In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginnen bij God...
Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
In Johannes 1, vers 14 lezen we: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond...” Dit betekent: het Woord, dat in alle eeuwigheid (van den beginne) bestond als de Goddelijke Zoon van God - werd op bovennatuurlijke wijze vlees. Hier wordt de wondervolle ontvangenis bedoeld, ofschoon ze niet duidelijk is uitgedrukt.
Let wel op, dat de tekst niet zegt, dat het Woord lichaam werd in de betekenis, dat het Woord slechts een menselijk lichaam aannam. Dat is niet de bedoeling van de vleeswording. Het Woord nam niet alleen een menselijk lichaam aan, maar Hij nam ook een menselijke ziel aan. Hij nam dezelfde menselijke natuur aan als alle afstammelingen van Adam hebben, doch zonder zonde. Hij werd vlees in die zin, dat Hij toch nog dezelfde natuur behoudt. Verder houdt het in, dat Hij, volgens Paulus, ofschoon 'Hij zichzelf vernietigde' (Fil. 2:7), niet ophield Goddelijk te zijn, want het Woord bestaat nog steeds. Dit wonderbaarlijke getuigenis: 'het Woord werd vlees', sluit in: dat in Christus twee verschillende naturen aanwezig zijn, de menselijke en de Goddelijke. Dit leerstuk bevat een grote verborgenheid, dat wij, hoewel we het niet ten volle kunnen begrijpen - toch moeten aannemen, als we de Heiland wensen te bezitten, die we nódig hebben: Hem die Midde1aar is tussen God en mens, en - zowel vanwege Zijn volmaakte menselijke natuur, als door Zijn volmaakte Goddelijke natuur - in staat was om op Golgotha een offer voor de zonde te brengen, dat voldoende was om ons te verlossen.
Maar de vleeswording betekent nog meer dan dit. De Schrift gaat verder met: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.” Hij zou vlees hebben kunnen worden als de baby van Bethlehem, om slechts kort daarna door Herodes gedood te worden. Maar neen, want Zijn vleeswording beoogde ook, dat Hij onder ons zou wonen en zó onze smarten, onze moeiten en zorgen en onze verzoekingen zou doormaken.
Dit alles maakte Hij - Gode zij dank - mee door Zijn vleeswording. En omdat Hij dat deed, hebben wij een Heiland, die niet alleen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. En dus, omdat de Zoon van God vlees werd, kan Hij ons te hulp komen, als wij verzocht worden (Hebr. 2:18).