Van onszelf weten wij niets van dat Goddelijk voornemen; de Bijbel leert ons God kennen, in Zijn Persoon en in Zijn werken! Daarom is het lezen en onderzoeken van Gods Woord het allerbelangrijkste voor elk kind van God. Daardoor ontvangen wij voedsel, kracht, inzicht en leren wij de Here God steeds beter kennen in Zijn volheid. Wij zullen daardoor opgroeien van kindschap naar zoonschap. We worden volwassen in het geloof. Mensen met wie God iets kan doen en aan wie God iets kan toevertrouwen, zoals Hij deed aan Henoch, Noach, Abraham, Mozes, David... en zovele anderen. Zij waren, net als wij, zwak in zichzelf, arme, verloren zondaars, maar door het geloof gerechtvaardigd en door Gods grote genade gebruikt in de uitvoering van Zijn plan. Van David bijvoorbeeld lezen wij in Handelingen 13: "Want David is, na voor zijn geslacht de Raad Gods gediend te hebben, ontslapen en bij zijn vaderen bijgezet." (vers 35)
Zo wil God ons ook gebruiken in deze tijd, in deze fase van het Heilsplan van God... tot eer van Zijn Naam. Ja, dat is feitelijk onze levensroeping: Hem te dienen op de plaats waar wij gesteld zijn. Ieder, die daarop afdingt doet de hemelse Vader tekort en zit zichzelf in de weg
Stap voor stap
In Jesaja 46 zegt de HERE: "...Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen... Ik heb het gesproken, Ik doe het ook komen; Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering." (vs. 10,11) God is vastbesloten om Zijn plan te volvoeren en laat Zich door niets hinderen, zelfs niet door de grote tegenstander, de satan, die nog steeds de wereld in zijn macht heeft. Hebreeën 6:17 leert, dat Gods raad onveranderlijk is. Zijn raadsbesluit staat vast. Hij komt tot Zijn doel door alle tijden heen, totdat het grote doel is bereikt: nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, vol van Gods heerlijkheid.
Als wij de Bijbel onderzoeken zullen wij ontdekken, dat God stap voor stap Zijn plannen ontvouwt en realiseert. In Genesis 1 vinden wij daarvan een blauwdruk. God formeerde de aarde niet in één dag, maar dag na dag was Hij bezig, totdat Hij kon zeggen: zie, het is zeer goed. Toen kwam de 7e dag, de rustdag, een dag voor de Here Zelf.
Zo volvoert God ook in een tijdsbestek van duizenden jaren (vanaf Adam zijn er nu bijna 6000 voorbij) Zijn plan. God kondigt aan wat Hij zal gaan doen (belofte) of wat er zal gebeuren (profetie) en dat wordt allemaal werkelijkheid (vervulling).
In de ene fase van Zijn plan werkt God op deze manier, en in een volgende fase weer op een andere wijze (denk de 'werk'dagen in Genesis 1).
In Zijn Woord openbaart de Here God ons wát Hij in welke fase van Zijn plan aan het doen is. Door de kracht van de Heilige Geest mogen wij die dingen (gaan) verstaan, als wij tenminste geloven wat Zijn Woord ons leert. Immers, ongeloof verblindt; geloof opent je ogen!
Bedeling
In Efeze 3, vers 2 zegt Paulus: "...gij hebt immers gehoord van de bediening door Gods genade mij met het oog op u gegeven..." De Statenvertaling zegt hier: "de bedeling der genade Gods." Even later, in vers 9, spreekt hij over de "bediening van het geheimenis" (SV: de "bedeling der verborgenheid"). Het woord ‘bediening’ of ‘bedeling’ is de vertaling van het Griekse ‘oikonomia’.
Dit is een samentrekking van ‘oikos’ = huis, en ‘nomos’ = wet, regel, voorschrift.
Ons woord ‘economie’ is ervan afgeleid, hetgeen betekent: huishouding. Wij leven nu dus volgens de Bijbel in de huishouding der genade c.q. de huishouding van het geheimenis.
Elke huishouding heeft z'n eigen manier van leven, huisregels. Zo golden er voor het leven ‘onder de Wet’ andere regels van Godswege dan nu ‘onder de genade’. Zo zullen er straks als het Koninkrijk geopenbaard wordt op aarde ook weer andere regels gelden dan in deze tijd.
Met andere woorden de regelgeving en manier van leven is mede afhankelijk van de huishouding waarin men leeft.
Wij leven nu in de ‘bedeling der genade’, dat wil zeggen: de huisregel in deze bedeling is genade. De genade is verschenen... om ons op te voeden (Titus 2). Wij verkondigen het Evangelie der genade (Hand.20:24). Wij staan in de genade, etc.
Gemeente
In deze bedeling der genade is ook een geheimenis bekendgemaakt (vandaar dat het ook de ‘bedeling van het geheimenis’ is), dat "van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen." (Efe.3:9)
Dat geheimenis heeft betrekking op de Gemeente, het Lichaam van Christus, en haar positie in het plan van God.
Het is een wonderbaar geheimenis, waardoor wij bepaald worden bij de plaats die God ons gegeven heeft in Zijn wonderbare heilsplan. Wij mogen namelijk, als leden van Zijn Lichaam, met Christus delen in Zijn positie boven alles! Christus is volgens Efeziërs 1:22 als "Hoofd boven al wat is, gegeven aan de Gemeente, die Zijn Lichaam is..."
De volkeren hebben hun eigen plaats in Gods plan; Israël heeft haar eigen plaats in Gods plan, om een "Koninkrijk van priesters" en een "heilige natie" te zijn op de aarde. De Gemeente heeft ook een eigen plaats in Gods plan, en wel de hoogste plaats: boven alles verheven!
Dit werd in het Oude Testament niet geopenbaard. Dit behoort tot de onnaspeurlijke rijkdom van Christus. Niet door enig werk van onze kant, niet door bepaalde rituelen, maar door genade alleen is ons dit ten deel gevallen, broeders en zusters. Toen wij tot waarachtig geloof
kwamen hebben wij door de Geestesdoop, oftewel de doop in Christus ondergaan, en zijn wij volledig met Hem vereenzelvigd: met Hem gekruisigd, met Hem opgestaan, met Hem verhoogd, met Hem in de (hoogste) hemel geplaatst, met Hem verheerlijkt.
Dat betekent, dat wij nu deel gekregen hebben aan de heerlijke positie die de Here Jezus Christus inneemt, boven alles. Kolossenzen 2:9 zegt, dat in Christus de ganse volheid der godheid lichamelijk woont, en vervolgens in vers 10: "en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het Hoofd is van alle overheid en macht."
God geve, dat wij ons meer en meer bewust worden van de geweldige roeping, die wij deelachtig geworden zijn als leden van het volk, dat God "Zich verworven heeft tot lof Zijner heerlijkheid." (Efe.1)