Hoofdstuk 2 - Zeven brieven voor zeven gemeenten
Alles wat Johannes gezien heeft, moet hij schrijven in een boek en hij moet dat met de brieven zenden aan zeven gemeenten. Elke gemeente krijgt een eigen brief, maar de boodschap van deze zeven bij elkaar is voor allemaal. Als hij de brieven schrijft, heeft hij het visioen al gehad.
De zeven gemeenten horen bij elkaar, de brieven zijn voor alle gemeenten bestemd - "Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt" - en hebben betrekking op Israël. Er wordt regelmatig gewezen op bekering. Ze moeten terugkeren naar de bron, het begin, naar God en Zijn verbond. Exodus 19:8a zegt: "Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen!" Maar ze hebben de HEERE verlaten. In deze brieven wordt ook nadruk gelegd op het volharden, staan in het geloof en gehoorzaam zijn aan het Woord. Dat heeft te maken met het Evangelie van het Koninkrijk: "Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden" (Matt. 24:13). Het einde heeft betrekking op de voleinding van de eeuw en daarna komen de toekomende eeuwen. We leven nu in de boze eeuw, omdat de boze regeert (2 Kor. 4:4). De heerschappij zal overgaan van de boze naar Christus, dit wordt in Openbaring beschreven.
En er wordt gesproken over de overwinning; degenen die volharden, zullen overwinnen. En dan komt het einde, óf van hun leven, óf van de eeuw. De meesten moeten het getuigenis van Christus met de dood bekopen. De beloning voor de volharding heeft te maken met het ingaan en beërven van het Koninkrijk.
Gemeenten
Er wordt geschreven aan gemeenten. Deze gemeenten zijn niet hetzelfde als de Gemeente, het Lichaam van Christus. Deze gemeenten hebben te maken met Israël. Wanneer het volk Israël in de woestijn is, worden zij een ‘gemeente’ genoemd (Exod. 16:3). Er wordt ook gesproken over de gemeente van de HEERE (1 Kron. 28:8) en de gemeente van God (Neh. 13:1). Het gaat allemaal over Israël. Joël spreekt ook over de gemeente van Israël, maar plaatst dat in de context van de Dag des HEEREN (Joël 2:15 en 16). Je kunt dus in het Oude Testament al lezen dat er in de eindtijd sprake is van een gemeente c.q. gemeenten van Israël. In het Nieuwe Testament wordt ook over ‘gemeente’ gesproken. De Heere Jezus zegt: “… op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen” (Matt. 16:18). Het gaat hier niet om het Lichaam van Christus, maar nog steeds over Israël, want Petrus krijgt de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. Het woord ‘gemeente’ betekent een groep die geroepen is. Om welke groep het gaat, moet uit de context duidelijk worden. Wanneer Jakobus zegt dat als er zieken zijn dat de oudsten van de gemeente moeten komen om te bidden, dan zien we in de context dat hij schrijft aan de twaalf stammen in de verstrooiing, dus aan Israël.
De gemeenten uit Openbaring bevonden zich destijds in Turkije als onderdeel van het Romeinse rijk en bestonden gelijktijdig. Lydia kwam uit Thyatira en Laodicea wordt genoemd in de Kolossenzenbrief. Deze plaatsen waren een schaduwbeeld van hoe het in de toekomst zal zijn. Er zijn in de gemeenten rechtvaardigen en onrechtvaardigen, en er wordt opgeroepen om te overwinnen. De brieven verwijzen naar een periode uit de geschiedenis van Israël en er staan verwijzingen in de brieven naar het Oude Testament. Johannes schreef het boek Openbaring aan de zeven gemeenten, ze horen bij elkaar en bestaan gelijktijdig, d.i. in hetzelfde tijdsgewricht, namelijk in de toekomst!
Elke brief begint met: schrijf aan de engel van de gemeente te ...
De opbouw is steeds hetzelfde:
1. een omschrijving van de Heere;
2. wat Hij constateert in de gemeente;
3. er wordt lof geuit;
4. er wordt kritiek gegeven;
5. oproep tot bekering;
6. oproep om trouw te zijn: wie oren heeft om te horen ... en
7. de belofte voor wie overwint en de oproep om te volharden.
(Vanaf de vierde brief worden de laatste twee omgedraaid).
2:1 Brief aan Efeze
Engel – Engelen zijn dienaren van God (Hebr. 1:13-14) en je hebt verschillende engelen. De aartsengel Michaël is de opperengel. Er zijn legioenen van engelen. En we kennen de engel Gabriël, hij werd uitgezonden om mensen te informeren, bijvoorbeeld Daniël en Maria. Maar het woord ‘engel’ kan ook betrekking hebben op een mens. Een engel is een boodschapper of gezant. In de synagoge wordt de voorganger, voorzanger, voorlezer ook engel genoemd: sjelieach tsibboer. Hij staat onder de overste van de synagoge. Wat op de aarde gebeurt, is een afbeelding van het hemelse. Dus het kan een aardse vertegenwoordiger zijn van de gemeente en een beeld zijn van een hemels wezen.
Efeze – Een plaats in Klein-Azië. Paulus is daar ook geweest. Hij predikte daar het Koninkrijk drie maanden lang in de synagoge; toen keerden de Joden zich tegen hem en ging hij verder “in de school van een zekere Tyrannus”. In Handelingen 19:10 lezen we: “En dit gebeurde twee jaar lang, zodat allen die in Asia woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, zowel Joden als Grieken.” Foto: Efeze-overblijfselen bibliotheek Dus: buiten de synagoge heeft zich een gemeenschap gevormd van mensen die door Paulus’ werk tot bekering gekomen zijn. Wellicht heeft hij aan hen later de Efezebrief geschreven, hoewel sommigen ervan uit gaan dat het een soort rondzendbrief was. Hoe dan ook, de ‘heiligen en gelovigen in Christus Jezus’ (Efe. 1:1) zijn dus kennelijk anderen dan degenen die in de synagoge bijeenkwamen (anders zou alles wat in Opb. 2 staat ook op ons betrekking hebben.
2:2 en 3
Apostelen / leugenaars – in de eindtijd actueel (Matt. 24; 1 Joh. 2:18; 4:1).
2:4
Ik heb tegen u – staat in het enkelvoud. Dus hier wordt de engel van de gemeente aangesproken. Via hem gaat het uiteraard alle gemeenteleden aan. Ze moeten volharden tot het einde, maar ze hebben de eerste liefde verlaten.
Eerste liefde verlaten – Historisch gezien kan dat verwijzen naar Israël dat het (oude) Verbond verbroken heeft en andere goden is gaan dienen (Deut. 32; Jer. 2).
2:5
Kandelaar – Dit is het beeld van de gemeente; als die wordt weggenomen, wordt het getuigenis weggenomen en zal ook de beloning en de overwinning in gevaar komen.
2:6
Nikolaïeten – Niemand weet wie of wat de ‘Nikolaïten’ waren/zijn. Dat zal in de eindtijd nog duidelijk moeten worden. Het gaat om het profetisch perspectief. Als we vergelijken met vers 14 en 15, zouden we kunnen concluderen dat de leer van de Nikolaïeten te maken heeft met afgoderij. Zoals Balak in het verleden het volk in de afgrond wilde storten, zullen de Nikolaïeten dit in de toekomst doen. Nicolaus betekent: overwinnaar van het volk. In de eindtijd zullen mensen proberen om de Joden te verleiden om de antichrist te volgen en het beest te vereren. Waarschijnlijk zijn het hun eigen leiders, net als bij de verwerping van de Heere Jezus op aarde.
2:7
Wie oren heeft – Dit betekent: wie gelooft. "Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God" (Rom. 10:17). Blijkbaar zijn er die niet luisteren en niet geloven. "Ga naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken, want het hart van dit volk is vet geworden en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen" (Hand. 28:26 en 27).
2:8 Brief aan Smyrna
Smyrna – Deze stad bestaat nog steeds en is de derde stad van Turkije.
De Eerste en de Laatste – In Jesaja is dit een eretitel van God (41:4; 44:6-8; 48:12-16) en wordt ook gebruikt voor de opgestane Heere. Hij heeft de sleutels van het dodenrijk en van de dood zelf (1:18). Belangrijk want in deze brief gaat het om het volharden tot (in) de dood.
2:9 Synagoge van satan
Ik ken uw armoede – In de eindtijd zullen mensen niet veel meer bezitten. Degenen die het merkteken van het beest niet aanvaarden, kunnen niet kopen of verkopen, die worden van de samenleving afgesneden. Ze kunnen geen brood meer kopen, ze krijgen het moeilijk.
U bent echter rijk – God bekijkt de dingen vanuit een ander perspectief: geestelijke rijkdom. Paulus verwoordt dat zo: "Maar in alles bewijzen wij onszelf als dienaars van God … als bedroefden, maar toch steeds blij; als armen, maar die toch velen rijk maken; als mensen die niets hebben en toch alles bezitten" (2 Kor. 6:4-10). Foto: Antieke marktplaats van Smyrna
Lastering – In de eindtijd is er veel lastering: "En het (beest – red.) opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen" (Openb. 13:6). In de oorspronkelijke tekst staat hier: Mensen die zelf zeggen dat zij Joden zijn. De Heere Jezus had daar ook mee te maken: "Zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Abraham is onze vader. Jezus zei tegen hen: Als u Abrahams kinderen was, zou u de werken van Abraham doen. Maar nu probeert u Mij te doden, een Mens Die de waarheid tot u gesproken heeft, die Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. U doet de werken van uw vader. Zij zeiden dan tegen Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben één Vader, namelijk God" (Joh. 8:39-41). Hier beweren de leidslieden dat de Heere Jezus uit hoererij is geboren, dat staat nog steeds in de Joodse geschriften. Ze zeggen van zichzelf dat ze kinderen van Abraham zijn en kinderen van God. Maar ze zijn ongelovig en verstaan niet wat de Heere Jezus zegt. De Heere Jezus zegt dan tegen hen: "U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen" (Joh. 8:44). Dit zijn zogenaamde Joden. Ze zeggen dat ze Joden zijn, maar ze prijzen Hem niet en proberen anderen te misleiden. Zij zijn van de synagoge van de satan. Denk ook aan de gelijkenis van het onkruid in Mattheüs 13:36-43 waarin het onkruid de kinderen (lett. zonen) van de boze voorstelt. Paulus noemt hen de zonen van de ongehoorzaamheid (Efe. 2:2; 5:6); zij hebben de duivel tot vader.
2:10
Wees trouw tot in de dood – Velen zullen sterven in de grote verdrukking. Er wordt hier gesproken over een verdrukking van tien dagen.
Kroon – Het Griekse stefanos, de kroon van het leven gaat over de opstanding (zie 20:4): ze werden weer levend voor de duizend jaar beginnen.
2:11
Tweede dood – dit is de poel van vuur die brandt van vuur en zwavel en is bestemd voor de satan en zijn engelen, het beest, de valse profeet en de zonen van de ongehoorzaamheid.
2:12 Brief aan Pergamus
Pergamus – Deze naam betekent burcht of hoogte.
2:13
Troon van satan – Ze wonen waar de troon van satan is en waar satan woont. In de stad werd esculapius, de slang om de staf, vereerd als de redder of verlosser. Wij kennen dat teken als de esculaap bij de arts, zorg of apotheek. Ze vereerden dus de slang. Alles wat God aanbiedt, wordt vervangen door wat de tegenstander aanbiedt. Maar de kop van de slang zal vermorzeld worden en werkelijke genezing komt bij God vandaan.
Antipas – Deze naam betekent: het evenbeeld van de vader. Mooie naam voor een gelovige.
2:14 Bileam
De leer van Bileam – Zijn naam betekent: verkwisting van het volk, het volk gaat verloren. Het Hebreeuwse ‘am’ betekent: volk. De geschiedenis van Bileam staat in Numeri 22-24. Hij werd gevraagd door Balak, een koning van de vijand van Israël, om Israël te vervloeken. De HEERE steekt daar een stokje voor en in plaats van dat hij Israël vervloekt, zegent hij het volk. Hij kon niet anders, want hij werd door de HEERE geleid. Op weg naar Balak staat een engel met een zwaard op de weg. In vers 12 wordt ook gesproken over een tweesnijdend scherp zwaard. De ogen van Bileam worden geopend voor de onzichtbare geestelijke werkelijkheid. Dan spreekt Bileam de woorden van God en zegt wat Israël het volk van Balak aan zal doen: "Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen; hij zal de flanken van Moab verbrijzelen en alle zonen van Seth vernietigen. Edom zal bezit zijn en Seïr zal bezit van zijn vijanden zijn, maar Israël zal kracht uitoefenen. Uit Jakob zal hij heersen; wie ontkomt uit de stad, zal hij ombrengen" (Num. 24:15-19). Deze spreuk verwijst naar de Heere Jezus Christus als de Morgenster (vgl. 2:28). Maar de gezindheid van het grootste gedeelte van het volk was niet goed, want: "Israël verbleef in Sittim, en het volk begon hoererij te bedrijven met de dochters van Moab. Die nodigden het volk uit bij de offers aan hun goden, en het volk at en boog zich voor hun goden neer. Toen Israël zich zo aan Baäl-Peor koppelde, ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël" (Num. 25:1-3).
Petrus waarschuwt met het oog op de toekomst ook voor valse profeten: "Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heimelijk verderfelijke afwijkingen in de leer zullen invoeren. Daarmee verloochenen zij zelfs de Heere, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel verderf over zichzelf" (2 Pet. 2:1). Het gaat niet om heidenen, want ze zijn gekocht door de Heere. "Zij hebben de rechte weg verlaten en zijn verdwaald en volgen de weg van Bileam, de zoon van Beor, die het loon van de ongerechtigheid liefhad. Maar hij heeft de bestraffing voor zijn overtreding gekregen, want het stomme lastdier, dat met een mensenstem sprak, heeft de dwaasheid van de profeet verhinderd. Deze mensen zijn bronnen zonder water, wolken die door een wervelwind voortgedreven worden, voor wie de diepste duisternis tot in eeuwigheid bewaard wordt" (2 Pet. 2:15-17). De Heere sprak over de leer van Bileam, Petrus heeft het over de weg van Bileam. Bileam was uit op geld. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Judas schreef: "Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingeslagen en hebben zich om loon in de dwaling van Bileam gestort en zijn door het tegenspreken als van Korach omgekomen" (Jud. 1:11).
2:15
Nicolaïeten – Komt van Nicolaus en dat betekent: overwinnaar van het volk. Laus komt van het Griekse laos en dat betekent: volk. Met de woorden am en laos wordt meestal Israël aangeduid.
2:16
Het zwaard – Dit is het tweesnijdende scherpe zwaard en dat is het Woord van God (Hebr. 4:12).
2:17
Manna – Dit verwijst naar het Woord van God, dat uit de mond van de Heere uitgaat (Deut. 8:3). Het verborgen manna, was de manna in de gouden kruik in het heilige der heilige (Exod. 16:33; Hebr. 9:4).
Nieuwe naam – "De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de mond van de HEERE bepalen zal" (Jes. 62:2). Een belofte voor Israël. "U zult uw naam voor Mijn uitverkorenen achterlaten als een vloekwoord en de Heere HEERE zal u doden, maar Zijn dienaren zal Hij noemen met een andere naam" (Jes. 65:15). De andere naam is een nieuwe naam. Die dienaren zijn de dienstknechten uit Openbaring 1:1 aan wie het boek Openbaring is gegeven.
2:18
Thyatira – Deze naam betekent: geur van droefenis, van zorg of rouw.
2:20 Izebel (Foto: Izebel adviseert Achab - James Tissot - Joods Museum)
Izebel – Izebel krijgt vrij spel en staat voor afgoderij, dat wordt hoererij genoemd, omdat het volk daarmee het verbond met God verbreekt. In de tijd van het twee- en tienstammenrijk zijn de koningen van Israël allemaal afgodendienaars en veel slechter dan de koningen van Juda, die afstamden van David. De HEERE werd zeer gekrenkt door de afgoderij van de koningen van Israël, want ze waren nog steeds het verbondsvolk. Eén van die koningen is Achab en hij trouwt Izebel en gaat de Baäl dienen. Izebel roeit de profeten van de HEERE uit (1 Kon. 18). Als Achab is overleden, geeft God opdracht om heel zijn huis om te brengen. Het is te lezen in 2 Koningen 9:30-37. Ook Izebel kwam op gruwelijke wijze om het leven. Zij kreeg geen normale begrafenis, want er mocht geen gedenkteken zijn. In Thyatira was iemand die hetzelfde deed als Izebel. Izebel staat voor de moeder van alle hoererijen en dat is Babylon. "En op haar voorhoofd stond een naam geschreven: Geheimenis, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde" (Openb. 17:5). Gruwelen zijn afgoden. Er zal een einde komen aan de macht van Babel. Izebel had jarenlang haar gang kunnen gaan, maar toen Jehu kwam, was ze in een uur helemaal weg. Het zal zo ook gaan met de macht van Babel. Satan gebruikt de macht van Babel om deze te ontwikkelen, het stond aan het hoofd van de wereldrijken, maar in één uur is alles voorbij.
2:24
Ze hebben de diepte van satan niet leren kennen – Paulus zegt dat de gedachten van satan ons niet onbekend zijn (2 Kor. 2:10 en 11). Hij wil zich aan de Allerhoogste gelijkstellen, maar er kan er maar Eén de Allerhoogste zijn.
2:25
Houd vast – Een kenmerk in de brieven is het voorwaardelijke: je moet trouw blijven tot in de dood. Of vasthouden wat je hebt. "Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden" (Matt. 24:13). Gelukkig mogen wij weten dat wij reeds behouden zijn: "In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte" (Efe. 1:13).
Wie overwint – zal macht ontvangen over de heidenen. De overwinnaars zullen “als koningen regeren met Christus, duizend jaar”(Openb. 20:4).