6:17 vervolg
Grote dag van Zijn toorn - De oordelen van God zijn altijd rechtvaardig "Hij heeft een dag vastgesteld, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden te doen opstaan" (Hand. 17:31).
Toorn – Heeft te maken met het oordeel, daaraan vooraf gaat de grote verdrukking, maar die wordt niet de ‘toorn van God’ genoemd. "Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken" (Rom. 1:18). De waarheid is er altijd, het blijft bestaan, omdat het waar is. God is waarheid. "Pilatus zei tegen Hem: Wat is waarheid?" (Joh. 18:38). Dat klinkt filosofisch, maar er is gewoon De Waarheid. De leugen vergaat, maar waarheid blijft bestaan. Als ze de waarheid onderdrukken, zijn het tegenstanders van God die in dienst staan van dé tegenstander van God. Het zijn zonen van de ongerechtigheid, een boos en verdorven geslacht. "Eerst moet Hij echter veel lijden en verworpen worden door dit mensengeslacht" (Luk. 17:25). De toorn zal zich over hén openbaren, dus niet over iedereen die niet gelooft.
Wie kan staande blijven? – "Maar in overeenstemming met uw hardheid en uw onbekeerlijke hart hoopt u voor uzelf toorn op tegen de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, Die ieder vergelden zal naar zijn werken, namelijk hun die met volharding het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het eeuwige leven. Hun echter die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid, maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, zal gramschap en toorn vergolden worden. Verdrukking en benauwdheid zullen komen over de ziel van ieder mens die het kwade teweegbrengt, eerst over de Jood, en ook over de Griek, maar heerlijkheid en eer en vrede over ieder die het goede werkt, eerst over de Jood, en ook over de Griek" (Rom. 2:5-10). Het gaat om Israël en twee groepen leven toe naar de wederkomst van Christus. De ene groep zijn zij die met volharding het goede doen en de andere groep is twistziek en ongehoorzaam. En het komt dan aan op de grote vraag: Wie kan staande blijven? Wie behoren de Heere toe? Nou dat zijn dus degenen die het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, de rechtvaardigen onder het volk.
Deze vraag komen we meer tegen in Oude Testament. Maleachi (= mijn bode of mijn engel) schrijft hierover: "Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere, Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten. Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers" (Mal. 3:1 en 2). Het gaat hier ook over de dag van toorn en over standhouden.
"Bij die aanblik siddert de aarde, beeft de hemel. Zon en maan worden in zwart gehuld en de sterren trekken hun licht in. En de HEERE laat Zijn stem klinken voor Zijn leger uit, want Zijn leger is zeer groot, ja, machtig is Hij, Die Zijn woord ten uitvoer brengt. Groot is immers de dag van de HEERE en zeer ontzagwekkend. Wie zal hem kunnen verdragen?" (Joël 2:10 en 11). Wanneer de Heere Jezus Christus terugkeert naar Zijn volk, is de grote vraag: Wie blijft er staande? In Openbaring wordt je bepaald bij het antwoord: de 144.000 en de schare die niemand tellen kan. Deze twee groepen worden genoemd, maar het kunnen er nog veel meer zijn.
Hoofdstuk 7
Dit hoofdstuk is een uitstapje uit de verhaallijn, het is het antwoord op de vraag: Wie kan staande blijven? De 144.000 en de verdrukten (menigte die niemand kan tellen uit de grote verdrukking).
7:1
Vier hoeken – De vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde (vgl. 20:8). De vier hoeken zouden kunnen duiden op de tijd dat het land één geheel was, voordat de aarde verdeeld werd (Gen. 10:25). Het woord voor hoek (Grieks: gonia) wordt vaak vertaald met hoeksteen: "Hebt u ook dit Schriftwoord niet gelezen: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden" (Mark. 12:10). Maar het wordt ook vertaald met uithoek: "Want de koning heeft weet van deze dingen. Ik spreek daarom ook vrijmoedig tot hem, want ik ben ervan overtuigd dat niets van deze dingen hem ontgaan is; het is immers niet in een uithoek gebeurd" (Hand. 26:26). In de Septuagint: "En zie, een hevige stormwind kwam van over de woestijn en trof de vier hoeken van het huis, en het viel boven op de jonge mensen, zodat zij stierven; en ík ben maar als enige ontkomen om het u te vertellen" (Job 1:19). De Bijbel spreekt over vier hoeken der aarde, maar ook over de vier einden der aarde en over de einden van de hemel. De einden der aarde zijn de einden van de hemel. Bij Job zie je dat de vier hoeken eigenlijk het hele huis betekenen. Dus ‘de vier hoeken van de aarde’ betekent simpelweg: de hele aarde.
7:3
Dienaren – Dienstknechten (vgl. 1:1). Zij verkondigen het evangelie tijdens de grote verdrukking en het gevolg is een menigte die niemand tellen kon. "En de HEERE zei tegen Hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden" (Ezech. 9:4).
Verzegeld – De 144.000 krijgen een zegel op hun voorhoofd. Er wordt ook gesproken over het merkteken van het beest, maar er is dus ook een zegel van God. De 144.000 zijn dienstknechten van God en worden door het zegel beschermd. Met hen kan niets gebeuren. Het zegel van God is sterker dan het merkteken van het beest. Het woord merkteken is charagma (vgl. karakter) en betekent indruk, afdruk, gravuursel, sculptuur, het is een zichtbaar teken (zie 13:16). Het woord voor zegel is sphrachis en betekent inscriptie, indruk of afdruk. Het kan een fysiek zegel zijn (de zegels op de boekrol) of overdrachtelijk gebruikt worden voor de verzegeling van de 144.000 (zie 14:1). Paulus gebruikt ook dit woord voor zegel: "het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid" (Rom. 4:11b; vgl. 1 Kor. 9:2; 2 Tim. 2:19). Bij de boekrol gaat het om de fysieke zegels. Wij, gelovigen die behoren tot het Lichaam van Christus, zijn ook verzegeld: "In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid" (Efe. 1:13 en 14); "En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing" (Efe. 4:30). Als ons aardse bestaan eindigt en wij in de hemel onze ogen openslaan, dragen wij dat zegel.
7:4
144.000 – Ze komen uit de stammen van Israël. Dus niet de kerk. Ze bestaan tijdens de grote verdrukking en zijn waarschijnlijk vóór die tijd verzegeld. Ze komen uit alle stammen behalve uit de stam Dan. Er zijn verschillende opsommingen in de Bijbel van de twaalf stammen. Deze lijst wijkt af. Dan en Efraïm ontbreken. Uit Dan kwam de eerste godslasteraar voort (Lev. 24:11). In de tijd van de Richteren zijn de stammen Dan en Efraïm de eerste stammen die afgoderij plegen en daarom moeten ze afgezonderd worden van de overige stammen (Deut. 29:17-21). De 144.000 treden op in een tijd van de grootst mogelijke afgoderij, het gaat niet om een verzonnen afgod, maar om de tegenstander van God, die zich openbaart in het beest (Opb. 13). Er is nu niet meer bekend wie tot deze twaalf stammen behoren.
7:9
Palmtakken – De palmboom is een type van Israël met betrekking tot het koningschap. Bij het Loofhuttenfeest worden palmtakken gebruikt. Het Loofhuttenfeest is een voorafschaduwing van het koninkrijk in de toekomst. "Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij de takken van de palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël!" (Joh. 12:12 en 13). Foto p 20-23 palmboom
Kenmerken *) van de menigte:
*) Niemand kon hen tellen – Dat ligt aan de beperktheid van de mens, als je heel je leven telt, dan ben je nog niet klaar. Het betekent niet dat het ontelbaar is. "En Ik zal uw nageslacht maken als het stof van de aarde; als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, dan zou ook uw nageslacht geteld kunnen worden" (Gen. 13:16). Het gaat hier om het aardse nageslacht van Abraham (letterlijke nakomelingen, gelovig en ongelovig). Er wordt ook gesproken over de vier windrichtingen en lengte en breedte, het is horizontaal.
Na de gerechtigheid door geloof krijgt Abram een nieuwe belofte: "Toen leidde Hij hem naar buiten en zei: Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als u ze kunt tellen. En Hij zei tegen hem: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn" (Gen. 15:5). Hier gaat het om gelovig nageslacht. Het gaat dan om lengte, breedte en hoogte. Deze drie dimensies worden ook genoemd bij het nieuwe Jeruzalem. Voor de mens zijn de sterren niet te tellen, maar voor God is dat geen probleem: "Hij telt het aantal sterren, Hij noemt ze alle bij hun naam" (Ps. 147:4). Bij het offeren van Izak worden deze twee beloften samengevoegd: "Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent" (Gen. 22:16-18).
*) Uit alle naties – Het gaat niet om alle heidenen, vergelijk de mannen van Israël in Handelingen 2. "Simeon heeft verteld hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen" (Hand. 15:14), hier gaat het ook niet om alle mensen. Het volk is verstrooid onder de heidenen, dus verzamelt God het uit de heidenen, maar het gaat om Israël, de tien stammen die verstrooid zijn bij de ballingschap en de Joden. Nu zijn er in Israël ook heel veel Joodse mensen die een andere moedertaal hebben.
7:10
*) De menigte is gered - Door het bloed van het Lam (7:14).
7:14
*) De grote menigte die niemand kan tellen komt uit de grote verdrukking – Zij leven tijdens de grote verdrukking, maar zijn omgekomen. Het is een situatie waarin het volk Israël 3,5 jaar verblijft. Er zijn volgens onze maatstaven heel veel volken in verdrukking. Maar we moeten kijken naar wat het Woord zegt. Het gaat om dé grote verdrukking. De Heere Jezus zegt: "Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal" (Matt. 24:21). Ook Daniël noemt dit: “Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd. In die tijd zal uw volk ontkomen: ieder die gevonden wordt, opgeschreven in het boek" (Dan. 12:1b). De tijd van grote verdrukking maakt onderdeel uit van het oordeel van God. Het is het begin, ook bekend als “een tijd van benauwdheid voor Jakob (Jer. 30:7). "Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God …" (1 Pet. 4:17a). Na die tijd is de openbaring van Christus en dan wordt de toorn geopenbaard. Dat is het volgende deel van het oordeel. Dit oordeel gaat over de tegenstanders van God, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, o.a. over Babel.
Is er een reden voor de grote verdrukking? Zie ook 13:15. In de tijd van Richteren werd het volk twaalf keer door de HEERE in verdrukking gebracht vanwege hun ongehoorzaamheid. De Heere gebruikte hiervoor de tegenstanders van dat moment. "En de Israëlieten deden wat slecht was in de ogen van de HEERE, en zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en de gewijde palen. Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij leverde hen over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië. En de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar. Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE. En de HEERE deed voor de Israëlieten een verlosser opstaan, die hen verloste: Othniël, de zoon van Kenaz, de broer van Kaleb, die jonger was dan hij" (Richt. 3:7-9). Het volk zat acht jaar in verdrukking. De gelovigen hadden het meest last van de verdrukking. Als de richter verlost, dan hebben ze rust zolang de richter leeft, daarna vervallen ze weer in het oude patroon. Dit is een beeld voor de toekomst: Israël komt in de verdrukking en God zal Zijn Verlosser sturen: "En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob" (Rom. 11:26). De volken zullen denken dat ze in eigen kracht tegen Israël strijden, maar de HEERE zegt: "Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem" (Zach. 14:2). De verdrukking komt aan de ene kant om het oordeel te kunnen geven en aan de andere kant om de gelovigen de Heere te laten aanroepen, want wie dat doen, zullen behouden worden. Uit Jakobs benauwdheid zal het gelovige deel voortkomen, het verwijst naar de strijd van Jakob met God; hij worstelde met God bij de rivier de Jabbok, nadat hij heel zijn bezit overgezet had naar de overkant (Gen. 32). Na de worsteling krijgt hij een nieuwe naam: Israël. Vandaag heeft het volk eigenlijk niet het recht zich ‘Israël’ te noemen, ze zijn eigenlijk ‘Jakob’ (= hielenlichter), maar als ze de HEERE aanroepen en uit de verdrukking voortkomen dan zijn ze Israël (= strijder van God).
7:16
*) Geen honger en geen dorst.
7:17
Het Lam zal hen weiden – Het Lam is de Goede Herder Die Zijn volk leidt. Het volk Israël is het schapenvolk (vgl. Jer. 50:6). De HEERE zal het huis van Juda en het huis van Israël samenvoegen tot één kudde.
*) Tranen van de ogen gewist.
Hoofdstuk 8
8:1
Zevende zegel – Het Lam opent het zevende zegel en dat blijkt zeven bazuinen te bevatten.
8:5
Wierookvat – De engel vult het wierookvat, dat is een taak van een priester. Engelen zijn dienende geesten. Na de bliksemstralen, donderslagen en stemmen uit 4:5 wordt bij het zevende zegel ook nog een aardbeving genoemd (vgl. 11:19 en 16:18).
8:7
Aarde – kan ook vertaald worden met ‘land’, het gaat dan om het land Israël en wellicht de landen eromheen.
Hagel met bloed – we weten niet precies wat Johannes gezien heeft. We gaan in principe uit van de normale, letterlijke betekenis, maar bij visioenen is dat wat lastiger. Bijvoorbeeld ‘het beest uit de zee’ staat overdrachtelijk voor een leider uit de volken.
8:8
Berg – iets als een grote berg, het zag er zo uit, maar we weten niet wat het is. We hoeven het niet zelf in te gaan vullen.
Zee – niet alle zeeën, er staat: de zee (vgl. Exod. 7:17; Ps. 78:44). God verandert water in bloed, omdat het bloed van heiligen en profeten vergoten is (zie 16:6). De zee is waarschijnlijk de Middellandse Zee.
Bloed – hier gaat het wel letterlijk om bloed.
8:9
Schepen – "Want de dag van de HEERE van de legermachten zal zijn … tegen alle schepen van Tarsis en tegen alle koopvaardijschepen met kostbare lading" (Jes. 2:12-16). Tarsis ligt aan de Middellandse Zee. Er gaan veel zeer grote schepen door het Suezkanaal naar en van de Middellandse Zee.
8:11
Alsem – Dit is een gif dat verlammend werkt. "Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik geef hun, dit volk, alsem te eten en galwater (gifsap N.B.G.–’51–vertaling) te drinken" (Jer. 9:15).
8:12
Sterren – er zijn nog sterren, dus niet alle sterren zijn gevallen bij het zesde zegel. "Zie, de dag van de HEERE komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om van het land een woestenij te maken en zijn zondaars eruit weg te vagen. Ja, de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden zullen hun licht niet laten schijnen, de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt, en de maan zal haar licht niet laten schijnen" (Jes. 13:9 en 10). Deze tekenen aan de hemel gebeuren, want "De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen" (Ps. 19:2). De Heere Jezus zegt hierover: "En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven. En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden" (Luk. 21:25 en 26). De mensen zullen het meemaken en het is onvoorstelbaar.
8:13
Engel – sommige handschriften hebben in plaats van engel het woord arend.
Hoog aan de hemel – In 14:6 zien we nog een engel die hoog vloog.
Wee, wee, wee – Deze drie weeën zijn de vijfde, zesde en zevende bazuin. Ze hebben alle drie betrekking op de tijd van de grote verdrukking. Horen ze dit over de hele wereld of alleen in de regio van Israël?
Hoofdstuk 9
9:1
De vijfde bazuin – Dit is de eerste wee en het midden van de laatste jaarweek, dus het begin van de grote verdrukking, Jakobs benauwdheid.
De ster die uit de hemel valt – Dit is waarschijnlijk de opperengel, satan. Net als de draak die uit de hemel werd neergeworpen (12:9).
Sleutel – De ster / engel had de sleutel niet, het werd aan hem gegeven.
Afgrond – Later meer hierover bij hoofdstuk 20.
9:2
Opende de put – Hier gaat de afgrond open in hoofdstuk 20:3 gaat de afgrond dicht.
Rook van de put – Heeft te maken met oordeel. "Hij (Lot) keek uit over Sodom en Gomorra en over heel het gebied van de vlakte. En zie, hij zag dat er rook van dat land opsteeg, zoals de rook van een oven" (Gen. 19:28).
9:3
Sprinkhanen – Dit zijn de boze machten die op de aarde komen. Sprinkhanenplagen zijn er altijd tussen mei en september, dat is vijf maanden (9:5). Foto p 20-23 Sprinkhaan
Macht – Dit is volmacht. God geeft hen die macht, God gebruikt hen. God oordeelt Israël en de volken en gebruikt de boze (machten) daarvoor. Zie ook Joël 2:10 en 11. Joël verklaart de dingen niet, maar er zijn veel overeenkomsten met Openbaring. Een ander voorbeeld is : 1 Koningen 22:19-22. Hier zie je dat een geest naar voren treedt en in de mond van profeten een leugengeest wordt, waardoor er grote misleiding komt, omdat ze denken dat het van de HEERE is, maar het is niet de waarheid. God staat dit toe. We zien ook bij Job dat de satan ruimte krijgt om hem aan te vallen.