Verspieders
God heeft in de woestijn heel wat te stellen met Zijn eerstgeboren volk, nog geen twee jaar oud. Toch gaat Hij hen het beloofde land voorstellen. Hij leidt hen naar Kades in de woestijn Paran en vandaar moeten twaalf verspieders het land onderzoeken, van elke stam een voorman, een vorst. O.a. van Juda: Kaleb, de zoon van Jefunne en van Efraïm: Hosea, de zoon van Nun (Mozes noemde hem Jozua). Zien we hier niet gans Israël? Juda, de twee stammen en Efraïm, de tien stammen? ‘Kaleb’ betekent ‘hond’, zoals een hond voortdurend let op zijn baas, zo zou Juda het oog moeten vestigen op God. ‘Hosea’ betekent ‘verlossing’ en ‘Jozua’: ‘de HEERE is redding’.
Na veertig dagen keren de verspieders terug. Zij tonen de vrucht van het land, wat Mozes opgedragen had en brengen verslag uit. Het was juist de tijd van de druivenoogst (denk aan wijn en heilige Geest). Zij brengen één tros mee, zó groot dat ze die aan een stok met twee man moesten dragen! Het verslag van tien van de verspieders (duidelijk de democratische meerderheid) is bijzonder leerzaam, ook voor ons. We citeren Numeri 13:27 en 28: "Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht. Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak gezien”.
De kinderen van Enak (reuzen) zijn het resultaat van de omgang van de zonen Gods (gevallen engelen) met de dochters van de mensen (Gen. 6:4). Dan neemt Kaleb het woord: "Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren” (vs. 30).
De tien formuleren hun standpunt en overdrijven de aanwezigheid van de Enakskinderen tot in het absurde. "Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen” (vs. 31-33).
De les voor ons is: het zien en uitvergroten van leeuwen en beren op onze weg is absoluut verkeerd, zeker gezien onze positie in deze tijd: verborgen met Christus in God. Christus is het hoofd van de Gemeente die Zijn lichaam is en aan Hem is gegeven alle macht. Hij is zeker machtiger dan satan.
Nog 38 jaren in de woestijn!
Voor de grens van het beloofde land ontwikkelen zich de gebeurtenissen dramatisch. We lezen dat in Numeri 14:1 en 2: "Toen begon heel de gemeenschap luid te weeklagen en bleef het volk in die nacht luid jammeren. Al de Israëlieten morden tegen Mozes en tegen Aäron. Heel de gemeenschap zei tegen hen: Waren wij maar in het land Egypte of in deze woestijn gestorven! Waren wij maar gestorven!”
De woorden van Mozes en ook Kaleb (woorden van God) worden volledig van tafel geveegd. De reactie van Mozes en Aäron en het getuigenis van Kaleb en Jozua zijn indrukwekkend. "Toen wierpen Mozes en Aäron zich met hun gezicht ter aarde, voor heel de verzamelde gemeenschap van de Israëlieten. En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, en zeiden tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen! Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten” (Num. 14:5-10). De heerlijkheid van de HEERE is Christus, het vleesgeworden Woord van God, de bron waardoor God de geschiedenis kan laten verlopen naar Zijn gemaakt bestek. Er is geen mens die ook maar de geringste bijdrage kan leveren, ook het volk niet dat hij verkoren heeft. Wat een les voor ons! Het direct hierop volgende gedeelte toont dit duidelijk aan: God wil het volk met de pest uitroeien. Mozes gaat weer bemiddelen en pleiten op wat God gezegd heeft te zullen doen en Zijn grote daden die daarop gevolgd zijn. Als God nu zou stoppen met Zijn volk, zou dit een argument zijn voor Egypte en de inwoners van het land om te zeggen: "Omdat de HEERE dit volk niet in het land kon brengen dat Hij hun gezworen had, daarom heeft Hij hen in de woestijn afgeslacht" (vs. 16). Mozes pleit dan op de barmhartigheid van God en vraagt weer vergeving voor het volk "…zoals U dit volk vergeven hebt, van Egypte tot hier toe" (vs. 19b).
Denk met name aan de vergeving van God na de gebeurtenis met het gouden kalf onder leiding van Aäron, terwijl Mozes op de berg met God sprak over het verbond. Mozes heeft geen enkel argument bij het volk om op te pleiten en bij ons is het niet anders. Het antwoord van God komt onverwijld, maar zonde, ongeloof, niet vertrouwen op God, heeft consequenties, zoals blijkt uit vers 20-24: "De HEERE zei: Op uw woord heb Ik hun vergeven. Echter, zo waar Ik leef, de hele aarde zal met de heerlijkheid van de HEERE vervuld worden! Want al de mannen die Mijn heerlijkheid gezien hebben en Mijn tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb, en die Mij nu al tien keer op de proef gesteld hebben en niet naar Mijn stem hebben geluisterd, zij zullen het land dat Ik hun vaderen gezworen heb, niet zien! Ja, geen van allen die Mij verworpen hebben, zullen het zien! Maar Mijn dienaar Kaleb, omdat in hem een andere geest was en hij erin volhard heeft Mij na te volgen, hem zal Ik brengen in het land waar hij geweest is, en zijn nageslacht zal het in bezit nemen".
Het volk ontvangt vergeving, maar niemand van de mannen vanaf twintig jaar, die in het begin van Numeri geteld en genoemd zijn (geroepen zijn) mag het beloofde land daadwerkelijk ingaan, behalve Jozua en Kaleb. Mozes moet rechtsomkeert maken richting Schelfzee en het volk moet in totaal veertig jaar in de woestijn verblijven totdat allen boven de twintig jaar gestorven zijn.
Van Kaleb wordt nog iets bijzonders gezegd: Hij had een andere geest (Hebr.: ruach) en hij had God volkomen gevolgd! Hieruit kunnen we concluderen dat de Geest van God op hem was en moeten we wat Kaleb zei in het reeds geciteerde gedeelte Numeri 14:8 en 9 beschouwen als profetie. Daarom lezen we het als zodanig nogmaals: "Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen!"
Deze woorden zullen ten volle werkelijkheid worden als het overblijfsel van Israël onder leiding van de grote Jozua het lang beloofde land zal binnengaan en daar zal genieten van de volle zegen van de HEERE!
Uit: Door Mijn Geest zal het geschieden. Zie everread.nl