Op deze pagina’s behandelen we in vier delen (beknopt!) een paar aspecten met betrekking tot de situatie van het volk Israël, zoals de Bijbel het leert. Het advies is om ze in deze volgorde te lezen:
1. Wie heeft recht op het land Israël?
2. Gods verbond met Israël
3. Israël vandaag – het zionistische project
4. Israëls toekomst
Loofhuttenfeest
In 1973 vielen omliggende volken Israël binnen op de meest heilige dag voor de (orthodoxe) Joden: Yom Kippoer, de verzoendag (6 oktober 1973). Vijftig jaar en één dag later, 7 oktober 2023, viel Hamas het land van Israël binnen als gevolg waarvan er nu weer spanning is in het Midden-Oosten. En die 7e oktober was de laatste, de grote dag van het traditionele Loofhuttenfeest (vgl. Joh. 7:2 en 37). Het ontgaat velen misschien, maar dat het op deze dag gebeurde is heel bijzonder!
Toen de HEERE God destijds het verbond der Wet gesloten heeft met het volk Israël, gaf hij hen ook een kalender met feesttijden en inzettingen (zie Lev. 23). De Israëlieten waren gehouden om deze moadiem (= afgesproken tijden of ontmoetingen) nauwgezet te onderhouden.
Welnu, in Exodus 23:14-17 gaf de Heere de opdracht aan de mannen van Israël om driemaal per jaar voor Hem te verschijnen (in Jeruzalem) om feest te vieren: in de 1e maand het Feest van de ongezuurde broden, beginnend met het Pascha, zeven weken en één dag later, op de vijftigste dag, het Feest der weken (Pinksterfeest), en in de 7e maand het Loofhuttenfeest (5 dagen na de Yom Kippoer, de vezoendag).
De mannen van Israël moesten uit hun woon- of verblijfplaatsen opgaan naar Jeruzalem (vandaar dat er ook zoveel Joden in Jeruzalem waren tijdens het Pinksterfeest – Hand. 2). Maar nu kan er een probleem ontstaan, want die mannen moesten hun werk daarvoor onderbreken en dat geldt niet alleen voor ‘gewone’ werklui, maar ook voor regeringsleden, politieagenten, militairen en grensbewakers. Dat zou een uitermate onveilige situatie kunnen opleveren voor land en volk, want wat nu als de vijand daarvan zou gaan profiteren? En daarom heeft God hen destijds een bikkelharde garantie gegeven, zo is in Exodus 34:23-24 te lezen: “Alles wat onder u mannelijk is, moet drie keer per jaar verschijnen voor het aangezicht van de Heere HEERE, de God van Israël. Als Ik de volken van vóór uw ogen zal verdrijven en uw gebied ruim zal maken, zal niemand uw land begeren, wanneer u drie keer per jaar optrekt om te verschijnen voor het aangezicht van de HEERE, uw God.”
De Heere God zou hen dus beschermen bij de viering van hun hoogtijdagen, zodat een vijand, wie dan ook, geen misbruik zou kunnen maken van de situatie en het land zou kunnen binnenvallen of zoiets. Dus: een oorlog tijdens het Feest der ongezuurde broden in 1973 of, zoals onlangs, een inval tijdens het Loofhuttenfeest, zou niet kunnen en mogen plaatsvinden. En toch gebeurde het, met alle ellende van dien. Hoe kan dat nou? Komt God Zijn beloften niet na? Is Hij onbetrouwbaar? Heeft God gelogen? Om het met de woorden van Paulus te zeggen: Volstrekt niet!
Verbond der Wet
De sluiting van het verbond is te lezen in Exodus 19. Als de HEERE de Israëlieten verlost heeft uit Egypte en in de woestijn gebracht, zegt Hij via Mozes: “Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.” De reactie van de Israëlieten is duidelijk: “Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE” (vs. 5-8).
De geschiedenis leert dat deze (trouw)belofte wel heel optimistisch was, want de werkelijkheid laat iets heel anders zien. Het duurde niet lang of Israël dwaalde af. Het onderhield de woorden der Wet niet of nauwelijks. Men keerde zich later zelfs van God af en liep andere goden achterna. God gebruikt in de Bijbel woorden als ‘afgoderij’, ‘hoererij’, ‘overspel’, en dergelijke. En ondanks herhaalde waarschuwingen door de mond van de profeten, bekeerde Israël zich niet. Het ging van kwaad tot erger.
Psalm 119:126 zegt: “Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben Uw wet verbroken.” En in Jeremia 11:10 staat: “Zij zijn teruggekeerd tot de ongerechtigheden van hun voorvaderen, die geweigerd hebben naar Mijn woorden te luisteren. Wat hen betreft, zij zijn andere goden achternagegaan om die te dienen. Het huis van Israël en het huis van Juda hebben Mijn verbond verbroken, dat Ik met hun vaderen gesloten had.”
Israël pleegde trouwbreuk en ontheiligde de Naam van God, met alle bittere gevolgen van dien.
Zegen en vloek
Deze gang van zaken is overigens al ver van tevoren aangekondigd, nog voordat de Israëlieten ook nog maar één stap in het land hadden gezet. Aan het eind van het boek Deuteronomium lezen we een indrukwekkende afscheidsrede van Mozes. Hij heeft het land der belofte wel gezien, maar mocht er vanwege ongehoorzaamheid niet binnengaan (Num. 20:12; 27:12-14 en Deut. 34). Voordat Mozes overleed, sprak hij de Israëlieten nog op indrukwekkende wijze toe. Als Israël, eenmaal in het land gekomen, de HEERE zou dienen en gehoorzamen, zouden zij overvloedig gezegend worden. Als zij echter ongehoorzaam zouden zijn en Zijn verordeningen veronachtzamen, dan zou de vloek over hen komen (Deut. 28). Dat laatste nu is gebeurd! De HEERE heeft tal van vervloekingen over hen doen komen en hen uiteindelijk uit het land verwijderd (Deut. 28:63-64). Hij heeft hen verspreid (of: verstrooid) onder al de volken.
En nog iets: de HEERE zou zelfs Zijn aangezicht voor hen verbergen, is te lezen in Deuteronomium.
• “En de HEERE zei tegen Mozes: Zie, u gaat bij uw vaderen te ruste; en dit volk zal opstaan en als in hoererij achter de vreemde goden van het land waar het naartoe gaat, aangaan, in het midden van dat land. Het zal Mij verlaten en Mijn verbond, dat Ik ermee gesloten heb, verbreken. Dan zal Mijn toorn op die dag tegen hen ontbranden. Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij opgegeten zullen worden; en veel verschrikkelijke dingen en noden zullen het volk treffen (…) Ik zal Mijn aangezicht op die dag zeker verbergen, vanwege al het kwaad dat het gedaan heeft, want het heeft zich tot andere goden gekeerd” (Deut. 31:16-18)
• “Hij zei: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen; Ik zal zien wat hun einde is, want zij zijn een totaal verdorven generatie, kinderen in wie geen enkele trouw is. Zíj hebben Mij tot na-ijver gebracht met wat geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun nietige afgoden” (Deut. 32:20 en 21a.).
De profeet Micha zegt daar later nog over: “Dan zullen zij tot de HEERE roepen, maar Hij zal hen niet antwoorden. In die tijd zal Hij Zijn aangezicht voor hen verbergen, omdat zij kwaad gedaan hebben” (hs. 3:4).
De laatste keer dat God Zijn hand naar Israël heeft uitgestoken, was zo’n 2000 jaar geleden, toen Hij Zijn Zoon zond, de Messias, de Heere Jezus Christus. Hij kwam om de wereld met God te verzoenen door de zonde weg te doen (2 Kor. 5) en Israël vrij te kopen van de vloek van de Wet (Gal. 3:13). Maar de Verlosser is verworpen en de prediking van de zaligheid, ook in de Handelingentijd, liep voor Israël op niets uit. Er kwamen -gelukkig- mensen tot geloof, maar het volk als zodanig wees het heil af. Dit heil is tot de heidenen gezonden (Hand. 28:28) en korte tijd later, in 70 na Chr., kwam er een einde aan Israëls verblijf in het land. De diaspora (= verstrooiing) onder de volken was een feit. De Heere God ging een ander, tot dan toe verborgen, onderdeel van Zijn plan uitvoeren: de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus.
Geen verbondsrelatie
De woorden der Wet die God sprak en de bijbehorende beloften van zegen gelden voor het volk dat in de verbondsrelatie met de HEERE staat en dus rechtmatig in het land woont. In die verbondsrelatie is Israël Ammi (= Mijn volk). Waar die relatie ontbreekt, wordt Israël Lo-ammi (= Niet Mijn volk) en Lo-ruchama (= Niet-beminde) genoemd. Hosea schreef erover in zijn boek. En dat is momenteel nog steeds het geval. De periode waarin Israël nu verkeert, is niet die van de zegen, maar van de vloek, waarvoor Mozes al heeft gewaarschuwd. Israël is niet verbonden aan de HEERE en kan dus ook geen staat maken op Gods zegen en beloften. Vandaar dat de vijand het land binnen kan vallen, zelfs op een heilige (feest)dag! Deze situatie zal eerst veranderen in de (hopelijk) nabije toekomst, als het volk door grote verdrukkingen heen zich in uiterste nood uiteindelijk tot God zal keren, zodat Hij hetgeen Hij heeft beloofd daadwerkelijk kan en zal vervullen. Talloze Bijbelteksten spreken daarover.
Tot die tijd is Israël vooral aan zichzelf overgeleverd en zullen de vijandelijkheden blijven en zelfs in de eindtijd nog toenemen. Maar… er is hoop!
Nieuw verbond
God heeft namelijk het herstel van de (verbonds)relatie aangekondigd, door de profeet Jeremia: “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten (…) Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn” (zie Jer. 31:31-34). Dan zal Israël weer Ammi zijn, Mijn volk, en Ruchama, beminde.
Is de verbondsrelatie in de toekomst eenmaal hersteld, dan zal Israël de overvloedige zegen van God ervaren, wonen in het beloofde land -waar het (dan) recht op heeft- en van Godswege kunnen rekenen op de bescherming tegen onheil en vijandschap.