Drie schijnbaar gelijke situaties
Gen. 37 : 1 – 38 De twee dromen van Jozef.
Gen. 39 : 1 – 23 In Potifars huis.
Gen. 40 : 1 – 23 In de gevangenis; de bakker en de schenker.
Gen. 41 : 1 – 57 De twee dromen van Farao.
Door twee dromen komt Jozef in de gevangenis.
Door twee dromen van de bakker en de schenker komt hij uit de gevangenis.
Door twee dromen van Farao wordt Jozef onderkoning.
In Potifars huis
De positie van Jozef is de allerhoogste die maar te bedenken is in andermans huis (Gen. 39:4). Over alles wat Potifar heeft, zowel in huis als op het veld, is Jozef de baas, uitgezonderd Potifars vrouw (Gen. 39:9). Jozef liet zich niet verleiden door de grote verleidster. De Here deed Jozef alles gelukken.
Deze situatie lijkt model te staan voor de periode waarbij God met de individuele mens werkt, d.w.z. voordat God Israël riep, apart zette en zegende.
Jozef had vrije toegang in het huis (binnen) en op het veld (buiten). Er was geen afgebakend gebied dus ( = beeld van de hele aarde.)
In de gevangenis
Potifar is nog steeds de hoogst-verantwoordelijke. De positie van Jozef in de gevangenis is dezelfde als in Potifars huis. Potivar is de baas maar liet alles aan Jozef over. De overste der gevangenis doet precies hetzelfde (Gen. 39:22-23). Potifar keek niet om naar iets dat hem was toevertrouwd. De Here deed Jozef alles gelukken. Deze situatie wijst, denk ik, typologisch op de periode dat God via Israël werkte. Zijn oogappel diende de blijde boodschap aan de volken te verkondigen (zie Jes. 49:3).
Onderkoning van Egypte
Farao droomt na verloop van twee volle jaren (= in het derde jaar!), dus na de voorafgaande twee perioden.
De positie van Jozef in Egypte was, op de troon van Farao na, de hoogste (zie Gen. 41:40). “Alleen door de troon zal ik boven u staan”, zei Farao. Jozef was heer en meester over heel Egypte. Farao liet alles aan hem over.
Deze positie is eigenlijk typologisch voor de Here Jezus. Hij zit aan de rechterhand Gods (Efe.1:20). God Zelf zit op de troon. Wil iemand uit de volken naar God toe? Dat kan uitsluitend via de Here Jezus. Deze situatie staat model voor het toekomstige Koninkrijk. De Here Jezus zit op de troon en regeert. Als de volken genezing willen dan zullen ze zich naar de grote Koning moeten begeven, te Jeruzalem (zie Openb.22:2) .
Zo zullen er machtige volken komen om de Here te Jeruzalem te zoeken.
Zacharia 8:23 zegt: “In die dagen zullen tien mannen uit volken (= heidenen) van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.”
Deze situatie is typerend voor die van het (aardse) Koninkrijk. De Koning, Christus, is aanwezig en zit op de troon die in Jeruzalem staat.
Een eerste vereiste voor het Koninkrijk is de aanwezigheid van de Koning zelf! Zonder de koning van Egypte is de situatie voor de landen er om heen fataal. Alleen in Egypte is eten en redding. De gewone man moest letterlijk alles verkopen om aan eten te komen. Als de mensen tot Farao gingen met de vraag om voedsel dan was het antwoord van Farao: “Ga naar Jozef en doe wat hij zegt.”
In Johannes 14:6 zegt de Here Jezus: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Er is maar dus één weg tot God en dat is de Heiland Zelf.
Niet Potifar of Farao bestuurden hun rijk maar Jozef (!) en Farao rustte op zijn lauweren. In Hebreeën 1:3 staat: “Deze (= de Here Jezus Christus) Die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht.”
We zien dus dat Jozef als onderkoning een type is van de grote Koning op de troon in Jeruzalem tijdens de periode van het hemels Koninkrijk op aarde.
Jozef heeft ook geleden in al die plaatsen waar hij uiteindelijk heerste, net als de Here Jezus ook gehoorsaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden (Hebr. 5:7–9).
De bakker en de schenker
De gevangenis is een gesloten gemeenschap. Niemand kan er deel aan hebben die er niet echt gevangen zit. Je bent gevangene (= binnen) of je vbent vrij (= buiten). Jozef zat ook binnen en was de baas en verzorgde iedereen die ook binnen zat. Hij was aangesteld om hen (in dit geval de bakker en de schenker) te dienen, zie Genesis 40:4.
De bakker en de schenker zitten in exact dezelfde positie.
Ze waren dienaren van de hoogste autoriteit en hadden daar rechtstreeks contact mee, net zoals de mens vóór de zondeval.
Toen de mensheid in zonde viel was het directe contact verbroken en was er een middelaar nodig: Jezus Christus.
De geschiedenis van de bakker en de schenker doet zich voor in de gevangenis.
In geestelijke zin kan deze situatie model staan voor de Gemeente, immers: de gevangenis is net als de Gemeente een ‘gesloten gemeenschap’. Niemand kan deel hebben aan die gemeenschap, behalve gelovigen. Alle anderen (= ongelovigen ) staan buiten.
De grote Heerser en degene die voor ons zorgt en ons van alles voorziet is de Here Jezus Christus. Zonder hulp van boven zijn we geestelijk gesproken nergens.
De derde dag
Aangezien de ontknoping van de dromen van de bakker en de schenker zich voordoen op de derde dag, kan het niet anders dan dat deze situatie een type is van de periode dat God met Israël werkt. Of, misschien beter: dat God via Israël Zijn grote daden weer bekend gaat maken aan alle andere volken, zoals oorspronkelijk de bedoeling.
Op de derde dag gebeuren er altijd grote en feestelijke dingen. Hosea 6:2 zegt: “Hij zal ons na twee dagen doen herleven; ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij (= Israël) zullen leven voor Zijn aangezicht.”
Het is dus feest voor de gelovige Joden die tot de HERE wederkeren (Hos. 6:1). Net zo’n groot feest als Farao voor al zijn dienaren aanrichtte in verband met zijn verjaardag (Gen. 40:20).
Op die derde dag kwam ook de gehele wereld bij Jozef om daar voedsel te kopen, want de honger was groot op de gehele aarde.
We zien dus dat het hier typologisch over de periode van het koninkrijk gaat. De bakker is een beeld van de oude, aards georienteerde mens die zich uitsluitend met brood bezig houdt.
De schenker is een type van de nieuwe, geestelijk georienteerde mens die zich met hemelse zaken bezighoudt. In wijn zit alcohol (= geest). Als je er gebruik van maakt dan wordt je er vrolijk van!
Teveel werkt niet, want dat kan de mens niet verwerken. Je wordt dronken, spreekt wel waarheid, maar bent niet meer bruikbaar voor zaken die nuttig zijn.
Als de schenker zijn droom vertelt dan zegt hij ook dat hij droomde dat hij de beker ook weer in Farao’s hand zou geven (binnen drie dagen, dus op de derde dag! Gen 40:13).
Als de bakker zijn droom vertelt dan staat erbij: “Toen hij hoorde dat de uitlegging voor de schenker gunstig was, pas toen vertelde ook hij zijn droom aan Jozef.”
Hij zelf had er kennelijk een niet al te positief gevoel over. Hij droomde ook niet dat hij het gebak of brood weer in de hand van Farao zou geven...
En dan... op de derde dag (Gen.40:20) was Farao ook nog jarig. Op de derde dag is het altijd feest voor degene die zich met geestelijk zaken bezighoudt.
Hieronder volgen een aantal Bijbelteksten waar over ‘de derde dag’ wordt gesproken.
2 Kon. 20 : 5 op de derde dag opstaan en naar de tempel gaan.
Ester 5 : 1 op de derde dag hulde Ester zich in een koninklijk gewaad, enz.
Hosea 6 : 2 op de derde dag (na twee dagen) zal Hij ons (=Israel) weer oprichten.
Joh. 2 : 1 op de derde dag was er een bruiloft te Kana.(met wijn !!)
1 Kor. 15 : 4 de Here Jezus stond op de derde dag.uit de dood op.
De breuk
Als we de hele geschiedenis van Jozef nog eens zorgvuldig lezen dan valt op dat er midden in het verhaal een onderbreking is: Genesis 38 – de geschiedenis van Juda en Tamar.
Ogenschijnlijk heeft dit niets met het leven van Jozef te maken.
Binnen het kader van dit artikel zal ik niet ingaan op alle details van de geschiedenis van Tamar, maar wel op de afloop.
Perez, wiens naam betekent: breuk of doorbreker, wordt geboren, terwijl zijn broer Zerach (= lichtstraal) eerst zijn hand al naar buiten gestoken had.
De geboorte van de ‘lichtstraal’, compleet met rode draad, wordt tijdelijk uitgesteld en de ‘doorbreker’ wordt eerst geboren.
De normale gang van zaken wordt verbroken en eerst wordt Peres geboren.
Zo wordt ook de geschiedenis van Jozef onderbroken door het verhaal met Juda en Tamar en de geboorte van de tweeling.
Zo wordt ook de lijn van de weg die God met Israël gaat (tijdelijk) onderbroken. Gods handelen met Israël wordt tijdelijk onderbroken omdat het volk als collectief de Messias afwijst en God via Paulus laat weten (in Hand. 28:28) dat ‘het heil’ naar de heidenen is gezonden en “...die zullen dan ook wel horen.”
Het is dus geen vergissing dat we plotseling in in de geschiedenis van Jozef een onderbreking zien. Hoofdstuk 38 hoort dus echt op deze plaats te staan.
Ook in het handelen van Juda zien we gedrag dat overeenkomt met het gedrag van het volk Israël.
In Genesis 38:1 lezen we dat Juda wegtrok van zijn broeders. Het volk Israel is ook regelmatig weggetrokken bij de Here en de weg die Hij voor Zijn geliefde volk in gedachten had.
Het was Gods bedoeling zeker niet dat de kinderen Israëls zich zouden mengen met de inwoners uit Kanaän.
Juda deed dat toch en ging door met zijn gedrag door gemeenschap te hebben met een hoer die ergens aan de weg zat, nadat zijn eigen vrouw gestorven was.
Hij werkte zich behoorlijk in de nesten en wist niet dat het zijn eigen schoondochter was, die haar (volste) recht in eigen hand nam. Ze had recht op nageslacht en dat was haar tot dan toe ontnomen, zie Genesis 38:26. Uiteindelijk wordt Tamar toch zwanger van haar eigen schoonvader en wel van een tweeling.
De eerste baby die zich even laat zien krijgt, zoals zovaak in de Bijbel niet de eerste plaats (lees: eerstgeboorterecht), maar de doorbreker Peres wordt geboren. Hij blijkt typologisch de breuk in de lijn van de geschiedenis te zijn van het handelen van God met Zijn dierbaar volk Israël.
Na de breuk, de ‘tussen-tijd’ waarin de Gemeente wordt gevormd, zal God de draad weer opnemen met Zijn oogappel.
Les
Zo zien we in deze hele geschiedenis dat God zo machtig is dat hij alle situaties die wij als negatief ervaren, positief kan gebruiken.
Jozef was tot zegen in Potifars huis; in de gevangenis en in Egypte.
Zo kan dat ook met ons gaan. Als wij menen dat het niet goed met ons gaat, om welke reden dan ook, moeten we niet gaan navelstaren en onszelf beklagen, maar Gods aangezicht zoeken. Iedere dag met Hem beginnen (Ps. 143:8) en vragen: Here God, wilt U mij a.u.b. vandaag weer helpen en de weg wijzen, die ik moet gaan, zodat ik ook misschien zelfs anderen kan helpen om een zinvol leven te leiden.
Wij mogen, in navolging van onze grote Heiland, tot zegen zijn voor mensen!