, die alleen door Christus geopend kon worden, een soort lossers-akte: "En ik zag in de rechterhand van Hem, Die op de troon zat, een boekrol, van binnen en van buiten beschreven, verzegeld met zeven zegels" (vs. 1).
Die zegels mochten niet verbroken worden voordat de juiste tijd daarvoor was aangebroken en dan nog alleen door de Persoon die daartoe gerechtigd was. Daarbij lijkt zich een probleem voor te doen, want er is niemand die het mandaat heeft om dat te doen. "En ik zag een sterke engel, die met luide stem uitriep: Wie is het waard de boekrol te openen en zijn zegels te verbreken? Maar er was niemand in de hemel en ook niet op de aarde of onder de aarde die de boekrol kon openen of hem inzien. En ik huilde erg, omdat er niemand werd gevonden die het waard was die boekrol te openen, te lezen of in te zien" (5:2-4). Het verbreken van de zegels kon alleen maar gebeuren door iemand die daarvoor de autoriteit had, van absoluut onbesproken gedrag was, enz. Waar vind je zo iemand?
En dan blijkt dat niemand waardig is de verzegelde boekrol te openen, behalve de leeuw uit de stam Juda, de wortel van David, Die overwonnen heeft, om de boekrol en haar zeven zegels te openen: "En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde. En Het kwam, en heeft de boekrol genomen uit de rechterhand van Hem Die op de troon zat" (5:6 en 7). En dan volgt: "…U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde” (vs. 9 en 10).
Uit Openbaring 6 en volgende hoofdstukken blijkt dat de opening van de boekrol te maken heeft met de voortgaande geschiedenis, dus met de voortgaande vervulling van de profetieën, met name voor het volk Israël. Na Openbaring 5 lezen we dat er vele plagen en oordelen zullen komen. Er was ook maar Eén, Die het recht had om deze oordelen te laten gebeuren. Hij Die rechtvaardig is, Hij moet doen wat nodig is om de aarde terug te brengen onder heerschappij van de rechtvaardige Koning.
De leeuw uit de stam Juda, de wortel van David, Die overwonnen heeft, is de Losser van Israël. Hij was de Enige, Die waardig is de boekrol te openen en Hij is ook de Enige Die de ware Losser van Israël is, ja, de Verlosser der wereld.
Vrucht van het kruis
De Verlosser kwam in de wereld als het Kind van Bethlehem. Hij is Zijn (lijdens)weg gegaan naar het kruis van Golgotha. Kribbe en kruis zijn uit hetzelfde hout gesneden! Hij heeft Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld, zegt Jesaja in hoofdstuk 53:10, en: “…het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn”.
De vrucht van het kruis is niet alleen vergeving en reiniging van zonde(n), maar ook verlossing, bevrijding. Nu al mogen wij als gelovigen dat weten en leven als verloste mensen. En die verlossing krijgt ook gestalte voor Israël en de volkeren, ja, de hele schepping zal die verlossing deelachtig worden. Dat levert in de toekomst een wereld op, die bevrijd zal zijn van de macht van zonde en duisternis. Vrijgekocht, “niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam”, schreef Petrus (1 Petr. 1:18).
De vrucht van kribbe en kruis resulteert door Zijn opstanding, verhoging en wederkomst in grote heerlijkheid en de beloften der profeten is dan ook, dat de aarde vol zal worden “… van de kennis van de heerlijkheid van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt” (Jes. 11:9 en Hab. 2:14).
Inderdaad, zoals gezegd en gezongen: “Er is een Verlosser: Jezus, Zoon van God. Kostbaar Lam van God, Messias, heilig God is Hij!” (Opw. 263).