Gedicht
Die ‘oude dichter’ was Jodocus van Lodenstein (1620-1677). Hij stamde uit een Delfts regentengeslacht en studeerde theologie in Utrecht en Oosterse talen aan de toenmalige Universiteit van Franeker.
Hij werd predikant en was een prediker van de Nadere Reformatie, wat betekent dat hij mensen tot levensheiliging wilde brengen. Een grote scholengemeenschap op reformatorische grondslag is naar hem vernoemd: het Van Lodensteincollege.
Naast predikant was hij ook dichter.
Zijn bekendste bundel is Uyt-spanningen: behelsende eeinig stigtelyke liederen en andere gedichten.
In deze bundel komt ook genoemd lied voor, dat gebaseerd is op Psalm 42:
Hoog! om hoog! mijn siel na boven!
Hier beneden is het niet:
’t Regte leven, lieven, loven
Is maar daar men Jesum siet.
Al wat gy siet op aard,t
Al wat gy hoort op aard,
Is uw cost’lijck leven, lieven, loven.
Al wat gy wenscht op aard,
Is uw cost’lijck hert niet waard.
(27 augustus 1665)
Boer
Tot zover de dominee, nu naar de boer. Lang geleden was er een boer in Gaasterland die al zijn hekken voor de weilanden in het midden voorzien had van een verticale plank waarin een aantal symbolische figuren waren uitgezaagd. Een kennis van mij vertelde dit verhaal.
Zij had de originele plank van haar opa gekregen en die tegen de muur bevestigd, naast de voordeur.
Daar zag ik de plank (foto is model op halve grootte) voor het eerst en ik vroeg haar wat dat betekende en waar het vandaan kwam. Het gaat hier om een ongelovige vrouw van een jaar of zeventig en volgens haar schatting moest de datering zo rond het begin van de vorige eeuw zijn.
De betekenis van boven naar beneden is: Hoofd omhoog, het hart naar boven; vat de tijd en leer de wereld kennen.
Hieronder een schets van het origineel. We herkennen van boven naar beneden het hoofd en het hart, en daaronder komt het vat en de zandloper. Het vat kan worden gezien als een ton waar iets in zit, maar ‘vatten’ kan ook ‘begrijpen’ betekenen en ook ‘aanpakken’ of ‘toe-eigenen’ en dat laatste is hier de betekenis. We moeten de tijd begrijpen waarin we leven: Vat de tijd.
Dan volgt een ladder, die in oud-Nederlands ook wel een ‘leer’ werd genoemd, met daaronder de aardbol, die hier model staat voor de wereld, en helemaal onderaan drie pijltjes naar boven: ‘Leer de wereld kennen’ is de betekenis van de onderste drie symbolen. Foto p 22-26 Afbeelding-Hoofd omhoog met tekst
De drie pijlen naar boven kunnen m.i. niets anders betekenen dan een heenwijzing naar de Drie-enige God, Die boven is. Hiermee is de symboliek van de middelste plank van het hek kort verklaard.
Wel heel bijzonder om dit dan uit de mond van een ongelovige te vernemen die er overigens wel bij verklaarde dat haar opa, de boer uit Gaasterland, een ‘kerkganger’ was.
Het hoofd omhoog: daar begint het mee
Jesaja 40:26 zegt: “Sla uw ogen naar omhoog, en zie Wie deze dingen geschapen heeft: Hij is het die hun leger voltallig tevoorschijn brengt, ze alle bij name roept door Zijn grote vermogen en Zijn sterkte kracht, er ontbreekt er niet één.”
En Psalm 121 begint met de woorden: “Sla uw ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.”
In alle opzichten en van alle tijden is het dat we hulp en bijstand kunnen verwachten van de Heere God, en iedereen weet dat Hij ver boven ons troont en de regie vast in handen heeft.
In Jesaja 40:22 lezen we ook dat de Heere God “zetelt boven de omtrek van de aarde”.
En ook met betrekking tot de huidige periode wordt de gelovigen aangeraden om toch vooral de dingen te zoeken die boven zijn, “waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit” (Kol. 3:1-2).
In Filippenzen 3:14 geeft de apostel Paulus ons een waardevolle tip: “… maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel, om de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus” Letterlijk staat er: de prijs van de bovenroeping, die in Christus Jezus is. Dus zoeken en speuren naar ‘boven’, hemelse zaken, want daar is onze Heer en Heiland, Christus Jezus.
Maar ‘hoofd omhoog’ wil ook zeggen: ‘kop op’ en je hoofd dus niet laten hangen als het hier beneden tegen zit, want we hebben alle hulp en troost van boven te verwachten.
Het hart naar boven
Je hart ergens opzetten wil zeggen: ergens positief mee bezig zijn en je er helemaal op focussen. Spreuken 3:5 zegt: “Vertrouw op de HEERE met heel je hart’ en in Filippenzen 4:6 lezen we: “Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.”
Zo werkt dat dus voor ons in deze genadeperiode; bij alles wat ons bezighoudt en waar we ons hart op zetten, ons richten op Hem, Die boven is en dan krijgen we die prachtige vrede van God, die al ons begrip en intellect, en alle ideeën te boven gaat.
Vat de tijd
Het doorgronden van de tijd is een aspect dat uitermate belangrijk is. In de Bijbel worden verschillende perioden onderscheiden, met daarin soms totaal verschillende omstandigheden en verantwoordelijkheden, maar ook onderscheiden doelgroepen, om maar eens een werelds begrip te gebruiken.
De Heere God Zelf is en blijft Dezelfde, maar de manier waarop Hij werkt en Zichzelf openbaart aan verschillende groepen mensen in de Bijbel is niet steeds hetzelfde.
Als er over het volk Israël gesproken en geprofeteerd wordt, gaat het steeds om aardse zegeningen en een aardse toekomst (aardse = op aarde). Zij zullen het land (opnieuw) beërven en de prachtige beloften aan hen hebben allemaal met de aarde te maken.
In Deuteronomium 7:13-15 zegt Mozes: “Hij zal u liefhebben, u zegenen en u talrijk maken; Hij zal de vrucht van uw schoot zegenen en de vrucht van uw land, uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee, in het land dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven. Gezegend zult u zijn boven alle volken; onder u zal geen man of vrouw onvruchtbaar zijn, onder uw dieren evenmin. De HEERE zal alle ziekte van u weren en geen van de verschrikkelijke kwalen van Egypte, die u hebt leren kennen, zal Hij u opleggen, maar Hij zal ze geven aan allen die u haten.”
Dat zijn allemaal schitterende toezeggingen die de Heere God ook gegarandeerd zal waarmaken, maar ze gelden voor Israël en zijn aards van karakter.
Deuteronomium 8:7-9 zegt: “Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land: een land met waterbeken, bronnen en diepe wateren, die ontspringen in het dal en op het gebergte; een land met tarwe en gerst, wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land met olierijke olijfbomen en honing; een land waar u zonder schaarste brood zult eten, waarin het u aan niets ontbreken zal; een land waarvan de stenen ijzer zijn, en waarin u uit zijn bergen koper kunt hakken.”
Al deze beloften gelden voor Zijn uitverkoren volk Israël, dat weliswaar tegenwoordig een zware tijd doormaakt, maar volgens Hosea 6:2 en 3 komt er een radicale ommekeer: “Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt.”
Dat is nog steeds profetie en toekomst voor het volk en land van Israël, dat nu slechts (hoofdzakelijk) bestaat uit twee stammen en waarvan de oppervlakte kleiner dan in de dagen van Salomo, en een fractie van het (toekomstige) beloofde land.
En al die prachtige aardse beloften heeft de Heere God nimmer aan ons, gelovigen uit de heidenen c.q. behorend tot de Gemeente van Christus, toegezegd. We mogen en kunnen de Heere God van harte danken voor de overvloed die we toch mogen genieten hier in West-Europa, maar we kunnen er geen aanspraak op maken, zoals Israël dat wel kan. Dat we toch rijkdom en overvloed hebben is reden tot grote dankbaarheid.
De zegeningen die de Heere God aan gelovigen in deze genadetijd toezegt zijn allemaal geestelijk van aard volgens Efeze 1, vers 3: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus.” Schitterende toezeggingen, maar hemels van karakter.
De toekomst van Israël is op aarde; de Heere Jezus zegt meerdere keren tegen hen in het Johannes-evangelie: “… waar Ik heenga kunnen jullie niet komen” (Joh. 7:34; 8:21-22; 13:33-36).
Pas in Johannes 14 zegt Hij dat Hij weggaat om voor de Joden een plaats voor te bereiden en dat Hij daarna terugkomt om hen dan tot Zich te nemen. Dat ‘plaats bereiden’ heeft denk ik alles te maken met het bouwen van het hemelse Jeruzalem dat in de toekomst de oude stad gaat vervangen volgens Openbaring 21:10.
Die nieuwe stad gaat bij God vandaan naar beneden en de Almachtige zal daarin dan (ook) beneden wonen. In de toekomst zullen alle twaalf stammen bij Hem zijn en aan de heidenen de grote daden van God verkondigen. Zo was al heel lang de opdracht, maar er was nog nooit van gekomen (Ps. 105:1)
Het is nu ‘genadetijd’
In Titus 2:11 lezen we: “Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerte te verloochenen en in deze tegenwoordige eeuw bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven, terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus.”
Dit is wel een tekst om even bij stil te staan, want die ‘zaligmakende genade’ is verschenen. Hij was er dus in deze vorm eerst nog niet. En die genade is nu ook verschenen aan alle mensen. Ook dat is een nieuw aspect, want een aantal jaren hiervoor zei de Heere Jezus nog: “Ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het huis van Israël” (Matt. 15:24).
Dat was dan kennelijk in een andere tijd dan de tekst die we net in Titus hebben gelezen.
Tussen deze twee uitspraken in is dan ook nogal wat gebeurd. De Joden bleven volharden in ongeloof en bekeerden zich niet, en zo kon het gebeuren dat Paulus de 33-jarige Handelingenperiode besluit met de woorden: “Laat het u (= Joden) dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, die zullen luisteren.”
Dit zei Paulus pas na twee eerdere waarschuwingen in Handelingen 13:46-48 en 18:6, dus ze hadden het kunnen weten.
Leer de wereld kennen
In het Nieuwe Testament is het woordje ‘wereld ‘ dikwijls de vertaling van het Griekse ‘kosmos’, en dat houdt in: alles wat geschapen is en dat zijn de eerste twee hemelen (het uitspansel of gewelf) en de aarde. Die vormen samen de kosmos. De derde hemel, waar de Heere God woont, hoort niet bij de schepping, want die as er kennelijk al. Foto p 22-26 hands-world
Wij als gelovigen hier op aarde, die tegelijkertijd ‘hemelburgers’ zijn volgens Filippenzen 3:20, leven echter wel in deze wereld. We zullen er mee moeten leren omgaan ondanks onze hemelse status.
We mogen er ook gebruik van maken, zo lezen we in 1 Korinthe 7:31, maar we moeten ons wel realiseren dat de ‘gedaante’ van deze wereld voorbijgaat. We werken erin, verdienen onze boterham en hebben een taak, ook binnen de Gemeente, het Lichaam van Christus, maar dat is toch allemaal binnen de beperkingen van ‘deze wereld’.
Die mogen we leren kennen en er op zinnige wijze gebruik van maken. En ook de moderne media gebruiken we bijvoorbeeld om de blijde boodschap van Gods liefde en genade in Christus te verkondigen.
Aioon
Soms is het woord ‘wereld’ de vertaling van het Griekse ‘aioon’, dat ook wel (en beter!) met ‘eeuw’ kan worden weergegeven. In Romeinen 12:2 lezen we bijvoorbeeld: “En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.”
Hier is het woord ‘wereld’ de vertaling van ‘aioon’. Dit begrip duidt op de wereld (kosmos), zoals die gedurende een bepaalde tijd bestaat. De tegenwoordige wereld/eeuw is onderworpen aan de boze – de god van deze eeuw (2 Kor. 4:4) – en daarom roept Paulus op daar niet gelijkvormig aan te zijn.
De Bijbel spreekt op meerdere plaatsen over het plan (of: voornemen) van de eeuwen. Zie over dit onderwerp het artikel in de vorige AMEN (nr. 165, pag. 8-12).
Verschillen
Zoals gezegd: De Heere God Zelf is en blijft Dezelfde, maar de manier waarop Hij werkt en Zichzelf openbaart aan verschillende groepen mensen in de Bijbel is niet steeds hetzelfde.
Een voorbeeld: Eten is voedsel tot je nemen om lichamelijk te groeien en het lichaam in stand houden. Het is een beeld van het geestelijke leven, want er moet geestelijk ook gegroeid worden en ons geestelijke leven moet ook in stand worden gehouden. Daarom worden gelovigen opgeroepen Gods Woord ‘ te eten’, ofwel: Gods Woord bestuderen.
Israël
Petrus schrijft aan de stammen in de verstrooiing: “En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien, indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is …” (1 Petr. 2:2). Dit verlangen naar melk is hier voorwaardelijk: eerst proeven dat de Heere goedertieren is en dan beginnen (!) met de zuivere melk van het Woord.
In de eerste brief die de apostel Paulus aan de Joden in Korinthe schrijft, gaat het daar ook over. In 1 Korinthe 3:2-3 schrijft hij: “Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen; ja, u kunt dat ook nu nog niet …”
En Hebreeën 5:12 zegt: “Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel.”
In beide bovenstaande verzen klinkt het verwijt luid en duidelijk door dat de Joden in geestelijke groei achterbleven. Ze waren nog met melk bezig en dat was duidelijk niet de bedoeling. Ze hadden al lang met vast voedsel bezig moeten en kunnen zijn, maar bleven achter. Dit alles heeft dus betrekking op Israël.
Gemeente van Christus
Een tekst die op ons, als gelovigen uit de heidenen en behorend tot de Gemeente van Christus, van toepassing is, staat in Efeze 4:11-15. Gelovigen worden toegerust door herders en leraars, “… tot opbouw van het Lichaam van Christus (…) opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn (…) maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.”
God koos ons uit van vóór de grondlegging der wereld (Efe. 1) en plaatste ons over vanuit de duisternis in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kol. 1). Dat deed God dus al voordat wij geboren waren; we hadden er zelf geen invloed op. Dat is best verbijsterend; zo rigoureus, maar ook prachtig.
Wij mogen ons dus, als hemelburgers, in liefde aan de waarheid vasthouden en zo in alles naar Christus toegroeien. God geeft er het argument bij in vers 14: “… opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn (…) totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man.”
Baby’s drinken moedermelk, peuters eten pap en voorzichtig wat gemalen voedsel om jonge kinderen te worden. Zo groeien zo verder op door verschillende stadia tot volwassenheid. Zo is het ook in geestelijke zin. Het is Gods bedoeling dat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, die heen en weer geslingerd worden door de golven en door elke wind van leer, maar dat wij ons in de liefde aan de waarheid van Christus zouden houden en zo groeien naar Hem toe, Die het Hoofd van het Lichaam is. Er moet dus gegroeid worden; een prachtige baby die niet groeit, vervult de ouders met grote zorg: er is iets mis, wat nu?
Voor een gelovige die geestelijk stil blijft staan, geldt dat ook; zo heeft God het niet bedoeld.
Hij gaf ons de Bijbel waarin Hij Zijn wil en plan uitvoerig bekendmaakt, zodat wij kunnen leren te “… onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.”
Kort samengevat
Petrus tegen de stammen in de verstrooiing: Kom je er achter dat de Heere goedertieren is, begin dan met zuivere melk.
Paulus tegen de Joden: Vreemd dat jullie nog steeds melk drinken; jullie moeten (allang) naar het vaste voedsel.
En tegen de leden van Zijn Lichaam: Geen jonge kinderen meer, maar, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe groeien naar Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus: “Van Hem uit wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is. Zo verkrijgt het lichaam zijn groei, tot opbouw van zichzelf in de liefde” (Efe. 4:16).
Bestudeer dus vooral Gods menukaart en… eet smakelijk! Geniet van de gezonde leer om geestelijk op te groeien, want er is om ons heen heel wat geestelijke scheefgroei. De mensheid is spiritueel bezig en godsdienstig druk, en hier en daar zeer religieus, zonder echter de liefde van Christus te kennen. Wees nuchter onder alles en gebruik je boerenverstand: ‘Hoog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet’!