In de afgelopen jaren zijn vele Joden teruggekeerd naar Israël, daartoe ook dikwijls aangemoedigd en geholpen door diverse christelijke organisaties. Waarom? Omdat Israël gezien wordt als het beloofde land, de thuishaven van het Joodse volk.
De teruggekeerden zijn terechtgekomen in een land, dat verscheurd wordt door haat en geweld, dood en verderf, en hebben zelf in de meeste gevallen een onzeker bestaan. Dit roept de vraag op hoe het zit met de huidige Joodse staat en met de beloften van God in de Bijbel.
Profetie en belofte
Als wij spreken over de moderne staat Israël, zoals die sinds 1948 officieel bestaat, moeten wij allereerst vaststellen, dat haar bestaan in overeenstemming is met het profetisch scenario van de Bijbel. Het profetisch Woord spreekt over het bestaan van een Joodse staat in de eindtijd. De terugkeer van Joden naar het land en de ontwikkelingen in de afgelopen 75 jaar liggen in verschillende profetieën opgesloten. Maar dat is nog geen reden tot grote blijdschap, want het ware Fundament ontbreekt. Wij hebben vandaag te maken met, zoals wel genoemd wordt, een ongelovige Joodse staat. Met verrichtingen van mensen die vertrouwen op eigen inzichten, krachten en mogelijkheden; met zeer begaafde mensen die dankbaar gebruik maken van buitenlandse steun; met mensen die rust en vrede in het land proberen te bewerken en in stand te houden door diplomatie, tactische onderhandelingen en de paraatheid van een geavanceerd leger.
Wij aanschouwen vandaag het werk van ijverige Israëli’s die overwegend handelen in de geest van het Zionisme. Dat handelen toont de ongelooflijke inventiviteit en wilskracht aan van het Joodse volk. Het is echter tegelijkertijd een bevestiging van het (profetisch) Woord van God dat de huidige staat Israël en de opbouw daarvan weliswaar geprofeteerd is, maar niet de vervulling van Gods beloften.
De stichting en het bestaan van de staat Israël kan gezien worden als een belangrijk teken en een bewijs dat er andere tijden op komst zijn. Dwars door alles heen zal God tot Zijn doel komen. Dat doel is in één zin samengevat: de verheerlijking van de Messias. Alle bemoeienissen van God met het Joodse volk, ook al speelt zich dat in het verborgene af, hebben slechts dat ene doel: het ten slotte te brengen tot de belijdenis dat Jezus de Messias is. Al Gods handelingen leiden tot de verheerlijking van Hem, de Gekruisig¬de, Die in de toekomst in alle dingen de eerste plaats zal innemen en bij Zijn eerste komst al genoemd werd: de Koning der Joden.
Van de vervulling van Gods beloften is dus nog geen sprake. De ‘tijden der heidenen’ duren nog steeds voort (Luk. 21:24), ook al is Jeruzalem in handen van de Israëli's. De voorwaarde die God aan Israël stelt om (weer) in Zijn gemeenschap te worden aangenomen en Zijn beloften te vervullen, resulterend in de definitieve terugkeer en een allesomvattend herstel, kunnen we samenvatten in één woord: geloof. Dat wil zeggen: gehoorzaamheid en onderwerping aan de Heere en Zijn Woord.
Wanneer?
Wanneer begint het definitieve herstel van Israël naar Gods beloften? Eén van de belangrijkste profetieën om deze vraag te kunnen beantwoorden is de profetie van de 70 (jaar)weken, zoals we die vinden in Daniël 9. Daniël was één van degenen die zich in ballingschap bevonden. In Babel bestudeerde hij de boeken van Jeremia en lette vooral op het getal der jaren dat over de puinhopen van Jeruzalem 70 jaar voorbij zou gaan (zie Dan. 9:2).
Uit de boeken van Jeremia en Daniël wordt duidelijk dat de 70-jarige ballingschap in Babel eigenlijk een schaduw was van een veel langere periode, omschreven als ‘zeventig weken’. Pas na die lange periode zou het herstel plaatsvinden van land en volk, zoals door God beloofd bij monde van Zijn heilige profeten van oudsher. Dat wil zeggen: na de 70 jaarweken gaat de Heere God vrede en heil geven aan Israël, en al Zijn beloften vervullen (zie Dan. 9:24). Dan pas zal er sprake zijn van de allesomvattende en definitieve terugkeer uit alle volkeren!
Deze periode van 70 (jaar)weken is nog steeds niet voorbij. Wat er op kortere of langere termijn ook gebeurt in en om Israël, de laatste jaarweek moet nog aanbreken. En dat betekent ook dat het uitwerken van het definitieve herstelplan van God nog steeds niet begonnen is. Integendeel! Het grootste debâcle moet in de laatste jaarweek nog aanbreken als het volk, door de verleiding van de antichrist, in Jeruzalem de knieën zal buigen voor een beeld ter ere van het beest (lees: ter ere van satan!). In Openbaring 13 wordt dit beschreven.
De vervulling van die laatste jaarweek en de gebeurtenissen die zich dan zullen afspelen in Israël en Jeruzalem blijven beangstigend. De verwoesting door Nebukadnezar was verschrikkelijk. De verwoesting door Titus in het jaar 70 was erger. Maar de verwoesting die het tegenwoordige Jeruzalem nog te wachten staat, zal alle vorige verschrikkingen overtreffen. Jeruzalem zal nog eens door de heidenen vertreden worden (Zach. 14:2). In Openbaring 11:2 lezen we dat die vertreding 42 maanden (3½ jaar = de helft van de laatste jaarweek) zal duren. Uit diverse teksten wordt duidelijk, dat de oordelen die in de eindtijd van Godswege over Israël zullen komen, tot gevolg hebben dat het land ontledigd wordt (zie bijv. Jes. 24), zodat slechts een overblijfsel zal ontkomen (vgl. Jes. 10:20-23). Pas na de verdrukking van die dagen zal de Heere “… Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan” (zie Matt. 24:29-31). Dan vindt de terugverzameling plaats, die door God is beloofd in vele Oudtestamentische profetieën en door Hem zal worden uitgevoerd. Dan zal het verwoeste land weer worden bewerkt, ja, het zal worden als de hof van Eden! (zie Ezech. 36:33 e.v.)
De conclusie is dan ook dat de huidige staat niet de vervulling is van het Bijbelse Israël zoals dat er in de toekomst zal zijn. En dat maakt de terugkeer van al die mensen vandaag zo wrang. Niet dat ze het in hun land van herkomst zoveel beter hadden misschien, maar in Israël hebben zij niet echt een veilige thuishaven gevonden, noch een land overvloeiende van melk en honing. Elke dag is hun leven in gevaar en de chaos wordt alsmaar groter. Het grote manco is dat Israël wel teruggekeerd is naar het land, maar niet naar de HEERE. Onwillekeurig moet je denken aan de woorden van Salomo in Psalm 127: “Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.”
Alle (toekomstige) zegeningen voor het volk en het land zijn afhankelijk van Israëls terugkeer tot de HEERE. De finale terugkeer zal eerst plaatsvinden na de tijd van grote benauwdheid en verdrukking, die een louterende uitwerking zal hebben op een gelovig overblijfsel (vgl. Jer. 30:7 en Zach. 13:8-9). Van die rest, dat overblijfsel, zegt de HEERE: “Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.”
Als de relatie met de HEERE wordt hersteld, zal ook de relatie met het (beloofde) land worden hersteld en voltooid. Dan zal het land Israël echt een thuishaven zijn: vrede, veiligheid, welzijn (zie Jes. 34:17).
Aan de enkeling die vandaag zijn ziel in lijdzaamheid bezit in een verscheurd land mogen wij - net als overal - de genade van God in de Heere Jezus Christus prediken: de boodschap van verlossing. Alleen bij Hem is de vrede te vinden die alle verstand te boven gaat.
Opnieuw!
Jesaja zegt: “En het zal op die dag gebeuren dat de Heere opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand de rest van Zijn volk zal verwerven, die overgebleven zal zijn in Assyrië en Egypte, in Pathros, Cusj, Elam, en in Sinear, Hamath en op de eilanden in de zee” (hs. 11:11).
Deze tekst spreekt over de terugkeer van het volk Israël. Het gaat om een ‘emigratiegolf’, die van Godswege in gang wordt gezet. De tekst geeft duidelijk de periode aan waarin dit zal geschieden. De uitdrukking "op die dag" wijst op de Dag des HEEREN die nog moet aanbreken. Ooit kondigde de HEERE aan dat Hij Zich voor Israël zou verbergen (Deut. 31:16-18; 32:20; Micha 3:4). Als de Dag des HEEREN aanbreekt zal die verberging eindigen. De HEERE treedt uit Zijn verborgenheid, zal Zich aan Israël en de wereld openbaren en Zijn heerschappij op aarde vestigen. Dit betekent dat Jesaja 11:11 en volgende verzen in vervulling zullen gaan!
Dat is wat het Woord zegt. Sommigen zeggen, dat er in onze tijd ook Joden naar Israël gekomen zijn. Zij veronderstellen hiermee dat genoemde tekst nu reeds vervuld is/wordt. Dat Joden uit allerlei landen naar Israël geëmigreerd zijn, is ondubbelzinnig tekenend voor de tijd waarin we leven. Maar het verandert niets aan wat God zegt in Jesaja 11. We moeten dus niet vooruitlopen op de vervulling van deze belofte, maar wachten op het voorzegde tijdstip.
Niettemin hebben de recente ontwikkelingen ons veel te zeggen. Het is tekenend voor de toekom¬stige gebeurtenissen in en om Israël; die werpen als het ware hun schaduw vooruit, maar... het is (nog) niet de vervulling van deze beloften van God. Het is noodzakelijk deze dingen duidelijk te onderscheiden en te beseffen dat Gods beloften allemaal in verbinding staan met de komst van de Dag des HEEREN.
Voor de tweede keer
In Jesaja 11:11 staat: "opnieuw". Dat woordje is niet vervuld door de emigratie zoals we die in de voorbije jaren hebben gezien. De HEERE zal “opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand de rest van Zijn volk verwerven.” De eerste keer dat dit gebeurde was lang geleden, toen de HEERE Zijn volk uit Egypte leidde: “Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid” (Exod. 7:5). De verlossing van Israël uit Egypte destijds stond in het teken van het Oude Verbond. Wanneer de HEERE dit voor de tweede keer zal doen, staat dit in het teken van het Nieuwe Verbond (zie bijv. Jes. 11:16, Ezech. 20:33-38 en Hosea 2:14). Destijds was het de eerste maal, dat Israël door de HEERE verlost werd, straks zal het dus de tweede (en tevens laatste) keer zijn.
Verwerven
Het woord ‘verwerven’ komt van het Hebreeuwse ‘qanah’, dat meerdere betekenissen heeft (de woorden Kana, Kaїn en Kanaän zijn er o.a. van afgeleid), zoals: verwerven, bezitten, kopen, enz. De NBG-’51 vertaling heeft ‘loskopen’. Ooit betaalde Israël 35 miljoen om de Joden uit Ethiopië te krijgen, hetgeen door sommigen is uitgelegd als het beloofde ‘loskopen’ van Godswege, vervulling van Jesaja 11:11. Maar de Bijbel leert nergens dat de almachtige God geld zou (laten) betalen voor de verlossing van Zijn volk. De enige keer, dat er (in dit verband) over ‘losgeld’ gesproken wordt, is in Jesaja 43:3, waar het woord ‘kaphar’ gebruikt wordt: bedekken of verzoe¬nen. Nee, toen de Israëlieten destijds uit Egypte togen, kregen zij zelfs nog geld en sieraden mee! Feitelijk is de ‘losprijs’ reeds betaald in het verzoenend sterven van de Heere Jezus, zoals we kunnen lezen in Markus 10, vers 45: “Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.” Dat geeft Hem het recht om straks op Gods bepaalde tijd (dit wil zeggen: "op die Dag") Zijn uitverkorenen te verzamelen.
Het woord ‘verwerven’ wil zeggen: tot Zijn eigendom maken. Dit is het bijzondere aan Israël: “...want de HEERE heeft Zich Jakob verkoren, Israël als Zijn persoonlijk eigendom” (Ps. 135:4). In Exodus 15:16 lezen wij: "…dit volk, dat U verwor¬ven hebt…", dus tot eigendom gemaakt hebt. Hier bezingt Mozes de verlossing (verwerving) uit Egypte. Dat was de eerste maal. Straks zal de HEERE dus opnieuw (voor de tweede en laatste keer) door Zijn hand de Israëlieten verwer¬ven uit alle landen, o.a. Egypte, Pathros, Ethiopië, enz., om hen opnieuw tot Zijn eigendom te maken. Dit schrijft de profeet Maleachi in het laatste boek van het Oude Testament: “En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn” (Mal. 3:17a).
Een keer in hun lot
Bij het aanwijzen van de vervulling van profetieën vergist men zich al gauw, wanneer het kader ontbreekt over wat er in de toekomst nog moet gebeuren in en om Israël. De geschiedenis van Israël wordt definitief voleindigd in de 70e jaarweek (Dan. 9), waarvan het laatste deel gekenmerkt wordt door oordelen. Daardoor zullen de meeste inwoners ofwel door het zwaard vallen, of uit het land verdreven worden. Dit is één van de voorbeelden waarin over deze eindtijd-tragedie gesproken wordt: “U zult door het zwaard vallen. Op het gebied van Israël zal Ik u berechten. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben” (Ezech. 11:10). En Zacharia zegt over die eindtijd: “Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem. De stad zal ingenomen worden, de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen verkracht worden. De helft van de stad zal in ballingschap wegtrekken, maar het overige van het volk zal niet uitgeroeid worden uit de stad” (hs. 14:2). Vervolgens zal de Heere terugkomen op de Olijfberg, Jeruzalem ontzetten en de vijanden oordelen.
Er zal dus een overblijfsel zijn, dat de beloften van God zal beërven: “Op die dag zal het gebeuren dat de rest van Israël en wie van het huis van Jakob ontkomen zijn, niet langer zullen steunen op hem die hen geslagen heeft, maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige van Israël, in trouw. Die rest zal terugkeren, de rest van Jakob, naar de sterke God” (Jes. 10:20, 21). Met hen (Zijn verlosten) bouwt de HEERE Zelf een nieuwe toekomst op. Als dat gebeurt, zal elk misverstand worden opgehelderd: iedereen zal weten, dat de HEERE God is, de God van Israël. “Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zij zullen in het land Juda en in zijn steden weer dit woord zeggen, wanneer Ik een omkeer zal brengen in hun gevangenschap: Moge de HEERE u zegenen, woonplaats van gerechtigheid, heilige berg” (Jer. 31:23). Dan zal Israël echt thuis zijn en dat betekent: feest!