In Handelingen 2:24 lezen we namelijk het volgende: "God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden." De dood kon Hem niet vasthouden, dat was onmogelijk. Dit roept de vraag op: waarom was dat niet mogelijk? Geldt dat ook voor ons, gelovigen in deze tijd, die tot de gemeente, het lichaam van Christus behoren?
De historische context is dat de Heere werd overgeleverd en aan het kruis genageld. Dit was volgens het raadsbesluit van God, het was de bedoeling. De Heere Jezus kwam om te verlossen. We begrijpen misschien niet waarom het op deze manier is gebeurd, maar het staat zo in de Bijbel, het is zo gegaan en het moest zo gaan. Op de derde dag is Hij opgestaan, de weeën van de dood zijn losgemaakt.
Naar de Schriften
In de eerste plaats kon de dood Hem niet vasthouden, omdat al geprofeteerd was, dat Hij zou opstaan en de Schrift moest vervuld worden. Petrus citeert David in Psalm 16 niet voor niets. David was een profeet. God had aan David een eed gezworen dat uit zijn lendenen iemand zou voortkomen die op de troon zou zitten. David was geïnspireerd door de Geest van God toen hij de psalmen schreef. Duizend jaar voordat de Heere Jezus leefde, had hij al geschreven wat er zou gebeuren. Paulus bevestigt dit ook: "Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften" (1 Kor. 15:3 en 4). De Schriften bestaan uit de Wet, de Psalmen en de Profeten. Psalm 16 is zo’n profetie die daarop betrekking heeft. Petrus citeert David als hij in deze psalm zegt: "Ik zag de Heere altijd voor mij, want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen. Daarom is mijn hart verblijd en mijn tong verheugt zich; ja, ook zal mijn vlees rusten in hoop, want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten en Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien” (Hand. 2:25-27).
De vertalers hebben ‘Heilige’ met een hoofdletter geschreven, er -terecht- van uitgaande dat David profetisch spreekt over de Messias. Ook dit Schriftwoord is dus vervuld. De geschiedenis van Jona is ook een profetisch teken over dood en opstanding. God zegt wat Hij bedoelt en Hij bedoelt wat Hij zegt, de Schriften vertellen de waarheid. Het grootste deel van de profetieën zijn al tot in detail vervuld. Maar in de toekomst moeten ook nog profetieën vervuld worden. De wereld zal zich gaan ontwikkelen, zodat het in de setting van het profetisch woord komt, zoals in Openbaring beschreven. Dat gaat allemaal nog gebeuren.
Doe dit en u zult leven
Er is nog een reden waarom de dood Hem niet kon vasthouden. De dood is: afgescheiden worden van het leven. Toen we geboren werden, hebben we het leven ontvangen. God heeft de mens gemaakt uit het stof van de aarde en blies Zijn Geest in hem en "zo werd de mens tot een levend wezen" (Gen. 2:7). We komen allemaal uit Adam voort en dat leven zit in ons, maar dat is tijdelijk. Elk jaar vieren we dat we dichter bij het einde zijn gekomen. Als je een gelovige bent en je weet dat je in Christus het onvergankelijke leven hebt ontvangen, dan hoef je het niet zo erg te vinden dat het einde naderbij komt.
Wat de mensen in het algemeen betreft, zegt de Bijbel: "… het is voor de mensen beschikt dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt" (Hebr. 9:27).
In Openbaring 20:12 lezen we: "En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken."
In Romeinen 6:23 staat: "Want het loon van de zonde is de dood." De zonde is in het menselijk geslacht gekomen bij de zondeval en daarmee is de dood in het menselijk geslacht gekomen: "Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben. Want totdat de wet er kwam, was er wel zonde in de wereld. Zonde wordt echter niet toegerekend als er geen wet is. Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou" (Rom. 5:12-14).
In Adam hebben allen gezondigd. Pas bij Mozes kwam de wet. De wet zegt: doe dit en je zult leven, maar vanwege de zonde in de mens, is hij/zij niet in staat om te doen wat de wet zegt. De wet is goed, maar de mens kan hem niet ten volle houden. De gerechtigheid om bij God te kunnen zijn, kunnen we niet bewerken vanuit het vlees. De Joden trachtten een gerechtigheid uit de werken der wet te realiseren, maar dat is een doodlopende weg, zoals Paulus o.a. in de Romeinenbrief uitgebreid aantoont.
De kerk heeft later ook geprobeerd om via goede werken van de zonde af te komen. Eveneens tot mislukking gedoemd, want de zonde zit in de mens vanaf de geboorte. Het is een onoplosbaar probleem. Ook al zouden we een dag niet zondigen, toch blijven we een zondaar. Toen de wet kwam, werd de zonde zichtbaar, de wet doet de zonde kennen (Rom. 7:7). En op de overtreding volgt de straf. De Heere Jezus, de Zoon van God, Die er vanaf het begin was, is geboren uit Maria, een afstammeling van Adam, maar Hij is verwekt door de Geest van God. "En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden" (Luk. 1:35). De zonde was daarom niet in de Heere Jezus en Hij is gekomen om de wet te vervullen (Matt. 5:17). En de wet zei: doe dit en je zult leven. En de Heere Jezus heeft het gedaan, voor de volle honderd procent. Hij heeft nooit gezondigd, noch in Zijn daden, noch in Zijn gedachten, noch in Zijn woorden. Hij was geen zondaar en Hij heeft alle gerechtigheid van God vervuld. Hij handelde in overeenstemming met de wet, zoals God het had bedoeld voor het volk Israël. Hij volbracht op volmaakte wijze de wil van God en was gehoorzaam tot de dood (Fil. 2). Hij heeft de wet vervuld en kon derhalve ook hierom niet door de dood worden vastgehouden.
Uit God geboren
Johannes, een ‘apostel der besnijdenis’, richtte zich in zijn brieven met name tot zijn Joodse volksgenoten, tot Israël, en hij schreef: "Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is. Ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid; want de zonde is de wetteloosheid. En u weet dat Hij geopenbaard is om onze zonden weg te nemen; en zonde is er in Hem niet. Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend. Lieve kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt vanaf het begin. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou. Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is" (1 Joh. 3:1-9).
Het laatste vers gaat in de eerste plaats over Christus, Hij was uit God geboren. Daarom was de zonde niet in Hem en kon Hij niet zondigen. Waarom moest de Heere dan toch sterven, want de dood is toch loon van de zonde? En Hij heeft niet gezondigd!
Toch moest Hij naar de raad van God sterven om het zondeprobleem op te lossen. De Heere Jezus Christus is ook de Zoon van Adam, de Zoon des mensen (2e naamval: de zoon van de mens). "Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou" (Rom. 5:14). De Heere Jezus was de laatste Adam, de erfgenaam van Adam (1 Kor. 15:45). Hij is de Zoon van David om de troon te bezitten en de Zoon van Abraham om het land te bezitten. De dood van de Heere Jezus was een offer, een losprijs. Voor Hemzelf was er geen reden om te sterven. Hij is lichamelijk wel gestorven, maar Hij bleef in leven: “U zult mijn ziel in het graf niet verlaten”, lazen we al in Handelingen 2:27. In Openbaring 1:17b en 18a zegt de opgestane en verheerlijkte Christus: "Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen"
Bijzonder: Hij is de Levende, die (lichamelijk) dood geweest is en weer levend werd.
Toen Hij stierf, werd Hij afgesneden van het leven op aarde (Jes. 53:8). Na de uitroep “Het is volbracht”, gaf Hij Zijn geest over in de handen van de Vader. "En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest" (Luk. 23:46). Hij is de enige Die Zelf Zijn geest kon geven. "Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef om het opnieuw te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf; Ik heb macht het te geven, en heb macht het opnieuw te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen" (Joh. 10:17 en 18). Dit kon Hij, omdat Hij de Levende is. Daarom was het voor de dood onmogelijk om Hem vast te houden.
Kan de dood ons vasthouden?
Hoe zit het dan met ons als gelovigen en leden van het lichaam van Christus? Ons leven moet ook een keer afgelegd worden. Maar God "… heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus" (Efe. 2:6). Alles wat wij bezitten, bezitten wij in Hem. "Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden" (2 Kor. 5:17). Gelovigen hebben deelgekregen aan de Heere Jezus Christus, niet alleen wat betreft de vergeving van onze zonden, maar ook als het gaat om Zijn dood en opstanding. "U bent immers met Hem begraven in de doop (bedoeld is hier: de doop in de dood), waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt" (Kol. 2:12).
We zijn nog niet opgestaan, want opstanding heeft te maken met het lichaam. We zijn wel met Hem opgewekt, we hebben het nieuwe leven ontvangen. "In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid" (Efe. 1:13 en 14).
De eerste gave is de geest en de volgende gave is de verlossing van ons lichaam (Rom. 8:23). Dat gebeurt op het moment dat we dit aardse lichaam afleggen. "Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" (Kol. 1:13). We zijn getrokken uit de macht van de dood. Omdat we in Hem geloven, zijn we één gemaakt met Hem en zijn we naar de geest gesproken uit God geboren. Die uit God geboren is, kan niet zondigen. Alles wat we doen in het leven dat in het gebied van de zonde ligt, komt voort uit het vlees, de oude mens. Maar het vlees is bezig om te verdwijnen. We zijn met Christus gestorven. "Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde" (Rom. 6:7). Zolang we dit lichaam hebben, zullen we in de praktijk nog zondigen. Maar zodra we dit lichaam afleggen, ontvangen we een opstandingslichaam, een verheerlijkt lichaam. We zullen dan lichamelijk aangepast worden aan de positie die we geestelijk nu al bezitten. God ziet ons, als Zijn kinderen, niet meer aan als zondaars in Adam, maar als verlosten in Christus. Zo kent God ons. Daarom kunnen wij met Paulus zeggen: "Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst" (Fil. 1:21) en "… ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste" (Fil. 1:23b). Maar zolang wij hier nog zijn, mogen we van Hem getuigen.
De dood heeft daarom ook op ons geen vat meer. We zullen lichamelijk sterven, maar het leven dat wij in Christus hebben ontvangen, blijft. Dat leven breekt door de dood heen om vervolgens in het verheerlijkte lichaam het onvergankelijke leven uit te leven en voor altijd met Hem zijn.
Het is wel anders dan bij Christus, Zijn lichaam heeft geen ontbinding gezien, dat zal met ons lichaam wel gebeuren. Dat vergaat tot stof. Maar God heeft een opstandingslichaam bereid, een nieuw kleed voor onze geest. Het is zoals Paulus schreef: "Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien tot op de dag van Jezus Christus" (Fil. 1:6). Niet: tot de dood, maar: tot op de dag van Christus, de dag van de verheerlijking. En tenslotte: "Wanneer Christus verschijnt, Die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Kol. 3:4 – NBG-’51).